Pijn management
1. Basisbeginselen van pijn
= Pijn is een onplezierige, sensorische (gevoel) en emotionele ervaring (hoe je pijn interpreteert)
die gepaard gaat met een feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in
termen van een dergelijke beschadiging (beschadeling heel uitgesproken kan zeer uitgesproken
pijn zijn).
- Nociceptieve pijn neuropathische pijn
- Acute pijn chronische pijn
Acute pijn kan altijd uitmonden in
chronische pijn. Chronische pijn is ook
veel complexer, omdat daar ook een
psychologische factor bij meespeelt.
Sub acute pijn: na 3-4 weken pijn.
Schadelijke stimulus gaat de pijn gaan veroorzaken nociceptie
(pijngevoeligheid) geeft acute pijn veroorzaakt leiden, emoties
eventueel ook een gedrag die gerelateerd is aan de pijn.
Bv. Peritonitis geeft een patiënt die stil blijft liggen of niersteen, dan
kan je niet stil liggen. Bv ook pijn enkel: enkel gaan vermijden.
Verschil acute en chronische: pijnbeleving en pijngedrag is veel meer uitgesproken bij chronische
pijn dan bij acute pijn. Bij acute pijn is de centrale gewaarwording de nociceptie, die de pijn heeft
veroorzaakt. Terwijl bij chronische pijn is de pijngewaarwording verminderd aangezien patiënten
hiermee leren leven, maar de pijn beleving en gedrag blijft aanwezig. Veel grotere emotionele en
psychologische factor.
Factoren die gevolg zijn van acute pijn.
Op heel veel verschillende gebieden. Cognitieve:
gewenning/gedacht over pijn, bv tandpijn, als je
weet hoe dat voelt, zal de pijn minder zijn of door
opbouw van ervaring kan je relativeren of
behandelen.
Sympatisch kan gevolgen veroorzaken: tachycardie,
hypertensie, zweten.
Patienten gaan eerst agressief worden, en dan pas depressief. Socio cultureel: zuiderse types gaan
helemaal anders gaan reageren op acute pijn.
1
,Perifere pijnmechanismen
Perifere weefsels primaire afferente neuron dorsale hoorn ruggenmerg
o Perifere weefsels
Inflammatieproces : beschadiging van cellen cellen kapot hieruit
komen inflammatoire factoren uit bv witte bloedcellen (die schade willen
opruimen) en de pijn zal zo ook versterkt worden.
letsel zenuw (iets dat de pijn zal veroorzaken, trauma ter hoogte van bv
vinger.)
sectie/ snijwonde
contusie
ischemie
elongatie van weefsels of zenuwen.
stimuli chemisch/thermisch
o primaire afferente neuron
zenuwbaan die vanuit het getraumatiseerd lidmaat naar het centrale
ruggenmerg gaan en zo naar de dorsale hoorn van het ruggenmerg
o Dorsale hoorn ruggenmerg sinaps naar motorische hoorn van het (voorkant
ruggenmerg) ruggenmerg naar de motorische banen van het ruggenmerg gaan
leiden.
2 verschillende types zijn (fysiolopahtologie van pijn)
- Nociceptieve pijn
o Activering van pijnreceptoren (nociceptoren) als reactie op schadelijke stimuli (bijv.
letsel, ziekte, ontsteking)
o Pijn die ervaren wordt.
o Nociceptoren gestimuleerd worden.
o = postoperatieve pijn.
- Neuropathische pijn
o Door een letsel of ziekte aan de perifere zenuwen of het CZS (bijv. trauma, diabetes,
carpaal tunnelsyndroom)
Zonder dat het nociceptieve pijn: diabetes
Carpaal: knelling van zenuwen.
o Pijn ten gevolge van zenuwschade/zenuwpijnen.
Perifere pijn: fysiologie.
- Thv kleine zenuwuiteinden
- Relatief lokaal: pijn kan uitgebreid worden naar hogere
achelons.
- Hoge response drempel
- Afwezige snelle adaptatie: je gaat niet snel zeggen dat je het
gewoon wordt (bv pijn lucifer), je gaat snel reactie geven.
Zenuwvezels naar het dorsale ganglion sinaps naar een ander
neuron stimulus receptieerd en ontvangt pijnstimulus doorgeven naar motorische hoorn (om
gepaste reactie weer te geven: spinale reflex) ofwel stimulus naar andere kant ook gaan, naar
2
,zenuwbanen tot in de hersenen gaan om daar weer connectie te maken om andere factoren in
werking te stellen.
- Verschillende soorten vezels:
o A snelle vezels, zijn gemyeliniseerd en geven snel transport van pijn.
α
β
γ
δ1
o B
o C traag geleidend, weinig of niet gemyeliniseerd.
pijnstimulis die binnenkomt via dorsale hoorn
krijgt synaps ter hoogte van dorsale ganglion dan
ter hoogte van dorsale hoorn connectiepunten
ter hoogte van verschillende neuronen
overdracht ter hoogte van motirische hoorn
reactie (spinale reflex).
Kan ook langs de andere kant gaan inductie geven
ter hoogte van u sympaticus die dan vasoconstrictie
veroorzaken (bloedverlies te stoppen)
Pijngewaarwording vs nociceptie
- Nociceptie: binnenkomende prikkel (pijnprikkel)
- Pijngewaarwording: externe prikkel doet pijn. Is afhankelijk van individu, van bijvoorbeeld de
emoties, omgeving, cultuur, ervaring, enz.
- Pijngewaarwording zonder nociceptie: ALGODYNIE
o V neuralgie: zonder dat men de oorzaak kent.
o fantoompijn
opstijgende banen bekijken corticospinale of
reticulospinale tractus die via ruggenmerg naar
boven zullen lopen banen tot in de hersenen
lopen.
Ze gaan helpen de pijngewaarwording induceren.
Vanaf pijn via die opstijgende banen gaan lopen,
krijg je de vrijstelling van aantal producten om de
pijn te temperen (enkefalines en endorfines). Enkefalines temperen de pijn. Als je zou kunnen
voorkomen dat deze hormonen niet zouden afgebroken worden, zou de patiënt veel minder pijn
hebben en je minder medicatie moeten geven.
3
, Enkephaline afbraak geinhibeerd => block transmissie van nociceptieve signalen
pijnstimulis gaat naar boven via opstijgende banen, enkephaline en
endofines komt vrij ter hoogte van hersenen naar de bloedbaan
gaan op bepaalde receptoren van zenuwen gaan zitten om de pijn te
gaan minderen. Enkephalines worden ook afgebroken door enzymen
zodanig dat de pijngewaarwording er wel is.
Er moet dus een goede balans zijn, dan de hormonen op tijd worden
afgebroken.
Amplificatie van pijn: versterking van pijn.
- Gerefereerde pijn: thv de huidregio corresponderend met de achterhoorn neuronen waar de
viscerale afferente banen convergeren => hyperalgesie
o Galblaasleiden: pijnversterking ter hoogte van contra laterale linker schouder.
- Reflexmotorische activiteit, van somatische aard => spierspasmen
o Ter hoogte van vingers bijvoorbeeld, die pijnlijke contracties kunnen veroorzaken.
- Reflex efferente activiteit van sympatische aard => sfincterspasmen, viscerale ischemie,
microcirculatieveranderingen
Pijngewaarwording thv CZS
- Aandacht tandpijn is bijv overdag minder erg dan ’s nachts.
- Cognitieve functie
o Geheugen
o Onderscheid van pijnniveaus
- Sociale en culturele aspecten
Terminologie
- Analgeticum = pijnstiller
- Agonist = stof die een zekere affiniteit bezit voor een receptor
- Antagonist = stof die een zekere affiniteit bezit voor een receptor, zonder er op in te werken.
- Opioid = stof die direct effect heeft op de µ-opioid receptor; antagonist is naloxone (zie
verder)
4