100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Historisch overzicht van de wijsbegeerte / 18/20 / 1e zit €5,89   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Historisch overzicht van de wijsbegeerte / 18/20 / 1e zit

 105 keer bekeken  4 aankopen

Samenvatting Historisch overzicht van de wijsbegeerte

Voorbeeld 6 van de 62  pagina's

  • 1 oktober 2023
  • 62
  • 2023/2024
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (1)
avatar-seller
matt6
SAMENVATTING WIJSBEGEERTE
HOOFDSTUK 1: KENNIS, WETENSCHAP EN WIJSBEGEERTE

1.1 WIJSBEGEERTE ALS WETENSCHAPPELIJKE DISCIPLINE

Wijsbegeerte, of filosofie, is de studie van die problemen waarvoor we nog geen wetenschappelijke
oplossingsmethode hebben. Ieder filosofisch werk is derhalve tendentieus. Een echt ‘objectief’ verhaal kun je
er niet in vinden, wel de opvattingen van een bepaald individu of van een wijsgerige stroming.

Dogmatisme en volstrekt relativisme hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze afstand doen van het
redelijk denken, van de rationele argumentatie. In het ene geval vindt men argumentatie overbodig, in het
andere vindt men die onmogelijk. Deze houdingen leiden veelal uiteindelijk tot intellectuele verstarring of tot
een vlucht in de kunstmatige zekerheden van pseudowetenschap, bijgeloof of sektarisme.

1.2 KENNIS, WETENSCHAP EN DE INDELING VAN DE WETENSCHAPPEN

Als kennis beschouwen we elke voorstelling, elk denkbeeld of elke overtuiging waarvan we aannemen dat die
met een zekere werkelijkheid overeenkomt. Dat ‘overeenkomen’ van overtuigingen met de werkelijkheid kan
onder meer hierin bestaan dat zij ons in staat stellen goede voorspellingen te maken over wat zal gebeuren en
dus met succes onze handelingen plannen.

Onder wetenschap verstaan we een menselijke activiteit die erop gericht is tot gesystematiseerde en
betrouwbare kennis te komen. Dezelfde term verwijst ook naar het resultaat van die activiteit in een bepaald
gebied.

‘een’ wetenschap is een geheel van uitspraken, wetten of theorieën betreffende een enigszins samenhangend
probleemgebied, die aan de volgende eisen beantwoorden:

Men kan ze mededelen (communiceren) aan andere mensen

Ze vertonen een systematisch (geordend) karakter

Er bestaat een controle op de betrouwbaarheid ervan

Alle betrouwbare kennis kan een wetenschappelijk karakter krijgen en, zodra twijfel ontstaat, is de
wetenschappelijke kennis superieur aan de alledaagse ongecontroleerde overtuigingen.

Traditioneel worden de wetenschappen op basis van de methode in twee grote groepen ingedeeld: de formele
wetenschappen en de ervaringswetenschappen:

Tot de formele of deductieve wetenschappen rekent men de logica en de wiskunde. De uitspraken of
stellingen die men erin vindt, zijn niet ontleend aan ervaring. Men vertrekt van een aantal
basisformules, die men axioma’s noemt en door logische afleiding, volgens vooraf vastgestelde regels,
komt men tot stellingen. Deze wetenschappen leren op zichzelf niets over de werkelijkheid rondom
ons, maar ze verschaffen ons wel symboolsystemen of vormen, die bruikbaar zijn om deze
werkelijkheid uit te drukken; daarom noemt men ze ‘formeel’.

, In de ervaringswetenschappen, ook empirische of inductieve wetenschappen genoemd, onderzoekt
men hoe de werkelijkheid, dat wil zeggen de totaliteit van alle dingen, in elkaar zit. Men noemt ze
ervaringswetenschappen op grond van de overtuiging dat betrouwbare kennis over de werkelijkheid
slechts bereikbaar is door een beroep te doen op ervaring. In het bijzonder betreft het
ervaringsgegevens, of ‘empirische data’, die we via zintuigen verkrijgen. De ervaringswetenschappen
kan je nogmaals in drie deelgroepen onderscheiden:

De natuurwetenschappen, zoals natuurkunde, scheikunde, biologie en geologie die de
wetten van de dode materie en van de levende wezens bestuderen.

De gedragswetenschappen of sociale wetenschappen, waarin het gedrag van de mens als
individu of in groep wordt onderzocht, zoals psychologie, sociologie en economie.

De cultuurwetenschappen, die de producten van de menselijke activiteit tot voorwerp
hebben. Hiertoe behoren filologie, kunst- en literatuurwetenschap, taalkunde,
rechtswetenschap, archeologie en geschiedenis.

1.3 NATUUR-, GEDRAGS- EN CULTUURWETENSCHAPPEN

Sommigen maken een onderscheid tussen ‘natuurwetenschappen’ en ‘geesteswetenschappen’. Deze laatste
moet de gedrags- en cultuurwetenschappen omvatten. Dit onderscheid is echter verouderd. Zo staan de
methodes van bijvoorbeeld de psychologie dichter bij de natuurwetenschappen dan bij de filologie. Bovendien
is de term ‘geest’ vaag en misleidend.

In een andere benadering noemt men de natuurwetenschappen, samen met de wiskunde, exacte
wetenschappen. Ook deze benaming is betwistbaar. Alle wetenschappen moeten streven naar exactheid, dat
wil zeggen dat ze een ondubbelzinnige taal dienen te gebruiken.

Een zinvol onderscheid is dit tussen ‘zuivere’ wetenschappen, die alleen op kennis gericht zijn, en ‘toegepaste’
wetenschappen waarin men wetenschappelijke gegevens en methodes gebruikt om praktische problemen op
te lossen en menselijke noden te bevredigen.

Ten slotte is er nog de term ‘positieve wetenschappen’. Hiermee bedoelde men in de 19 de eeuw die
wetenschappen die op feiten berusten in tegenstelling tot de meer ‘speculatieve’ denkwijzen.

1.4 WAAROM ZOEKEN WIJ KENNIS, INZICHT?

Één van de mechanismen, die men bij veel diersoorten aantreft, is het opdoen en verwerken van informatie uit
de buitenwereld, dankzij een zenuwstelsel, dat verschillende zintuigen omvat en waarvan het brein het
centrale orgaan is. Dit voordeel wordt nog groter wanneer ze in staat zijn tot leren, wat inhoudt dat eerder
opgedane ervaringen het gedrag helpen oriënteren.

Bij de mens heet dit leer- en voorstellingsvermogen een dergelijk niveau bereikt dat hij onophoudelijk allerlei
voorstellingen met elkaar associeert. Dankzij de taal kan hij die associaties bovendien goed onthouden en ook
aan anderen mededelen. Op die manier gaat kennis op niet-genetische wijze van de ene generatie naar de
andere over; kortom, zo ontstaat cultuur.

De tendens tot leren en het met elkaar verbinden van voorstellingen heeft echter tot gevolg dat voorstellingen
die voorkwamen in gevaarsituaties, met dit gevaar worden geassocieerd. Zo ontstaan symbolen van gevaar,
die angst oproepen, ook wanneer er geen echt gevaar aanwezig is.

,1.5 OORSPRONKELIJKE VORMEN VAN ‘KENNIS’ EN ‘GEDRAGSREGELS’: TABOE, MAGIE,
WIJSHEIDSSPREUKEN EN MYTHEN

In de ‘primitieve’ maatschappijen wordt het handelen vooreerst binnen veilige perken gehouden door het
taboe. Met deze term verwijst men naar objecten die men niet mag aanraken en handelingen die men niet
mag stellen. In het algemeen kan men zeggen dat dié objecten taboe zijn, die door een associatie met gevaar,
of door hun vreemd en uitzonderlijk karakter, onrust of angst verwekken, en die dié handelingen welke de
basisstructuur van de maatschappij aantasten.

Om zich te reinigen van bedoezeling heeft men reeds heel vroeg technieken ontwikkeld die we met de
algemene term magie kunnen aanduiden: een geheel van stereotiepe handelingen of uitspraken waarmee
men bepaalde doeleinden wenst te realiseren, steunend op wetmatigheden die volgens de rationeel denkende
mens totaal onbestaand zijn. De stereotiepe handelingen noemt men veelal riten, de formules bezweringen.
Men kan drie functies onderscheiden:

De afweermagie, apotropaeïshe riten, die gevaren moeten afwenden. Vooral de gevaren die gepaard
gaan met taboe-overtreding (bijvoorbeeld reinigingsriten ne het contact met een dode).

De productieve magie, waarbij men menselijke noden bevredigt (regen maken, liefdesdrank).

De destructieve magie, waardoor men kwaad meent te berokkenen aan de vijand, bijvoorbeeld door
er een vloek over uit te spreken.

Productieve en destructieve magie noemt men ook tovenarij, waarbij de positieve als witte magie en de
kwaadaardige als zwarte magie geldt.

1.6 MAGISCH DENKEN EN MYTHISCH DENKEN

De uitdrukking magisch denken heeft betrekking op een geheel van opvattingen over de werkelijkheid waarbij
men gelooft in wetmatigheden die via riten en bezweringen te beheersen zijn, maar die volgens de huidige
wetenschappelijke inzichten niet voordoen.

Magie is karakteristiek voor alle prewetenschappelijke en niet-geïndustrialiseerde maatschappijen,
maar is niet daartoe beperkt. Ook in de grote godsdiensten blijven aspecten van magisch denken een
rol spelen en zelfs in onze tijd is magisch bijgeloof, of superstitie, bij veel mensen aanwezig.

Aangezien getaboeëerde voorwerpen en handelingen angstwekkend zijn, concludeert de magisch
denkende mens dat ze machtig zijn. Wie de moed bezit een taboe te overtreden, kan zo macht
verwerven.

Hoewel taboe en magie het handelen van de mens richten, hebben ze nog niet in de echte zin van het woord
het statuut van moraal: het gaat hier slechts over een ongereflecteerde relatie tot het onreine en het
machtige. Een eerste vorm van bewuste moraal, van cognitieve reflectie over het handelen, komt tot uiting in
wijsheidsspreuken, die een soort raadgevingen voor het handelen uitdrukken.

Mythen zijn verhalen die aan de menselijke fantasie ontspruiten, waaraan de toehoorders of lezers een zeker
geloof hechten en die de volgende functies kunnen hebben:

Ze ordenen de wereld of een gedeelte ervan tot een samenhangend geheel: dat bevredigt de
behoefte aan inzicht en reduceert het onbehagen of de angst voor het chaotische.

Ze bieden een verklaring voor vreesaanjagende fenomenen of pijnlijke en revolterende toestanden.

, Door te verklaren, te rechtvaardigen en consolideren ze tevens bepaalde individueel menselijke of
maatschappelijke situaties.

De methode van verklaren in de mythe bestaat er doorgaans in duidelijk te maken hoe de dingen ontstaan zijn.
Vandaar het groot belang van de kosmogonische mythen, die het ontstaan van de wereld verklaren. In onze
cultuur is men vooral vertrouwd met de bijbelse mythen.

1.7 MYTHEN, VOLKSVERTELLINGEN EN LEGENDEN

Voor deze drie categorieën geldt dat ze ficties hebben voortgebracht, dat wil zeggen verhalen die aan de
menselijke fantasies zijn ontsproten.

De mythen hebben over het algemeen een meer religieus karakter, ze hebben bijvoorbeeld betrekking op de
kosmos, de goden of de relaties tussen goden en mensen; ze geven vaak een antwoord op de grote
problemen, of ze staan in relatie met een godsdienstig ritueel.

Hoewel er niet altijd duidelijke scheidingslijnen zijn, speelt in volksvertellingen eerder het verhalende aspect
de hoofdrol. Ze hebben een minder verheven karakter dan mythen en ook degenen die ze vertellen
beschouwen ze als fictie, net zoals de mythen.

Legenden spreken over fictieve gebeurtenissen in verband met min of meer historische figuren. De
bovenvermelde ficties komen zowel in mondelinge als in geschreven tradities voor.

Mythen kunnen ook nog andere functies hebben, zoals bijvoorbeeld het bevorderen van de groepscohesie. De
aard van het ‘geloof’ dat aan mythen wordt gehecht en de wijze waarop de betekenis of functie ervan bij een
volk overkomt, is voor ons heel moeilijk nauwkeurig in te schatten. Alles wijst erop dat men vooral aan mythen
geloof hecht omdat ze de mens tot rust brengen, zijn problemen oplossen en zijn angst en onzekerheid
bedwingen.

1.8 DE GROTE WERELDGODSDIENSTEN

Hoewel het moeilijk valt openbaringsgodsdiensten als een welomschreven verzameling te beschouwen met
nauwkeurig preciseerbare kenmerken, kan men toch de volgende aspecten onderscheiden, die in meerdere of
mindere mate aanwezig zijn:

Universaliteitsaanspraak. Daar waar de eerder mythische geloofsovertuigingen karakteristiek waren
voor een volk, richten de openbaringsgodsdiensten zich in principe tot alle mensen. Het judaïsme en
het hindoeïsme hebben enigszins het 'volkskarakter' bewaard, maar ook zij hebben periodes van
verspreiding buiten het eigen milieu gekend.

Openbaring. De ‘waarheden’ van de godsdienst vinden hun oorsprong bij God of in de ‘hoogste
werkelijkheid’. Ze worden ‘geopenbaard’, in de prediking van een profeet of van een ‘verlichte’. Als
hoogste, goddelijke, waarheid vinden ze hun definitieve formulering in geschriften, die één of meer
heilige boeken uitmaken, waarvan de tekst uiteraard niet voor discussie vatbaar kan zijn: men mag
geen letter of stip eraan wijzigen.

Dogmatisme. Door het ‘goddelijk’ karakter en door het neerschrijven van de leer, komt de basis van
de geloofswaarheden in de openbaringsgodsdiensten onwrikbaar vast te liggen. Door systematisering
kan hieruit een dogmatisch geheel groeien dat te nemen of te laten is. Dogma’s zijn stellingen die
men moet aannemen om als gelovige van een godsdienst door te gaan. Niet meer de nationaliteit
maar het geloof en het toetreden (doopsel) bepalen nu of men tot een godsdienst behoort. Variaties

, doen zich uiteraard voor in de interpretatie van de openbaring, wat aanleiding geeft tot het ontstaan
van diverse sekten.

Verlossing. De openbaringsgodsdiensten vertrekken veelal van het standpunt dat de mens zich in een
droevige conditie bevindt op deze aarde; het toetreden tot de godsdienst biedt dan de mogelijkheid
om aan de zonde en de ellende te ontkomen.

1.9 ONTSTAAN EN VERKLARING

In zo’n complex geheel, waarin menselijke relaties van diverse aard tot stand komen, kunnen taboes, riten en
gebruiken van de vroegere kleine tribale eenheden niet volstaan om het handelen te richten. Er ontstonden
dan ook codices van rechtsregels, en uit ‘spreuken’, kan men afleiden dat ook morele normen en idealen
werden aangeprezen die het leven in een vredevolle samenleving mooier moeten maken.

Het indrukwekkendste van deze ethische voorschriften is de zogenaamde Gulden Regel, die men in de meeste
grote culturen vindt.

In de negatieve zin luidt die: “Doe een ander niet aan wat je niet wenst dat jou zou worden
aangedaan.”

De positieve versie zegt: “Doe voor de anderen wat je wenst dat zij voor jou zouden doen.”

Men kan begrijpen dat dergelijke hoogstaande ethische normen, die weliswaar spontaan uit de nieuwe
samenlevingsvormen voortvloeien, toch ook problemen oproepen, omdat ze ingaan tegen neigingen van
egoïsme en agressiviteit, zonder dat de taboe-angst of rechterlijke sancties die kunnen inperken. Bovenal zocht
men een oplossing voor het basisprobleem van elke ethiek die zelfopoffering vraagt, namelijk het geluk dat de
bozen vaak te beurt valt en het onheil dat de deugdzamen treft. Het probleem wordt op een pregnante wijze
tot uiting gebracht in het boek Job.

Daar waar mythen vooral een verklaring gaven voor de wereld rondom ons, zullen de
openbaringsgodsdiensten een antwoord moeten brengen op de vraag naar het fundament van een ethische
wereld- en maatschappijordening.

Het probleem van het fundament voor een genereuze moraal en het knelpunt van het ‘geluk van de bozen’
zou een oplossing kunnen vinden in de opvatting dat het ware geluk op aarde niets anders is dan het
beoefenen zelf van de deugd en dat bijgevolg het succes van de bozen schijn.

De kern hiervan, die in elk van de grote godsdiensten terugkeert, is altijd dat dit leven hier op aarde – in het
Diesseits, dat wil zeggen aan deze zijde van de dood – niet het enige, het laatste, het definitieve is. Men stelt
dat er een ander leven is in een hiernamaals – een Jenseits, aan gene zijde van de dood – waarin het onrecht
van dit bestaan zal worden goedgemaakt.

Men kan het ook zo uitdrukken: de introductie van een gerechtelijke organisatie, met regels, beloning en straf,
roept de gedachte op aan een analoge rechtvaardige behandeling van de morele regels en normen.

De ‘westerse’ versie werd ontwikkeld door Zarathoestra (Zoroaster). Deze Perzische profeet, gaat uit van een
dualistisch wereldbeeld. Er is de wereld van het goede, het licht, de waarheid en het reine, die tegenover de
wereld van het kwade, de duisternis, de leugen en het onreine staat. Tussen de goede en de boze god woedt
een onophoudelijke strijd en ook iedere mens moet kiezen of hij tot het leger van de goeden of van de bozen
zal behoren. Op het einde zal het rijk van het rijk van de goede god overwinnen, de lichamen van de doden
zullen verrijzen, de goeden zullen voor altijd deelhebben aan het paradijs; de doden zullen vergaan in de poel
van het verderf.

, De grote westerse godsdiensten hebben deze basisideeën van het mazdeïsme (zoroastrisme)
overgenomen. Oplossing voor het succes van de bozen en het mislukken van de goeden krijgt een
definitieve oplossing in de stelling dat na het laatste oordeel het eeuwig leven voor de goeden is
weggelegd en het eeuwig verderf de kwaden zal treffen.

Het zoroastrisch geïnspireerd dualisme tussen licht en duisternis, goed en kwaad, heeft zijn meest
geprononceerde vorm gekend in het manicheïsme. Het goede wordt hier gelijkgesteld aan het
geestelijke, en het aardse of materiële aan het kwade. Thans gebruikt men de term manicheïstisch
ook in een ruimere betekenis om te verwijzen naar opvattingen die de wereld of de maatschappij
vooral in zwart-wittegenstellingen zien.

De alternatieve theorie, die in India ontstond, is de leer van de zielsverhuizing, die we voor het eerst
ontmoeten in de Upanishaden, die daarna in het hindoeïsme wordt verspreid en ook in het boeddhisme en het
jainisme doordrong. De basisgedachte is dat er een ziel bestaat – of tenminste een schuldenlast, karman – die
na de dood verder blijft bestaan en leidt tot een wedergeboorte in een ander levend wezen. Er bestaat de
mogelijkheid om aan deze cyclus van geboorten te ontkomen en de vereniging met Brahman te bereiken.

Het al of niet geloven in de leer is onwrikbaar verbonden met het al of niet behoren tot de groep van
gelovigen. Dat betekent dat afvalligheid van het geloof tot excommunicatie (banvloek) leidt: wie de leer niet of
niet volledig aanhangt, wordt publiek uit de groep gestoten. Maar ook abnegatie doet zich voor: wie een
afwijken inzicht heeft, kan uit vrees voor excommunicatie zijn eigen mening verloochenen en zich
onderwerpen. In plaats daarvan kan men ook huichelen, hypocrisie: naar buiten toe de indruk geven dat men
zich aan het geloof houdt.

Wanneer groepen samen afvallige meningen aanhangen, vervolgt men ze als ketters. Zijn de groepen ongeveer
even machtig, dan leidt dit tot godsdienstoorlogen.

In de dualistische mazdeïstische visie en in de godsdiensten die erdoor zijn beïnvloed, heerst de opvatting dat
God op het einde der tijden de goeden van de kwaden zal scheiden en dat de ene groep eeuwig gelukkig zal
zijn en de andere een eeuwige foltering te wachten staat.

1.10 DOGMATISME

Dogmatisme is een geesteshouding waarbij men een reeks opvattingen als onwrikbare waarheid hanteert en
daarom nooit aan kritiek of controle onderwerpt.

Een dogma, in het christelijk spraakgebruik, is een formulering van een geloofswaarheid die bindend is, dat wil
zeggen dat er een institutionele bevestiging van bestaat. Wie die formulering niet aanvaardt, kan zich niet
meer als lid van de geloofsgemeenschap beschouwen.

Hoewel dogmatisme bijzonder nadelig is op het stuk van verwerven van betrouwbare kennis, heeft het ook
voordelen. De groepsverbondenheid, die hinderlijk is voor originele individuen, biedt voor overigen een
zekerheid, een steun. Immers, ieder systeem dat handelt na rationeel onderzoek van voor en tegen, moet
steeds een compromis zoeken tussen twee extremen:

In elk particulier geval het geheel van alle pro- en contra-elementen overzien en dan beslissen. Die
‘open’ houding laat toe dat men zich aan alle omstandigheden aanpast, maar betekent veelal ook een
enorm verlies van tijd en energie.

Men kan eens en voorgoed de regels voor het handelen vastleggen en zich steeds blindelings naar die
regels gedragen; dit is de dogmatische ‘gesloten’ houding. Ze biedt enerzijds het voordeel van

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

√  	Verzekerd van kwaliteit door reviews

√ Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper matt6. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,89. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 73314 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,89  4x  verkocht
  • (0)
  Kopen