Deel 1: (Epi)genetica
Hoofdstuk 1: Bouwstenen en celcyclus
1. De bouwstenen: 4 groepen moleculen
1.1. Koolhydraten: sacharide/suikers (-ose)
(teveel suikers worden omgezet in vetten)
Doel: brandstof/zorgen voor energie
- Monosacharide: 1 molecule van suiker
o kleinste eenheid van een suiker (bv. glucose, frucose..)
o worden meteen in energie omgezet
- Disacharide: 2 moleculen van suiker
o die moleculen moet eerst verknipt worden voordat ze verknipt kunnen worden
o worden eerst dus opgeslagen en pas afgebroken wanneer het nodig is
- Polysacharide: meerdere moleculen van suiker (bv. zetmeel = aardappels)
o Lange ketens van suiker
o Je moet die eerst verknippen voordat je dat kan verbruiken
o worden eerst dus opgeslagen en pas afgebroken wanneer het nodig is
Sporters: hebben veel energie nodig, daardoor hebben ze dus een grotere opslagruimtes
voor suiker in hun spieren. Ze hebben namelijk een grotere opslagruimte nodig om op terug
te vallen (grotere reserve door betere conditie)
1.2. Lipiden: vetten
functies
- Isolatielaag: vetten worden opgeslagen om het menselijk lichaam warm te houden
(minimum vetpercentage is vereist om alle functies van het lichaam goed te doen werken)
- Afbraakstof: om energie te produceren (energie die vrijkomt bij afbraak van vet is hoger
dan afbraak van suikers)
Belangrijkste typen
- Vetzuren: kleinste eenheid van vet (verzadigd OF onverzadigd: keten is niet helemaal vol, er
zijn stukken weggevallen waardoor je daar makkelijk in kan knippen als lichaam beter
afbreekbaar)
- Vetten: verschillende ketens vetzuren gebonden aan glycerol
- Steroïden/ hormonen: bv cholesterol help bij aanmaak van oestrogeen, dus meisjes die
wat zwaarder zijn met dus ook een verhoogd cholesterol kunnen sneller in de puberteit
gaan doordat ze hoger oestrogeen hebben
- Fosfolipiden: membraan van de cel houdt vocht buiten & binnen
1
, 1.3. Eiwitten: proteïnen
Bouw
- 50% van de cel bestaat uit eiwitten
- Hebben elk een eigen driedimensionale structuur
- Bestaan uit aminozuren kleinste eenheid van de eiwitten
o 20 verschillende aminozuren, die elk op een andere plek kunnen staan in de keten
& daardoor zijn er massa’s veel verschillende eiwitten
- Keten van verschillende aminozuren = polypeptideketen (meer dan 100 aminozuren aan
elkaar)
- Als de volgorde van de keten niet juist is, dan wordt er een verkeerde structuur gemaakt en
dat zal gevolgen hebben bv. sikkelcelanemie
Functies
- Spierontwikkeling
- Eiwithormonen: insuline
- Praktisch elke functie in het lichaam: eiwit vormen
weefsels vormen organen organen voeren
functies uit in het lichaam
1.4 Nucleïnezuren
- Erfelijk materiaal in onze chromosomen
o DNA (DeoxyriboSE Nucleïne Acid)
o RNA (Ribose Nucleïne Acid)
- DNA: moleculen waar de erfelijk informatie opgeslagen is
o DNA wordt gebruikt om eiwitten te produceren: code om ervoor te zorgen dat de
aminozuren in de juiste volgorde staan
Omzetting van DNA naar eiwit: DNA code RNA eiwit
o Bevindt zich in de celkern
DNA bepaalt hoe eiwitten zich moeten vormen, we willen niet dat daar ander
invloeden op uitgeoefend worden, dus bevindt het zich daar
o In de structuur van DNA zit een suiker: deoxyriboSE
o DNA bevindt zich op de chromosomen:
je krijgt van beide ouders 23 chromosomen: 46 in totaal
Chromosomen: DNA strengen die rond eiwitten omwikkeld zijn
Gen: een stukje DNA voor 1 kenmerk bv. kleur van uw ogen
- RNA: gekopieerd stukje van het DNA
o Bevat de code voor de aanmaak van een eiwit
2
,- Bouw nucleïnezuren
o Polynucleotiden in ladderstructuur
Nucleotide: kleinste
eenheid van het DNA
3 chemische structuren: fosfaat,
suiker en stikstofbase
4 verschillende types base: adenine
(A), cytosine (C), guanine (G),
thymine (T)
Als Thymine gekopieerd wordt van DNA naar RNA dan verandert
dat in Uracil (U)
5 nucleotiden in totaal, maar slechts 4 in DNA en 4 in RNA
- Opbouw DNA
o Dubbele helix: 2 strengen die rond hun eigen as draaien
o Stikstofbasen
Adenine (A),
Cytosine (C),
Guanine (G),
Thymine (T)/Uracil (U) in RNA
o 2 basen verbinden met elkaar adhv waterstofbruggen en vormen treden
A – T/U
C–G
volgorde van de basen zijn voor ieder gen verschillen en vormt
een code
die code wordt omgezet in eiwitten: basis van de erfelijkheid
o Fosfaat en suikers vormen de spijlen (2 strengen)
De fosfaatgroep bindt aan het suikermolecule op het 5 de en 3de C-
atoom
Indien men de Basen afleest startende van de binding van de fosfaatgroep
op het 5de C atoom dan spreekt men van de leesrichting 5’ naar 3’.
De leesrichting kan ook verlopen van 3’ naar 5’.
3
, 2. De cel
Wat is het DNA/RNA en waar bevindt zich dat?
- DNA: opslag erfelijk materiaal in de celkern
o DNA gaat enkel uit de celkern gedurende de celdeling
- RNA: Code voor de eiwitsynthese in de cytoplasma
o DNA zit in de celkern en mag daar niet weg
o maar er wordt in de celkern een kopietje van gemaakt (RNA)
o dat gaat door de poriën naar de ribosoom via Messenger-RNA (MRNA)
- ribosomen: zetten het RNA om in eiwit via eiwitsynthese in de cytoplasma
o ribosoom leest de RNA-code en maakt een aminozurenketen
o die aminozurenketen neemt dan een driedimensionale structuur aan = eiwit
- chromosomen: bestaan uit DNA en eiwitten (histonen)
o chromatinevezel: lange DNA-streng in de celkern (46)
o enkel sprake van chromosomen wanneer die chromatinevezels een x-structuur
aannemen gebeurt na een celdeling
3. De cel
3.1. Eiwitsynthese
1. Transcriptie
(Maken van Messenger-RNA)
- Waterstofbruggen tussen DNA breken open in celkern
o 1 streng van DNA (leesrichting 3’-5’) wordt
omgezet in RNA (5’-3’)
RNA: complementair en enkelstrengig
Omzetting: keten nucleotide vormt code
A-T-C-G U-A-G-C
o Daarna komt het RNA dat aangemaakt geweest
is los van het DNA
o Er worden dan delen van het RNA uitgehaald = introns
Introns: stukjes die niet coderen voor het eiwit
Overgebleven delen = MRNA
2. Translatie
(Eiwit aanmaken op basis van het MRNA dat we hebben)
- Ribosomen lezen MRNA (in groepjes van 3 AZ) en maken daar een eiwit van
o Startcodon: daar moet er beginnen gelezen worden (3 basen – AUG)
Codon: 3 basen na elkaar & wordt door de ribosomen gelezen
staat voor een aminozuur
o Anticodon: zorgt ervoor dat de juiste aminozuren (het juiste lettertje)
aangevuld worden op de codons
Complementaire letters = complementair AZ voor de codon
bepaalt de volgorde van de AZ, die gaan een koppeling vormen
(polypeptideketen) en vormen daarna een eiwit(structuur)
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rovinaasare. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.