het Oude Testament
inleiding
➢ Bijbel = verzameling verschillende boeken
➢ OT
○ periode voor Jezus
○ Joodse geschriften toegevoegd aan NT
○ verzamelt verhalen over het verbond tussen het Joodse volk & hun God
○ joodse levenservaringen staan hierin = gelovige duiding
○ eigenlijk de Joodse Tenach
■ de wet (Thora) → hoe het volk op een goede manier kan samenleven
■ de profeten (Neviim)
■ de geschriften (Chetoevim)
1
, de ontstaansgeschiedenis van het OT
fase 1: koningstijd
➢ schrijvers die verhalen / gebeurtenissen neerschreven
➢ hofsschrijvers = ooggetuigen
fase 2: periode voor de Babylonische ballingschap
➢ profeten actief geworden = bekijken geschiedenis & optreden koning kritisch
○ Elia, Elisa, Amos, Hosea, Jesaja, Micha, Jeremia
fase 3: periode na de ballingschap
➢ pijnlijke periode voor Joden → alles kwijt: land, koning, tempels, priesters
➢ kwamen tot inzicht dat het geloof in JHWH niet afh is van uiterlijke zaken (zoals een
koning of tempel)
➢ Tora kreeg definitieve vorm
verdere canonisering van Joodse Bijbel
➢ Tora werd voorgelezen en algemeen aanvaard als canon (= erkend heilig geschrift)
➢ later krijgt profeten zijn definitieve vorm
➢ daarna geschriften samengesteld
○ Psalmen, Job, spreuken, hooglied, Prediker
➢ ontdekking bijbelse boekrollen = dode-zeerollen (behoren toe aan de Essen)
situering van de context van verhalen uit OT
historische context
➢ schrijvers Tenach gebruiken de gesch van het volk van Israël om boodschap te kaderen
(= religieuze boodschap: verbond mens & God)
➢ literaire verhalen: verhalen die een boodschap willen brengen
➢ gesch Israël:
aartsvaders
➢ Abraham, Isaak en Jacob ( ≠ historische personages)
➢ clanhoofden van zwerversstammen (nomaden)
○ hongersnood → trekken naar Egypte
uittocht uit Egypte
➢ nomaden verplicht tot dwangarbeid
➢ Israëlieten vestigen zich in Kanaän (veel conflicten met bevolking)
➢ Israël = los verband van 12 stammen
2
,koningstijd
➢ David vormt 12 stammen tot één koninkrijk
➢ maakte Jeruzalem tot hoofdstad → begin van periode met materiële welvaart
➢ Israël werd klassenmaatschappij
➢ geloof in JHWH kreeg concurrentie (profeten stimuleerden om toch in JHWH te blijven geloven)
➢ zoon David = Salomo bouwde tempel voor JHWH
○ scheuring koninkrijk → weigerden Salomo als koning te erkennen
○ vormen een apart koninkrijk met hoofdstad Samaria
Babylonische ballingschap
➢ Israël veroverd door Assyriërs → deel bevolking in ballingschap weggevoerd
➢ Samaritanen
➢ Assyrië vervangen door grootmacht Babylonië (Jeruzalem door hen ingenomen)
○ tempel werd verwoest
○ deel joods bevolking weggevoerd naar Babylon
➢ catastrofe → alles kwijt → tekenen JHWH waren weggevallen → twijfelen aan hem
➢ ballingschap werd heilzame crisis → herbronning
○ verschillen rijk / arm verdwijnen
○ JHWH niet verbonden aan uiterlijke kenmerken, maar zit in het hart
○ Perzische koning liet joden na ballingschap terugkeren naar Jeruzalem
(sommigen bleven daar → zorgt voor verspreiding joodse volk = diaspora)
○ mochten stad & tempel terug opbouwen
na de ballingschap
➢ Alexander de Grote: hellenistische cultuur
○ joden vrij om hun tradities te doen
➢ ↔ koning Antiochus IV: wou joodse volk doen opgaan in hellenistische cultuur
○ plaatste altaar voor Griekse god in tempel van Jeruzalem
○ zorgde voor opstand: Makkabeeën (herdacht op feest ‘Chanoeka’)
geografische context
Joods-Christelijke godsdienst ontstond in het Oude Nabije Oosten (= vruchtbare halve maan)
geestescontext
heidense culturen → polytheïsme
➢ mythologisch wereldbeeld
➢ goden nemen menselijke / dierlijke gedaantes aan
➢ proberen ze gunstig te stemmen met: rituelen, vieringen, offerpraktijken…
➢ mens heeft geen doel, hoop, perspectief
➢ na dood nieuw en stralend leven
➢ voor natuurverschijnselen / onbegrijpelijke krachten verwees men naar goden
➢ mythes die natuurverschijnselen verklaren
○ dit beeld gevormd door overstromingen Nijl, dat zorgde voor vruchtbare grond
3
, ➢ Mesopotamische geesteshouding = pessimistisch
➢ hun goden zijn voortdurend met elkaar in conflict (Babylonische scheppingsverhaal)
➢ Kanaänitische denken: vereert goddelijke natuurkrachten (Mozes - het gouden kalf)
bijbelse cultuur → monotheïsme
➢ 1 God, niet afgebeeld, bevindt zich buiten de kosmos, maakt geen deel uit van wereld
➢ god die in relatie treedt met de mens
➢ mens verantwoordelijk voor aarde & samenleving
➢ er is hoop op beter leven (neemt zelf verantwoordelijkheid in handen)
➢ offers → een antwoord van de mens op de oproep van God
➢ God wil geen geen mensenoffers (offer van Isaak)
➢ koning = dienaar van God, moet zorgen voor betere toekomst volk
joods-christelijke traditie als narratieve traditie
➢ verhalen in Bijbel bevatten grote wijsheden, waarheden…
➢ je kan zo op vers. manier lezen & interpreteren
➢ gebruikt oude feiten om nieuwe, hedendaagse toestanden duidelijk te maken
betekenis van Babylonische ballingschap
➢ hierin veel verhalen verbonden tot 1 verhaal
deportatie naar Babylon
volk alles kwijt:
➢ land: zichtbare teken van Gods zegen voor zijn volk
➢ koning: door wie God deze zegen doorgeeft, staat borg voor eenheid volk en
vertegenwoordigt het volk bij God
➢ tempel: de plaats van goddelijke tegenwoordigheid
volk werd naar Babel gebracht → morele & psychologische schok (verkrachting vrouwen…)
ballingschap in Babylonië
➢ stad had tempels, paleizen met wereldwonder: de hangende tuinen van Babylon
(Isjtarpoort)
➢ leefden wel in relatieve vrijheid
➢ ballingschap zorgt voor verdieping van het geloof van Israël
➢ ontdekken samen geestelijke manier om geloof te beleven (komen samen in synagoge)
➢ Joodse godsdienst krijgt nu vorm
➢ messiasverwachting
(verschillende naamgeving van het volk)
naamgeving verbonden aan historische setting
➢ in tijd aartsvaders: Hebreeën
➢ Jacob → Israël, nakomelingen → Israëlieten
➢ na uiteenvallen koninkrijk:
○ noordelijk deel Israël: Israël & Israëlieten
○ zuidelijke deel Israël: Juda & Judeeërs
4