Samenvatting die alle leerstof omvat van zowel het boek als alle hoorcolleges en ppt's. Bevat relevante grafieken, aantekeningen en uitleg. Kan ter vervanging werken van het boek.
18. H18: Macro-economische analyse: wat en waarom?
(p 531-546)
Macro-economie ↔ Micro-economie
Micro-economie:
- Gedragsmodellen van individuele economische agenten (prijs gegeven)
- Interageren op markt van één goed/dienst (prijs endogeen)
- Alle markten samen: algemeen evenwicht
Macro-economie: de grotere gehelen of aggregaten:
- “De” economie
- Totale consumptie in bv België/EU/wereld
- Totale tewerkstelling of werkloosheid
- Het prijspeil = alle prijzen
Waarom mogen we niet concluderen dat deze aggregaten gewoon de optelsom leveren
van wat op micro-economisch niveau gebeurt ?:
- Er is een samenhang tussen de markten van finale goederen en de markten van
productiefactoren. Deze kunnen elkaar beïnvloeden in beide richtingen. Wet van
Say.
- Gebruik van geld: een verstoring in de geldstroom kan grote gevolgen hebben voor
een economie, denk aan de financiële crisis.
- Informatie- en coördinatieproblemen: spaarparadox en "bankrun"
18.1 De economische kringloop en de wet van Say.
,Onderzijde kringloop: bestedingszijde
- Bedrijven verkopen output aan gezinnen
- Totale opbrengsten van deze verkopen: 𝑃𝑄 = ∑ 𝑝. 𝑞
Bovenzijde kringloop: inkomenszijde:
- Bedrijven kopen productiefactoren (arbeid)
- Arbeiders worden vergoed met een loon
- Verschaffers kapitaal: interest en/of dividend
Wet van Say: elk aanbod creëert zijn eigen vraag. Productie leidt vanzelf naar een vraag en
kan dus geen sprake zijn van een “vraagtekort”.
“Lekken” in de kringloop: niet het volledige inkomen wordt besteed aan de kringloop. Men
kan sparen (spaarlek), of men kan goederen in het buitenland kopen wat de binnenlandse
kringloop verstoort. Deze lekken kunnen zorgen voor macro-economisch onevenwicht.
Fallacy of composition: de verkeerde veronderstelling dat wat geldt voor een deel van een
groep (micro) geldt voor heel de groep (macro).
18.2 Het belang van geld
Identiteit van Fisher: de nominale waarde van de stroom van goederen moet gelijk zijn aan
de geldstroom op elk ogenblik. 𝑃𝑄 (stroomvariabele) = 𝑀 (voorraadsvariabele, =
hoeveelheid geld) . 𝑉 (omloopsnelheid).
Beide kringlopen geven dezelfde onderliggende realiteit weer en hebben dus dezelfde
waarde. Merk op: In micro-economie was geld neutraal!
, 18.3 Informatie- en coördinatieproblemen
“Animal spirits” van Keynes: vlagen van pessimisme en optimisme bij bedrijven over de
toekomst die cycli van productie beïnvloeden. Bedrijven kijken voortdurend naar elkaar
omdat ze zelf over te weinig informatie beschikken over de toekomst. Zo ontstaat een
zelfvoedende “investeringsboom” waarbij als men pessimistisch is de productie daalt en
omgekeerd ook, hun vermoedens “kloppen” dan altijd.
Spaarparadox van Keynes: neiging om meer te sparen leidt tot minder sparen:
- Falende coördinatie van gedrag van spelers
- Individuele spaarder houdt geen rekening met het collectief effect van zijn
toegenomen sparen.
- Individuele rationaliteit kan leiden tot een collectief ongunstig resultaat.
18.4 Van Keynes naar de klassieken en terug
Klassieke economen (Smith 1776):
- Prijsveranderingen zorgen ervoor dat verschillen tussen vraag en aanbod
verdwijnen en dat evenwicht altijd hersteld wordt
- Wet van Say: vermits aanbod zijn eigen vraag creëert kunnen er geen langdurige
macro-economische onevenwichten zijn
Grote Depressie in jaren dertig:
- Daling productie met 20% tot 40%
- Stijging werkloosheid tot 25% (en meer) van de actieve bevolking
- Waarom geen evenwichtsherstel?
Keynes (The General Theory 1936):
- Fenomenen die evenwichtsherstel kunnen belemmeren: Loonrigiditeit (vb. van
afwijking perfect werkende markt), Gebrekkige vraag
- Gevolg: permanente werkloosheid mogelijk; ook in evenwicht
- Grote invloed na WOII
- Maar loopt vast in ‘70, inflatie is probleem, Keynesiaanse analyse onder druk (kritiek
op Phillips-curve → H27).
=> terug naar klassieke theorieën:
- = Micro-economische grondslagen
- Individuen zijn rationeel
- Markten werken perfect (Hayek: of in elk geval beter dan de overheid)
- Geen coördinatieproblemen of animal spirits
- Minder (of geen) plaats voor overheidsinterventie
Blanchard (MIT/IMF): grote consensus:
- The Great Moderation: kleinere volatiliteit dan vroeger
- Mervyn King: “Nice” decade (Non Inflationary Constant Expansion)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper adamloots. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.