ALGEMENE RECHTSLEER
Inhoudsopgave
Inleiding: een moeilijke vraag.......................................................................................... 2
Titel 1: Fundamentele transformaties van de mensenmaatschappij...............................3
Mensen zijn sociale wezens..........................................................................................3
Jagers-voedselverzamelaars......................................................................................... 5
Chiefdoms.................................................................................................................... 7
Rijken (beschavingen/empires).....................................................................................8
Moderne staten.......................................................................................................... 10
Titel 2: Kenmerken van het recht..................................................................................15
Twee benaderingen.................................................................................................... 15
H1: Gericht op of voortvloeiend uit een normatieve ordening....................................16
H2: Al dan niet van institutionele oorsprong...............................................................21
H3: Afdwingbaar......................................................................................................... 21
H4: Gericht op of voortvloeiend uit een ‘juiste’ ordening............................................26
Deel 2: Functies en finaliteit van het recht (p.105-150)..................................51
Titel 1: Functies van het recht.......................................................................................51
H1: Gedragsafstemming............................................................................................. 52
H2: Besluitvorming binnen de groep..........................................................................63
Titel 2: Finaliteit van het recht.......................................................................................65
H1: Codificatie............................................................................................................ 65
H2: Modificatie............................................................................................................ 66
Deel 3: Normen en hun samenleving (p.151-230)...........................................75
Titel 1: Wat is een (rechts)norm?..................................................................................75
H1: Descriptieve vs prescriptieve normen..................................................................75
H2: Talige uitdrukkingen van normen.........................................................................80
Titel 2: Algemene bestanddelen van rechtsregels.........................................................91
H2: Normbestemmeling.............................................................................................. 92
H3: Voorgeschreven gedraging..................................................................................93
H4: Modaliteiten....................................................................................................... 102
H5: Geviseerde feitelijke situatie (GFS)....................................................................114
H6: Concretiseringsgradaties....................................................................................116
Titel 3: De samenhang van rechtsregels: recht als systeem?......................................119
inleiding.................................................................................................................... 119
H1: Recht als dogmatisch systeem...........................................................................120
H2: Recht als sociaal systeem..................................................................................123
H3: Recht als chaotische janboel..............................................................................126
H4: Twee metaforen................................................................................................. 127
Afsluitende bedenking.............................................................................................. 130
DEEL 1: WAT IS RECHT? (P11-104)
1
,Les 1: p.11-29
INLEIDING: EEN MOEILIJKE VRAAG
Er zijn heel veel ≠ definities van recht maar geen een die alle soorten omvat
Elke definitie beschrijft dus maar één bepaald soort recht
MAAR is er uberhaupt een definitie nodig? JA want:
Rechter moet ‘het’ recht toepassen, interpreteren en verder ontwikkelen
o Daarvoor moet hij weten wat er precies onder dat recht valt
Onderzoek naar ‘het’ recht riskeert verkeerd te worden begrepen zonder
begripsomschrijving
in andere vakgebieden is er geen behoefte aan een definitie
Bv. chemie: een chemicus kan perfect werken als chemicus zonder zich ooit af te
vragen wat precies ‘de chemie’ is
Twee opvattingen
1. Essentialistische opvatting
Recht = heeft een essentie
Recht = heeft een kernelement dat altijd en overal aanwezig is en dat toelaat ‘recht’
te onderscheiden van andere fenomenen en regels bv. religieus geïnspireerd recht
2. Conventionalistische opvatting
Recht = een conventie of afspraak + is standpunt- of maatschappijafhankelijk
Recht heeft geen essentie
Brian Tamanaha: recht is eender wat mensen door hun sociale praktijken
identificeren en behandelen als recht
Recht vergelijken met families
o Recht kent vele vormen die als familieleden van elkaar zijn
o Alle leden delen niet per se één kenmerk of eigenschap maar zijn wel
verwant aan elkaar
Zijn zoals heel wat overlappende cirkels
2
, Grootste kritiek tegen de essentialistische opvatting
o Of iets als recht geldt hangt af van het familielid dat men voor ogen
heeft
Recht vergelijken met een spel
o Niet alle spelen hebben dezelfde harde kern
Bv. dobbelspelen, kaartspelen, sportspelen, balspelen
Recht = standpunt- of maatschappijafhankelijk
o Wat recht is hangt dus af van standpunt dat men inneemt over het begrip
recht + van omschrijving die men aan recht geeft
Maakt het zo moeilijk om een sluitende definitie van recht te geven
Bv. is abortus toegelaten volgens het recht? DAN
eerst kijken welk recht ‘het’ recht is.
Volgens M1 (religieus recht) Neen, want wie dat zegt heeft
duidelijk de essentie van recht niet begrepen
Volgens M2 (Belgisch statelijk recht) Ja, onder bepaalde
voorwaarden
!! Niet spreken over wat geldt als recht zonder zelf standpunt in te nemen over wat recht
is
bij chemie is de inhoud van het onderzoeksobject standpuntonafhankelijk (altijd gelijk
+ antwoord verandert niet door een ander standpunt in te nemen)
Bv. de chemische samenstelling van water is altijd en overal dezelfde, dat is ook zo in
duitsland of in verre land en zal ook in de verre toekomst nog zo zijn
Gevolgen van de conventionalistische opvatting
Recht = relatief naar plaats en tijd
Er is geen universeel en tijdloos criterium
Er zijn veel ≠ vormen van recht ontstaan doorheen de tijd en geografische ruimte
o Die wijzigen door sociale, culturele, economische, politieke, ecologische en
technologische ontwikkelingen
Recht = een sociale constructie (geconstrueerd door handelingen van mensen) met een
geschiedenis
Moeten we nu zwijgen over recht?
Neen MAAR wel andere focus
Niet op essentie van recht/recht in zijn universele en tijdloze geheel
Wel op diverse kenmerken die men ermee in verband brengt
TITEL 1: FUNDAMENTELE TRANSFORMATIES VAN DE MENSENMAATSCHAPPIJ
MENSEN ZIJN SOCIALE WEZENS
3
, = ons leven krijgt betekenis in relatie tot anderen
Sociale ontwikkeling binnen een gemeenschap is het gevolg van
1. Materiële facetten
Bv. ecologische, technologische en economische grondstoffen
2. Ideële facetten
Bv. kennis, overtuigingen, waarden, concepten, gewoonten…
3. Sociale instituten = patronen van sociale orde die maatschappelijke behoeften
lenigen
Bv. gezin door middel van gezin tegemoet komen aan sociale en emotionele
behoeften (plicht om voor ontplooiing te zorgen), economische behoeften
(onderhoudsplicht, erfrecht…),kinderopvang, onderwijs, gezondheidszorg, sportclub…
Sociale praktijken = alledaagse handelingen en de manier waarop die gebruikelijk
worden verricht in een (groot deel van een) bepaalde maatschappij =
gedragspatronen
is een soort van ongeschreven regel die zegt hoe je je moet gedragen
Bv. schaken, met anderen wachten in de wachtkamer bij de dokter, ruzie maken,
ruzies oplossen, op restaurant/café gaan, allerlei feesten vieren, op kraambezoek
gaan: het is de sociale praktijk om niet te zeggen dat het een lelijke baby is
Niet elke gemeenschap is sociaal even complex
Kleinere gemeenschap leider kan rechtstreeks zeggenschap hebben over alle leden
van de gemeenschap
Grotere gemeenschap meer organisatorisch uitgewerkt (veel ≠ niveaus die met elkaar
intrageren) DUS hiërarchie is hier noodzakelijk om binnen de gemeenschap beslissingen
te kunnen nemen en die te kunnen implementeren
Elke gemeenschap neemt basisbehoeften van de maatschappij voor haar rekening
Bv. watervoorziening, voedselbedeling, huisvesting, de productie en verdeling van
goederen en diensten, transport en handelsfacilitiering, afvalbeheer, efficiënte
communicatie, bescherming van gezondheid en veiligheid, het behoud van interne orde,
de coördinatie van gedrag ten dienste van gezamenlijke projecten en de verdediging
tegen buitenstaanders
In complexere samenlevingen taken vaak uitgevoerd door sociale instituten die
georganiseerd zijn in functie van die basisbehoeften
Gevolg: steeds meer heterarchisch en hiërarchisch georganiseerde instituten van
samenwerkende gemeenschapsleden om op een gecoördineerde wijze in die
basisbehoeften te voorzien
Twee vormen van specialisatie
4