HOOFDSTUK 1: DE ONTRAFELING VAN DE MIDDELEEUWSE ORDE
(1450-1650)
Inleiding
De Renaissance verwijst in de werkelijkheid naar verschillende veranderingen in de politiek,
de economie, de plaats van het christendom en in het denken over de mens en maatschappij.
Het was als het ware een voorloper van de politieke moderniteit.
De term zelf werd voor het eerst gebruikt door Italiaans humanisten die ermee wilden
aantonen dat na een lange periode van verval – de zogenaamde donkere Middeleeuwen –
Europa in een fase van wedergeboorte verkeerde.
Verder verwijst de Renaissance naar een geleidelijke teloorgang van het feodale systeem en
het ontstaan van een nieuwe economische verhouding.
Met de Italiaanse Renaissance ontstond geleidelijk aan een nieuwe zienswijze, een moderne
levensopvatting waarbinnen het individu een steeds belangrijkere rol zou spelen
De vernieuwende inzichten van de wetenschappen leidden echter niet tot een
onmiddellijke verwerping van de theologische inzichten van de Kerk
De Renaissance werd gaandeweg meer empirisch en toekomstgericht. Niet de idealisering van
het verleden staat centraal, maar het geloof in de toekomst van de mens.
Er ontstond geleidelijk aan een mensbeeld dat niet langer ondergeschikt was aan de
macht van de Kerk
1. Wetenschappelijke vooruitgang en de geleidelijke emancipatie van de politiek
Leonardo Da Vinci (1452-1519)
De idee van het logische en het experimentele begint haar intrede te doen. Het dwepen en
verafgoden van het verleden maakte geleidelijk aan plaats voor een geloof in het heden en de
toekomst van de mensheid. Dit weerspiegelde zich in een snelle groei van de
wetenschappelijke methode waarmee Da Vinci zijn studie van de natuur aanvatte.
Italië was tijdens de Renaissance een zeer verdeeld land, opgebouwd uit kleine stadstaten. De
concentratie van macht lag dan ook bij die stadstaten.
Handel was een lange tijd onproductief. Er werd nog weinig geproduceerd of gecreëerd. De
Renaissance brak met de enge Middeleeuwse visie van de Kerk op rijkdom, namelijk dat
interest verboden werd. Dit omdat handelaars en kooplieden zich moesten indekken tegen
grote risico’s met zeehandel met verafgelegen gebieden.
1
,Luxe en het uitdrukkelijk tentoonspreiden van rijkdom, was een uiting van succes waardoor
de verzuchting naar nog meer luxe een belangrijke drive was voor de bedrijvigheid van
stadstaten.
Het Mercantilisme
Een nieuwe, meer dynamische visie op de economie ontwikkelde zich, namelijk het
Mercantilisme. Deze visie ging ervan uit dat de vorst de taak had het inkomen van de natie te
ontwikkelen. Dit doen ze door te steunen op de groeiende macht van handelaars op die
manier kan de koning de commerciële ontwikkeling van de natie vergroten en zo ook zijn
macht verder uitbouwen.
Mercantilisme: idee dat de koning of de lokale heerser van de stadsstaten zich moet inzetten
de handel te promoten om de inkomsten van het land en van zichzelf te vergroten. Er komt
meer geld in roulatie en luxe komt weer op de voorgrond. Op die manier kon men tonen hoe
machtig deze kleien stadsstaten waren.
Naast de economische secularisatie, ontwikkelden zich ook nieuwe ideeën in de politiek van
de stadstaten die het begin van de politieke moderniteit aankondigen.
De stadstaten werden niet langer geleid door traditie, Kerk of geestelijken, hoewel die een
belangrijke rol bleven spelen, maar door de mannen met visie en creativiteit.
Nicollo Machiavelli (1469-1527)
Humanist Machiavelli brak met de traditionele vorstenspiegels waarin de idealen van het
koningschap werden opgesomd zodat de toekomstige vorst een geïdealiseerde spiegel werd
voorgehouden waarop hij zijn gedrag kon richten.
Hij was niet zozeer geïnteresseerd in het beschrijven van moreel of eerbaar gedrag of hoe een
maatschappij moest geleid worden, maar hoe een maatschappij concreet werd geregeerd en
hoe mensen zich gedroegen.
Machiavelli beschreef in zijn vorstenspiegel “Il principe” dus niet het ideale, maar het
werkelijke gezicht van de vorst. Door het verwerpen van de moraal als basis van een reflectie
over de politiek, introduceerde hij een wetenschappelijke blik op het menselijk
maatschappelijk gedrag. Hiervoor baseerde hij zich op het empirisme, dat ervan uitging dat
kennis voortkwam uit ervaring.
“Il principe” is dus een politiek handboek die veel vernieuwingen inhield.
Zijn belangrijkste uitgangspunt was dat de menselijke natuur altijd en overal hetzelfde is. De
menselijke natuur was tegelijkertijd goed en slecht, maar voor in de politiek moest men ervan
uitgaan dar de mens van nature slecht was.
2
,Wat met religie?
Hoewel Machiavelli antiklerikaal was, was religie voor hem geen probleem. Desalniettemin
moest religie voor hem geen overkoepelende rol meer spelen. Hij begon op een seculiere
manier te denken over religie.
De emancipatie van de politiek van het religieuze luidde daarenboven de geleidelijke
secularisering van het leven en denken in.
Het religieuze werd ondergeschikt gemaakt aan het politieke. Hij herkende de essentie van
religie als sociaal cement, als datgene wat de mens verbond. Het moet samenhorigheid tussen
de mens creëren.
Met secularisering bedoelen we niet antireligieus.
La raison d’Etat
De staatsrede van Italië “La raison d’Etat” werd een doel op zich en om die uit te bouwen
waren alle middelen heilig. Met deze rede wordt bedoeld dat de staat bepaalde redenen heeft
om te doen wat ze doet, die los staat van religie en moraal.
Overtuigingen, list, bedrog etc. konden en moesten aangewend worden indien nodig. Geweld
was essentieel.
Vrijheid = zekerheid
Machiavelli merkte op dat wanneer mensen spraken over vrijheid, ze eigenlijk zekerheid
bedoelden. Zekerheid betekende voor hem in de eerste plaats orde, maar vooral de
onaantastbaarheid van het privébezit.
Hij was ervan overtuigd dat elke regime, zelfs een dictatuur, tolereerde zolang er maar niet
geraakt werd aan haar privébezit. En daarmee bedoelen we niet alleen een huis, maar ook
vrouwen en kinderen.
Het uitgangspunt van het ‘populair machiavellisme’ is dus dat het doel de middelen heiligt.
Door de politiek en de moraal van elkaar te scheiden, maakte Machiavelli een secularisering
van de politiek mogelijk, mar tegelijkertijd aandacht voor het gebrek aan vertrouwen
(cynisme) in het politieke leven. De verantwoordelijkheid van de vorst ten aanzien van God
werd opgeheven.
Thomas More (1478-1535)
More was net zoals Machiavelli een staatsman en schrijver die de politieke realiteiten en de
maatschappelijke problemen van zijn tijd wilde begrijpen. Hij was een diepchristelijk persoon
die ervan overtuigd was dat de staat er moest zijn voor haar leden en hij voelde mee met de
extreme armoede die een aanzienlijk dele van Engeland trof.
3
,Zijn bekendste werk is het boek “Utopia” en dat valt uiteen in 2 delen:
In het eerste deel van zijn werk beschrijft hij de sociale en economische verwoesting van het
Britse platteland in de 16e eeuw. Er was sprake van een enclosure beweging die de
traditionele landbouw die gebaseerd was op een gemeenschappelijk beheer van de grond met
open veld, veranderde in een systeem van particulier grondbezit of privébezit van de
landbouwgronden die van elkaar gescheiden werden door omheiningen of hagen.
Door het privaat bezit van gronden, en de geleidelijke intrede van het kapitalisme, ontstond
de moderne armoede doordat mensen niet meer op de landen konden om die te bewerken.
Hierdoor ontstond er meer hongersnood en armoede.
In het tweede deel van zijn werk beschrijft More het ideale eiland. Het is een eiland ver weg
dat paradijselijk is. Met andere woorden, daar gebeurd alles wat in Engeland niet gebeurd.
Het eiland is gebaseerd op het gemeenschappelijk bezit van de productiemiddelen en kent
geen handel gebaseerd op geld.
Dit werk impliceert het verlangen naar een terugkeer naar een ideale maatschappij.
More zag de verarming van de bevolking en begreep dat deze dynamiek niet het gevolg was
van geheimzinnige krachten of van Gods wil. Hij besefte zeer goed dat armoede en
ongelijkheid samenging met de oprukkende nieuwe sociaal-economische verhoudingen.
2. Het einde van de katholieke hegemonie: reformatie en contrareformatie
Luther (1483-1546)
Luther werd als 17-jarig kind naar de universiteit van Erfurt gestuurd. Daar kwam hij in contact
met het intellectuele en theologische conflict tussen humanisten en scholastici.
Het humanisme was een intellectuele stroming die uitdrukking gaf aan een nieuw
zelfbewustzijn van de menselijke geest waarin de liefde voor de mens en de natuur centraal
stond. Ze verzetten zich tegen de scholastische dogmatische argumenten en redeneringen,
maar waren niet antireligieus, integendeel. Daarnaast bekritiseerden ze de geestelijkheid,
maar niet het christendom.
De scholastici waren dogmatische denkers die de kerk volgden.
Hoewel Luther sympathie had voor de humanisten, heeft nooit behoort tot een van de
kampen. Hij was meer geïnteresseerd in de zoektocht naar God en de directe ervaring van
vroomheid (godvruchtigheid).
De reis naar Rome
Een reis naar Rome in 1510 veranderde Luthers leven. Hij werd emotioneel overvallen doordat
hij botste met de decadente levensstijl van priester en bisschoppen tot de paus.
4
, In 1517 nagelde Luther 95 stellingen van toegeeflijkheid aan de poort van de kerk in
Wittenberg. Hiermee kwam hij in opstand tegen de decadentie van de Kerk. Hij protesteerde
in eerste instantie tegen de verregaande vercommercialisering.
Luther wilde laten zien dat er geen nood was aan sacramenten en een administratie om het
zielenheil te bereiken, d.w.z. geen behoefte aan een Kerk.
Luther pleitte voor een religieuze bevrijding van de mens, het scheppen van een directe band
tussen individu en God, zonder tussenkomst van een kerkelijke instelling. Hij benadrukte dat
alle gelovigen zich moesten onderwerpen aan een sterk gezag (= sterke overheid).
De universele boodschap van Luther eindigde in de oprichting van een Duitse Kerk. Volgens
hem was het duidelijk dat die religieuze bevrijding niet samenging met gelijkheid op deze
wereld.
“Een aards rijk kan niet bestaan zonder ongelijkheid. Sommigen moeten vrij zijn, anderen
moeten dienen, sommigen moeten heersers zijn en anderen moeten onderdanen zijn.”
In 1525 kwamen heel wat boeren in opstand tegen de hebzucht van de edelen onder leiding
van Thomas Müntzer. De boeren eisten een maatschappij waarin werk en privaat bezit
gemeenschappelijk waren en waarin er een algehele gelijkheid bestond. Luther keerde zich
snel tegen deze opstand.
Luther verloor veel steun van boeren en stadsmensen, maar met de adel achter zich kon hij
zijn leer verder verspreiden. Volgens Luther kon je pas religieus bevrijd worden als er een heel
sterk autoritaire staat is anders komt er conflict en anarchie die spiritualiteit onmogelijk
zouden maken.
Calvijn (1509-1564)
Calvijn begon in Zwitserland, waar meer religieuze tolerantie was, wat later zijn magnum opus,
‘Instituten van de christelijke religie’, zou worden.
Het werk van Calvijn is een poging om een rationele en logische opgebouwde moraal,
staatsorde en dogma te codificeren. Dit in tegenstelling tot Luthers gepassioneerde stijl.
Centraal in zijn dogma stond de veronderstelling dat de mens een hulpeloos wezen was in het
licht van Gods almacht. Hij radicaliseerde Luthers visie door aan te nemen dat het lot van de
mens vaststond en dat hij er niets aan kon doen, omdat het Gods wil was. Met andere
woorden, de mens was voorbestemd voor de hemel of de hel (conservatief idee). Bij de
katholieken was dit niet het geval, je kon je bewijzen in je leven.
Dit zal aanleiding geven tot secularisering en individualisering, niet enkel van geloof maar ook
van maatschappelijk gedrag.
In 1537 arriveerde Calvijn in Genève waar hij gevraagd werd om de plaatselijke kerk te
hervormen. Genève was een handelsstad. Voor Calvijn kon de winst die er gemaakt werd niet
anders worden beoordeeld dan andere inkomsten, winst was immers het resultaat van de
ijver en het harde werk van individuen.
5