Samenvatting Basiskennis taalonderwijs - Kennisbasistoets Nederlands
32 keer bekeken 3 keer verkocht
Vak
Kennisbasistoets Nederlands
Instelling
Hogeschool De Kempel (Kempel)
Boek
Basiskennis taalonderwijs
Dit is een samenvatting gebaseerd op de toetsdoelen van 10voordeleraar en het boek basiskennis taalonderwijs voor de kennisbasistoets Nederlands van de PABO.
Toetsdoel: De deelnemer kent het verschil tussen receptieve en
productieve woordenschat wat betreft aard en omvang en kan
receptieve en productieve woordenschat herkennen in een
praktijkvoorbeeld.
Receptieve/passieve woordenschat: De woorden die je begrijpt
of waarvan je de betekenis herkent.
Productieve/actieve woordenschat: De woorden die je gebruikt
om met anderen te communiceren
2.1.4 Woordleerstrategieën
Toetsdoel: De deelnemer ent vierstrategieën om de woordbetekenis
te achterhalen (woord analyseren, gebruik maken van verbale en
non-verbale context, gebruik maken van een bron in 1e of 2e taal,
letten op overeenkomsten tussen 1e en 2e taal) en kent de relatie
tussen woordleerstrategieën en principes van
woordenschatverwerving (zoals beschreven in toetsdoel 2.3.3.).
Woord analyseren: Achterhalen van de betekenis van langere
woorden door het analyseren van een woord in bekende woorden of
door te letten op bekende voor-/ achtervoegsels. Door het
razendsnel analyseren van het samengestelde woord kunnen we de
betekenis achterhalen.
Als je vraagt welke bekende stukjes er in het woord zitten, komt
een kind vaak zelfstandig wel tot de juiste betekenis van het woord.
, Gebruikmaken van verbale en non-verbale context: Door goed
op de context te letten kan een kind de betekenis van een woord
achterhalen.
Gebruikmaken van bron in 1e of 2e taal: Je kunt ook achter de
betekenis van een woord komen door het te vragen aan een
klasgenoot of de leerkracht.
Letten op overeenkomsten tussen 1e en 2e taal: Allochtone
kinderen kunnen ook nagaan of ze bepaalde woorden of
woordvelden in hun moedertaal kennen en op die manier hun
woordenschat uitbreiden.
Als een voorwerp wordt aangewezen en een kind kent het woord in
de eerste taal, dan zal het sneller het woord in de tweede taal leren.
Ook bij internationaal gangbare woorden zoals radio en politie is het
op de grond van de klankovereenkomst gemakkelijk om vast te
stellen dat het om hetzelfde woord gaat.
2.1.6 Woordenschatopbouw
Toetsdoel: De deelnemer kan aangeven welke betekenisrelaties
(synoniem, categorie-exemplaar/hyponiem (8.3.6.), antoniem,
context) tussen woorden bestaan.
Toetsdoel: De deelnemer kan aangeven of er vormrelaties
(waaronder rijmwoorden) tussen woorden bestaan.).
Betekenisrelatie:
Synoniem: Woorden met dezelfde betekenis (wellicht-misschien)
Hyponiem: Woorden waarvan de betekenis ook door een ander
woord wordt uitgedrukt. Het gaat bij hyponiemen altijd om de
betekenisrelatie categorie-exemplaar.
Bijvoorbeeld, mango en vrucht. De betekenis van het woord mango
wordt ook uitgedrukt door het overkoepelende begrip vrucht.
Mango is een hyponiem van vrucht.
Antoniem: Woorden met tegengestelde betekenis (donker-licht).
Context (s: De meest ruime betekenisrelatie tussen woorden is die
van woorden die in dezelfde context optreden.
, Bijvoorbeeld, tuin en schoffel. De woorden tuin en schoffel behoren
tot hetzelfde betekenisveld, namelijk tuinieren. Het woord schoffel
behoort op zijn beurt weer tot het betekenisveld gereedschap. De
meeste woorden behoren dus tot verschillende betekenisvelden.
Vormrelatie:
Homoniemen: Twee woorden zijn elkaars homoniemen als ze op
dezelfde manier worden uitgesproken en geschreven, maar
verschillende betekenissen hebben.
Bijvoorbeeld horde of bank
Homofonen: Woorden met dezelfde uitspraak, maar verschillende
spelling.
Bijvoorbeeld hei en hij
Homografen: Woorden met dezelfde spelling, maar een verschil in
uitspraak.
Bijvoorbeeld, de regent en het regent.
Rijm: Woorden die op elkaar rijmen, maar qua betekenis niks met
elkaar te maken hebben.
Bijvoorbeeld bank en stank
Overeenkomst in klank: Woorden waarvan de klank overeenkomt,
maar qua betekenis niks met elkaar te maken hebben
Bijvoorbeeld, koud en kauwt.
2.1.5 Woordbetekenis
Toetsdoel: De deelnemer kent de begrippen label en concept en de
relatie tussen die twee begrippen, weet dat woordbetekenis is
opgebouwd uit betekenisaspecten en kan cruciale
betekenisaspecten van woorden onderscheiden van minder
, belangrijke.
Label: De klankvorm van een woord. De relatie tussen klankvorm
van een woord en de betekenis is willekeurig.
Concept: De betekenis van een woord. De relatie tussen klankvorm
van een woord en de betekenis is willekeurig.
Betekenisaspecten: Ieder woord, ieder concept heeft vele
betekenisaspecten. Sommige zijn cruciaal. We weten dat een hoed
een ding is dat je op je hoofd zet. Het feit dat een hoed bijvoorbeeld
een rand heeft, maakt dat het voorwerp zich onderscheidt van
allerlei andere hoofddeksels. We weten ook dat een hoed zacht of
flexibel is; wanneer je erop gaat zitten, blijft er niet veel moois van
over. Bij een helm is dat anders. Dit laatste betekenisaspect is voor
een goed gebruik van het woord hoed echter minder belangrijk.
2.1.7 Vaktaalwoorden, 2.1.8 Schooltaalwoorden, 2.1.9
Signaalwoorden
Toetsdoel: De deelnemer kent de begrippen vaktaalwoord,
schooltaalwoord, signaalwoord, inhoudswoord en functiewoord en
kan bij een taalgebruikssituatie aangeven welk begrip aan de orde
is.
Vaktaal: Vakinhoudelijke begrippen die niet in het gewone
taalverkeer voorkomen, zoals begrippen die specifiek zijn voor
bepaalde vakgebied als aardrijkskunde of het taalonderwijs.
Schooltaalwoord: Abstracte begrippen die de leerlingen moeten
kennen om in het onderwijs te werken.
Signaalwoord: Woord die de lezer informatie geeft over de relatie
in een tekst.
Bijvoorbeeld een tijdsrelatie tussen twee alinea’s.
Inhoudswoord: Woord met een duidelijk omschreven betekenis,
zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijk
naamwoorden
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rozemasara. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,89. Je zit daarna nergens aan vast.