Orpheus en Eurydice
De dood van Eurydice maakt Orpheus ontroostbaar
Zij weliswaar, terwijl ze jou halsoverkop ontvluchtte langs de rivier, zag het meisje dat zal
sterven de reusachtige waterslang voor haar voeten die de oevers bewaakte niet in het hoge
gras.
Maar een koor van gelijke nimfen vulde met geroep de bergtoppen; Ze beweenden de
toppen van de Rhodopee en de hoge Pangaia en het oorlogszuchtige land van koning
Resus en de Geten en de Hebrus en de Athische Orithyia.
Zelf, terwijl hij troost zocht voor zijn liefdesverdriet met zijn lier, zong hij over jou, lieve
echtgenote, jij op een verlaten kust in haar eentje, jij terwijl de dag kwam, jij terwijl de dag
wegging.
Nadat hij zelfs de enge kloof van kaap Taenarum, de diepe toegang van Pluto, en het bos
dat donker was met zwarte angst binnengegaan was, en hij ging naar de schimmen en naar
de koning die gevreesd moet worden, en naar de harten die niet zacht kunnen worden door
de menselijke smeekbeden.
Orpheus betovert de onderwereld
Maar door het gezang gingen de ijle schimmen ontroerd weg uit de diepste zitplaatsen van
de onderwereld meer bepaald de schijngestalten van hen die het licht misten, zoveel als
duizenden vogels zich verbergen in de bladeren, wanneer de avond of een winterse
regenbui hen voortdrijft uit de bergen: moeders en mannen, lichamen van dappere helden
die het leven voleindigt hebben, jongens en ongehuwde meisjes, en jongemannen die op de
brandstapel geplaatst zijn voor de ogen van hun ouders.
Die rondom zwart slijk en het misvormde riet van Cocytus, een afstotelijk moeras met een
langzame golf hield hen gevangen en de Styx die negenmaal ertussen stroomt hield hen
bijeen.
Sterker nog de huizen zelf en het diepste van de onderwereld waren verbijsterd, de
Eumenides die donkerblauwe slangen in hun haar gevlochten hebben en, de Cerberus hield
zijn 3 monden opengesperd, en het rad waarop Ixion ronddraaide hield halt door de wind.
De terugkeer en het fatale moment
En terwijl zij al een voet terugzette was ze aan alle gevaren ontsnapt, en nadat Eurydice
teruggeven was kwam hij bij hoger gelegen sferen, terwijl zij achter hem volgde (want deze
wet had Proserpina gegeven) toen een plotse waanzin de argeloze geliefde te pakken kreeg
die weliswaar vergeven kon worden, als de schimmen wisten te vergeven: hij stond stil, en
zijn Eurydice al onder het licht zelf niet denkend aan -helaas!- en overwonnen in zijn ziel
keek hij om.
Op dat moment was al het werk/moeite weggegooid en de afspraak van de wrede tiran was
verbroken en driemaal werd een dof gekraak gehoord in het stilstaand water van het
Avernusmeer.
Zij zei: “Welke, welke zo’n grote razernij heeft en mij en ongelukkige jou verloren, Orpheus?
Helaas, het wrede lot roept mij opnieuw terug, en een slaap verbergt mijn brekende/
vochtige ogen. En dadelijk vaarwel. Ik word gedragen door een reusachtige nacht omgeven,
en terwijl ik mijn krachteloze handen naar jou uitstrek, helaas niet de jouwe, …”