Les 3 nov – Functieonderzoeken van het oog
- Dia 2: Men kan twee zaken van het zien van een patiënt meten:
o Kwaliteit van het beeld dat de patiënt heeft: kleur, grootteperceptie, … .
Dit is anders bij iedere individuele patiënt.
o Afstanden: verte vs dichtbij
Door zien, horen en voelen is de ontwikkeling van taal mogelijk.
- Dia 3: Het bepalen van de visus voor verte is gebaseerd op een heel eenvoudig
principe. De patiënt moet een pasbril opzetten, en we plaatsen achtereenvolgens
verschillende lenzen totdat het beeld scherp is voor de patiënt.
Tegenwoordig wordt deze bepaling gedaan door optiekers, welke geen statuut
hebben van paramedici in België, maar het statuut van een commerciële winkel.
- Dia 4: Men maakt ook gebruik van leeskaarten met verschillende rijen
optotypen. Dit zijn gestandaardiseerde symbolen (standaard lettertype) om de
visus te testen. De gebruikte optotypen zijn gewoonlijk letters, cijfers of symbolen
zoals het E-object. Dit laatste wordt ook gebruikt bij kinderen en niet geletterden.
- Dia 5: Wanneer iemand dichtbij niet kan lezen met dezelfde correctie die men
heeft om in de verte te kijken, betekent dit dat de zoom/lens vermoeid is. Men
spreekt van presbyopie of ouderdomsverziendheid. Dit maakt dat de patiënt
niet meer kan inzoomen, doordat de elasticiteit van de ooglens is afgenomen door
ouderdom.
- Dia 6: De iris is het gekleurde gedeelte van het oog. De iris geeft expressie aan
het oog, samen met de oogleden. Uiteraard zijn ook de neus, mond, … van belang
voor de expressie van het gelaat. Slechts een klein deel van de wereld heeft een
andere kleur ogen dan bruin. De kleuren blauw en groen zijn eigenlijk een
afwijking van het oog. Mensen met blauwe en groene hebben ook vaak andere
pathologieën thv het oog, aangezien de ogen iets zwakker zijn. Mensen met
bruine ogen lopen wel sneller infecties op thv de ogen.
Het is nog maar recent (20ste eeuw) mogelijk om de achterste delen van het oog te
onderzoeken.
- Dia 7: Men kan de functie van al deze elementen ook meten.
- Dia 8: Een biomicroscoop of spleetlamp gebruikt men om het oog te vergoten,
om het zo beter te kunnen bekijken.
- Dia 9: Mbv een biomicroscoop kan men verschillende details zien en is de
integriteit van de weefsels is goed te zien:
o We zien hier een ingezakt gezwel, wat wijst op necrose
o Men ziet wat bloed, dus de bloedvaten zijn fragiel en er is vascularisatie in
het gezwelletje.
o We zien een overdreven hoeveelheid vocht. Hier is dit te wijten aan een
tumor in het traankanaal, die ervoor zorgt dat het water niet weg kan, en
de patiënt dus een nat ook krijgt.
o Er zijn ook duidelijk korstjes te zien.
, - Dia 10: Bij deze patiënt zien we een heel klein gezwel thv het bovenste ooglid. Dit
moeten we kunnen herkennen en weten!
Dit kind zal overal deze gezwelletjes hebben. Kleuters in de kleuterschool en
crèche lopen makkelijk een molluscum contagiosum infectie (= viraal pokken
virus) op, omdat hun weerstand nog niet goed is. Hierdoor zullen ze overal
kleine wratjes hebben.
- Dia 11: Normaal moet de cornea glashelder zijn. Hier is er dus een probleem.
Deze patiënt heeft een watachtige, witte verandering van het stroma,
waardoor licht er niet meer goed door kan, en de perceptie zal dan ook dof ipv
transparant zijn.
- Dia 12: Als we bij deze patiënt de iris bekijken, zien we dat deze helblauw is. Dit
soort iris zal zijn eigen typische pathologieën kunnen vertonen.
Wat is normaal?
o De pupilaire zone is normaal helemaal rond en is mobiel; deze plakt dus
niet vast aan de lens of cornea en moet vrij kunnen bewegen in het oog
o De pupil staat in voor het filteren van de hoeveelheid licht die in het oog
binnenkomt (zie diafragma van een fototoestel)
Het beeld dat we hier zien kunnen we beschrijven als uitstekingen, vliesjes of
flardes en bolletjes (opstapeling van pigment). Dit kan een aanwijzing zijn voor
sarcoidose.
- Dia 13: Om onregelmatigheden thv de cornea te objectiveren kunnen we een
kleurstof gebruiken, namelijk fluoresceïne. Deze kleurstof is een beetje oranje en
wanneer we schijnen in het oog met blauw licht, zal de kleurstof een groen beeld
geven.
Hier zien we heel mooi gedefinieerde onregelmatigheden van de cornea; dit zijn
corneale ulcera. Wanneer we takvormige veranderingen van de cornea zien,
wijst dit typisch op herpes keratitis.
- Dia 14: Reflectie van licht is een heel belangrijk principe, ook voor het zien.
Als er licht op een voorwerp valt, zal een deel van het licht worden gereflecteerd,
en een deel worden geabsorbeerd door het object. Dankzij de reflectie van licht
op objecten, kunnen we zien. Hoe minder licht gereflecteerd wordt, en dus hoe
meer licht geabsorbeerd wordt, hoe zwarter het beeld zal zijn. Als er heel veel
licht gereflecteerd wordt, zien we een witte kleur.
Reflectie is een principe dat ook heel veel wordt gebruikt in toestellen, bv bij een
topografie van het corneaal oppervlak. Men gaat hierbij Placido ringen
projecteren op het voorste vlak van de cornea; er zijn dus ringen waar licht
uitkomt (wit) en andere ringen waar geen licht uitkomt (zwart). Het licht zal
vallen op onze oog (bepaalde bolling; diopter), en het beeld dat weerkaatst wordt,
zal geïnterpreteerd worden door een computer. De computer zal een analyse
doen van het oppervlak van de cornea, en zal zo de homogeniteit ervan bepalen.
Dit is een mathematische meting.
- Dia 15: We zien hier dat het beeld meer uitgerokken wordt naar mediaal. Bij deze
patiënt is de cornea niet rond, maar eerder ovaal (zoals een rugby bal). Hierdoor
zal men een rond voorwerp ook meer ovaal waarnemen. Dit is te wijten aan een