Hoofdstuk 8: Organisatiestructuur
1. Grondslagen met betrekking op de organisatie
Organisatiestructuur = structuur o.b.v. waarvan wordt gerapporteerd
en werktaken worden verdeeld in een organisatie.
Mensen leren vaak structuur van bedrijf kennen door organigram te
bekijken. Het geeft posities in het bedrijf weer en de manier waarop ze
wordt gerangschikt. Het geeft een beeld van de structuur van wie aan
wie rapporteert aan wie en de activiteiten die mensen uitvoeren.
1. De vakken vertegenwoordigen verschillende taken
2. Titels in vakken tonen werk dat elke eenheid uitvoert.
3. De ononderbroken lijnen vertonen de relaties tussen groepen.
4. Elke horizontale laag geeft één managementniveau aan.
1.1 Differentiatie
Differentiatie = Organisatie bestaat uit =/ eenheden met
verschillende taken, vaardigheden en werkmethoden.
hoog indien organisatie veel sub-eenheden heeft.
Hoe wordt differentiatie gecreëerd?
Arbeidsverdeling: werk binnen organisatie wordt onderverdeeld in kleinere taken.
Specialisatie: verschillende mensen of groepen oefenen (deel)taken uit van globale werk in
organisatie. Criteria: scholing, interesse, sterktes, technische kennis enz.
1.2 Integratie
Integratie = de mate waarin de verschillende eenheden van een organisatie samenwerken.
Coördinatie = procedures die de verschillende delen van de organisatie verbinden om doelen en missen
van organisatie te verwezenlijken.
Bedrijven in eenvoudige omgeving vertonen weinig differentiatie.
Hoe sterker bedrijf gedifferentieerd is, hoe groter behoefte aan integratie tussen verschillende eenheden.
Bedrijven succesvol als ze sterk gedifferentieerd zijn en hoge mate van integratie hebben.
Bedrijven meer kans op falen als ze sterk gedifferentieerd zijn, maar onvoldoende integreren.
2. De verticale structuur
2.1 Gezag in organisaties
Gezag = het recht van manager om beslissingen te nemen en
medewerkers opdrachten te geven.
Voorbeelden: Raad van Bestuur, CEO (Chief Executive Officer), Top
management Team
2.1.1 Board of Directors = Raad van Bestuur
In bedrijven zijn de eigenaren de aandeelhouders meeste bezig met andere zaken en missen
informatie en zijn weinig betrokken bij management van bedrijf.
Aandeelhouders kiezen er daarom voor om toezicht te houden op organisatie.
Het bestuur, o.l.v. de voorzitter, neemt belangrijke beslissingen die van invloed zijn op organisatie.
Bestuurders: intern en extern kritische kijk op ON, geen functie in ON, geen band met aandeelhouders.
Taken RvB:
- Kiezen, evalueren, belonen en indien nodig vervangen van de CEO.
- Bepalen van strategische richting en analyseren financiële prestatie.
- Toezien op ethisch, sociaal en juridisch verantwoordelijk gedrag.
Voorbeeld: Zuckerberg (stichter, CEO en voorzitter RvB) als manager niet goed bezig, onder druk bij
aandeelhouders om ontslag in te dienen als voorzitter RvB, maar hij is RvB en gaat zen eigen niet
ontslaan.
,2.1.2 De Chief Executive Officer (CEO)
CEO
Top organisatiepiramide
Verantwoording verschuldigd aan RvB en aandeelhouders voor prestaties van organisatie.
In sommige organisaties is de CEO en voorzitter van de RvB één persoon.
Evolutie: scheiding functies CEO en voorzitter RvB om verbterd ondernemingsstructuur te krijgen en om
dominante positie van CEO te vermijden.
2.1.3 Top Mangement Team
Voorbeelden: CEO, COO, CFO, …
Beslissingen worden steeds vaker door hele team genomen en niet alleen door CEO.
2.2 Hiërarchische niveaus
Trend: verminderen aantal hiërarchische niveaus.
Meeste leidinggevenden geloven dat minder lagen
efficiëntere, snelwerkende organisatien creëren.
2.3 Span of Control (reikwijdte)
2.4 Delegeren
2.5 De-centralisatie
, 3. Horizontale structuur
3.1 Functionele organisatie
Gestructureerd rond activiteiten zoals: aankoop,
productie, marketing, financiën enz.
Bestaat bij kleine en grote organisaties.
Geschikt in eenvoudige, stabiele omgeving.
3.2 De Divisiestructuur
Een structuur die afdelingen groepeert in functie van producten, klanten of geografische regio’s.
Elke divisie heeft divisiemanager en is vaak zelfstandig bedrijf. Moederbedrijf rangschikt en beheert de
divisies.
3.2.1 Productdivisies
Diverse functies dragen elk bij tot een bepaald product.
Toezicht door productmanager.
Voordelen:
- Flexibel, geschikt in onstabiele omgeving waarin ON snel moet veranderen en aanpassen.
- Productmanager heeft zelfbestuur om doelstellingen met betrekking op productlijn na te streven.
Nadelen:
- Organisatie overheen divisies is moeilijk
- Kopiëren van functies in verschillende divisies
3.2.2 Klantendivisies
Divisies georganiseerd in functie van klantengroepen. Voorbeeld; ziekenhuizen: kinderen, volwassenen;
banken: sparen, lenen.