SAMENVATTING MARKTEN EN PRIJZEN - LEERPADEN EN MODULES
MODULE 0 Inleiding
Wat is economie?
• Economie (‘economics’) vs de economie (‘the economy’)
• Studieonderwerp van economie:
• in enge zin: “Economics is the study of the economy”
• in brede zin: “Economics is what economists do”
§ de economie (consumptie, productie, markten, etc), maar ook
§ onderwijs, criminaliteit, fertiliteit, etc.
• Niet zozeer het onderwerp, maar specifieke invalshoek bepaalt essentie van economie als
wetenschap
• Keuze economische agenten, gebaseerd op voorkeuren en beperkingen, staat centraal in
economie als wetenschap
• Economische agent (homo economicus) maakt rationele keuze:
• beste keuze (volgens voorkeuren)
• uit mogelijke keuzes (bepaald door beperkingen)
• Rationaliteit gaat niet over inhoud voorkeuren; rationeel ≠ egoïstisch
• Model, voorspelling en data essentieel (descriptief / positief)
• Naast bestuderen keuze, ook evaluatie en eventuele bijsturing resulterende uitkomst
(evenwicht) essentieel:
• is uitkomst ‘goed’? Zo nee, hoe ‘beter’ doen?
• voor evaluatie en bijsturing: weten wat ‘goed’, ‘beter’, ‘best’ is (prescriptief /
normatief), wat is welvaart?
• Minimaal veronderstellen economen Pareto principe:
• als we minstens één iemand beter af kunnen maken
• zonder anderen slechter af te maken
• dan is het een verbetering
• dat niet meer mogelijk => Pareto- efficiënte situatie
• Minimaal omdat Pareto geen uitspraken kan doen over (her)verdeling -> bijkomende
ethische principes nodig
Economie is de wetenschap die
• keuzes rationele economische agenten (gezinnen, bedrijven, overheid) én hun interacties
bestudeert
• resulterende maatschappelijke uitkomst evalueert en indien nodig, voorstellen doet ter
bijsturing
Economie is zowel een positieve als normatieve wetenschap
Hoe welvarend zijn we?
,• Welvaart in maatschappij hangt af van behoeftebevrediging (via consumptie) leden
• Consumptie vaak in gezinsverband, echter consument ≠ gezin
• Vaak niet volledige inkomen geconsumeerd:
• niet-geconsumeerd deel van het inkomen -> sparen
• sparen = ‘uitgestelde’ consumptie
• Consumere betekent ‘verteren, vernietigen, verkwisten’, maar niet alle goederen vernietigd
op moment zelf
• duurzame goederen zoals kleding, auto …
• bv auto: zowel consumptie- als spaarcomponent
• Producere betekent ‘voortbrengen, grootbrengen’
• Productie omvat alle activiteiten waardoor
• goederen en diensten tot stand gebracht en
• op gepaste tijd en plaats ter beschikking gesteld
• Productieproces zet inputs om in output
• Inputs onderverdeeld in
• lopende inputs bv grondstoffen en hulpstoffen
• productiefactoren bv arbeid en kapitaal
• Productieproces zorgt voor ‘verbetering’:
• waarde output groter dan waarde lopende inputs
• verschil tussen beide = bruto-toegevoegde waarde (waarde die arbeid en kapitaal
toevoegen)
• Indien we depreciatie aftrekken van bruto-toegevoegde waarde -> netto-toegevoegde
waarde
• Netto-toegevoegde waarde is
• wat productiefactoren (arbeid en kapitaal) hebben toegevoegd
• en aan hen kan uitgekeerd worden als vergoeding
• Cruciale identiteit tussen inkomen en toegevoegde waarde
• indien uitbater = eigenaar kapitaal => verdient TW
• Indien uitbater ≠ eigenaar kapitaal => opsplitsing:
§ loon als vergoeding voor uitbater (en, eventueel, werknemers)
§ huur, intrest of dividend (winstuitkering) voor eigenaar kapitaal
• Intermediaire vs finale goederen
• Bbp = bruto binnenlands product (in regio & tijdens periode)
= som van alle toegevoegde waardes
= marktwaarde alle finale goederen en diensten
• meet de grootte economie / economische activiteit
• Welvaart onder meer bepaald door het inkomen
• Bbp is ruwe indicator totale inkomen in land (bbp per capita is dan ruwe indicator voor
gemiddelde inkomen)
• Echter, ‘kijk op welvaart’ doorheen tijd voor verschillende landen kent problemen:
• inflatie => hoe vergelijk je bbp doorheen tijd?
, • prijsverschillen => hoe vergelijk je bbp tussen verschillende landen?
• Gebruik van koopkrachtpariteiten (ppp): eenheid = 1990-ppp-dollar = koopkracht met 1 US$
in 1990
• Economische groei is
• wijziging bbp per capita (<> niveau)
• gedurende bepaalde periode in bepaalde regio
• meestal als percentage uitgedrukt
• Groei kan negatief zijn als bbp krimpt -> economische recessie
• Bbp ontworpen om economische activiteit te meten, niet zozeer welvaart -> daardoor aantal
problemen
• Bbp per capita
• meet alle economische activiteit, ook “verwerpelijke” activiteit (bv illegalie activiteiten,
prostitutie, luchtvervuiling, sigaretten…)
• is gemiddelde en zegt dus niets over verdeling (kan lager gem zijn maar beter verdeeld
dankzij sociale instellingen en vermogensbelastingen)
• is niet enige indicator van welvaart (gezondheid, scholing, levensverwachting…)
• maakt ons misschien niet gelukkiger
Waarom zijn we zo welvarend?
• Hypothese: bbp gestegen dankzij harder werken
-> NW: daling in # uren werk
-> Bv doordat vrouw op de markt gekomen
• Niet alleen is ons bbp/capita sterk toegenomen, ook vrije tijd is gestegen door
productiviteitsstijgingen …
• Decompositie van het bbp per capita:
𝐵𝐵𝑃
𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
𝐵𝐵𝑃 #𝑢𝑟𝑒𝑛 #𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔 #18 − 65𝑗𝑎𝑟𝑖𝑔𝑒𝑛
= . . . .
#𝑢𝑟𝑒𝑛 #𝑤𝑒𝑟𝑘𝑒𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑏𝑒𝑟𝑜𝑒𝑝𝑠𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔 #18 − 65𝑗𝑎𝑟𝑖𝑔𝑒𝑛 𝑏𝑒𝑣𝑜𝑙𝑘𝑖𝑛𝑔
(1) (2) (3) (4) (5)
• (1) = productiviteit (productie per uur)
• (2) = aantal uur per tewerkgestelde
• (3) = opsplitsing werkenden vs werklozen
• (4) = opsplitsing actieve bevolking (beroepsbevolking)
• (5) = opsplitsing bevolking op werkbekwame leeftijd
• Arbeidsproductiviteit: waarde geproduceerde output uitgedrukt per uur gepresteerde arbeid
• Productiviteitsstijgingen:
• meer output met gelijke input
• gelijke output met minder input
=> vormen basis van welvaartstoenames
• Enkele cruciale factoren:
• arbeidsverdeling en specialisatie
• technologische vooruitgang
• specialisatie en handel (globalisering)
, • Speldenfabriek van Adam Smith
• 1 arbeider kan 20 spelden/dag maken … & 10 arbeiders?
• 10 arbeiders samen 48 000 spelden/dag
• Opdeling speldenfabricage in 18 handelingen:
• tijdsbesparing door beperkt aantal handelingen
• toegenomen vaardigheid in elke handeling (‘learning by doing’)
• juiste persoon op juiste plaats
• Productie verbetert nog door technologie
• Doemscenario van Malthus:
• voedsel per hoofd daalt (1, ¾, ½, …)
• leidt tot miserie (hongersnood, ziekte) & zonde (oorlog, geboortecontrole)
• Doemscenario kwam niet uit door
• geboortecontrole
• technologie
• Geschiedenis van licht:
• Lumen = maatstaf voor hoeveelheid zichtbaar licht (bv. gloeilamp van 40 watt
genereert 450 lumen)
• Lumen-uur betekent 1 lumen voor een uur lang
• Lumen-uur per werkuur meet de arbeidsproductiviteit van het genereren van licht
-> dankzij technologische vooruitgang: nu per man-uur een half miljoen keer meer licht
dan in oertijd
• Arbeidsverdeling en specialisatie
• niet alleen op niveau Adam Smiths speldenfabriek
• ook op niveau regio’s, landen, werelddelen
• Voordelen internationale handel volgens Ricardo:
• specialisatie zorgt voor toename productie
• internationale handel zorgt toename consumptie
• betrokken landen kunnen dus, in theorie, beide vooruitgaan
• Comparatieve voordelen (door verschil in opportuniteitskosten) schept potentieel voor
“specialisatie en ruil”:
• specialisatie in goed waarin beste in vergelijking met ander land
• ruil: prijs (ruilvoet) afspreken
• Waarom niet iedereen welvarend?
• geografie: bbp/cap lager rond evenaar (warm)
• cultuur (waarden, voorkeuren, etc)
-> bv Max Weber: oorsprong industrialisatie (dus econ groei) in West-Europa is terug te
voeren tot
protestantisme, dat hard werk en sparen aanmoedigt (hard werken brengt je in de
hemel)
-> iets minder pessimistisch (dan geografie), want cultuur kan ook wijzigen
• Instituties
-> 60% variatie in bbp/capita op wereldvlak is te wijten aan variatie in instituties
-> 30% - 50% variatie in instituties op wereldvlak kunnen we toewijzen aan invloed
kolonialisme