Bimie Peeters TM
Sociale psychologie
Wat moeten we kennen?
- Handboek Pol Creaynest (alles kennen).
- Nota’s van tijdens de les.
- Filmpjes en anekdotes als houvast.
Hoofdstuk 1: kennismaking met de sociale psychologie
Doelstellingen:
− de definitie van sociale psychologie uiteen te zetten
− voorbeelden te geven van elk van de stukjes in de definitie van sociale psychologie
− het onderscheid uit te leggen tussen voorwetenschappelijke en wetenschappelijke
psychologie
− begrippen te omschrijven
− de drie soorten van onderzoek uit te leggen, er voorbeelden van te geven, ze met
elkaar te vergelijken en de verschilpunten aan te geven
− de sociale psychologie af te zetten als wetenschap tegenover haar 'broers en
zussen' (zoals de sociologie en de persoonlijkheidspsychologie)
− uit te leggen hoe de sociale psychologie met de tijd geëvolueerd is.
We kijken naar gedrag van anderen om zelf te weten hoe we ons moeten gedrag, de mens is
een sociaal wezen.
Sociale deprivatie = wanneer je een tekort op sociaal vlak hebt, tekort hebt aan prikkels van
andere mensen. Dit is neurologisch te zien in de witte stofproductie in de hersenen, kans op
angst groter bij mensen met tekort.
Sociale paradox = we zijn gericht om mensen rondom ons te hebben, en langst de andere
kant heel verlegen om mensen te leren kennen. Er is nood aan sociaal contact maar er
moeite mee hebben als vreemden je aanspreken.
Invloed = behoefte aan andere mensen, logisch dat andere mensen ons beïnvloeden omdat
ze zo sterk aanwezig zijn. Vb. vrienden zeggen dat je nog even langer op feestje moet blijven.
Nood leidt tot invloed vb; de wave in zaal. Als je in iemands intieme ruimte komt zorgt dit
voor invloed vb; ongemakkelijk, begint te zweten.
Invloed waardoor je niet meer nadenkt vb; auto op ijs parkeren.
1
,Bimie Peeters TM
1.1 Studieobject van de sociale psychologie
1.1.1 Gebiedsomschrijving
Sociale psychologie = de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten,
gevoelens en handelingen van mensen beïnvloed worden door de feitelijke, de voorgestelde
of de geimpliceerde aanwezigheid van andere mensen. – Allport
“Een wetenschappelijke studie”
- intuitieve of alledaagse kennis; niet bewezen vb. kappersadvies vb; soort zoekt soort
en tegengestelde trekken elkaar aan, op 1 koppel specifiek.
- Empirische cyclus; je gaat wetenschappelijk te werk, ge gaat info verzamelen,
hypothesen opstellen en toetsen, niet enkel op ene paar personen maar op veel
meer.
Onafhankelijke variabele = (diegene die gemanipuleerd wordt); diegene waarvan verwacht
wordt dat hij invloed heeft op de afhankelijke variabele.de tijd die jij besluit om erin te
steken Vb; de tijd/ de snelheid dat het duurde om de gekleurde woorden te lezen.
Afhankelijke variabele = de variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele; het
gedrag dat gemeten wordt. Vb;
(examenvraag) antwoord = C
“De gedachten, gevoelens en handelingen van mensen”
1) In hoe we voelen. A (affectie)
Vb; trui met ponpons niet meer aandoet omdat je denkt dat anderen om je lachten.
2) In hoe we over onszelf denken. C (cognitie) sterk bepaald onder invloed van anderen.
Vb; je vind jezelf minder aantrekkelijk omdat je foto’s van heel aantrekkelijke
vrouwen ziet.
3) In hoe we ons gedragen. B (Behavoir/gedrag) invloed van gedrag van iemand anders.
Vb; eerste les papier scheuren, als jongen met staartjes naar school gaan omdat zus
dat doet.
“Beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geimpliceerde
aanwezigheid van andere.”
Fysiek/feitelijk; we worden beïnvloed op fysiek niveau; je hebt invloed op het gedrag
van iemand.
Voorgesteld; vb; kledingkeuze voor fuif. Vb; ouders niet aanwezig op info dag maar
hebben toch invloed, zou je wel op kot mogen van hun?
2
,Bimie Peeters TM
Impliciet/onrechtstreeks; vb; ikea bepaalt voor jou dat je de hele winkel door moet
om naar uitgang te kunnen, iedereen volgt de pijlen die ons beïnvloeden.
(pijlen=onrechtsreeks). Vb; aan kassa staan nog snoepjes etc. onrechtsreekse
beïnvloeding van koopgedrag. Vb; verkeer, de verkeersdrempel die jouw
verkeersgedrag gaat beïnvloeden.
We worden vooral beïnvloedt door wat wij denken dat anderen denken. Vb; omdat jij
denkt dat anderen om jouw trui lachen, doe je ze niet meer aan.
Enkele aanvullingen op de definitie
1. Beïnvloed worden en je beïnvloeden ook zelf. Vb sociale besmetting; je krabt,
anderen krabben ook. Geeuwen, anderen ook. Slappe lach hebben.
2. Niet altijd bewuste/intentionele invloed. Vb; je stak over op rood en anderen volgden
jou maar dat was niet jouw bedoeling om te beïnvloeden.
3. Sociale psychologie is zo’n breed terrein, dat het verder gaat dan niet sociale
factoren. Vb; hitte, als het heel warm is worden mensen agressiever. We
onderzoeken ook niet sociale objecten. Vb; hoe sta je tegenover nike of adidas.
1.1.2 De eigen invalshoek van de sociale psychologie
Onderscheid met sociale psychologie
- Gaan meer kijken naar individu en de context errond
- Maatschappelijk
Eigen plaats binnen de psychologie
- De persoonlijkheidspsychologie/dispositionisten.
- De sociale psychologie/situationisten; Gaat kijken naar context, gaat niet denken dat
alle mensen egoisten zijn bij ongeval en niet iedereen helpt.
- Interactionisme
“the situation does not absolve personal responsibility” (de situatie spreekt individuele
verantwoordelijkheid niet vrij)
- We keuren het niet goed maar verklaren, persoon is nog steeds verantwoordelijk
voor gedrag.
3
, Bimie Peeters TM
1.2 Zelfstudie (minder relevant op exa)
Hoofdstuk 2: groepsnormen
Doelstellingen:
- zie handboek
Personal space experiment
- metro, stoel eisen, in lift heel dicht bij persoon staan
2.1 Hoe normen ontstaan
2.1.1 van bovenaf opgelegde normen
Verticale, hierarchische structuur; iemand met meer autoriteit bepaalt de norm.
- Hogeschool
- Gezin (vader aan hoofd van gezin)
- Verkeer (politie agent)
- Religieuze organisatie (paus, priester bepaalt)
Externe omstandigheden
- We zien brand in gebouw, je hebt ehbo gedaan en zou kunnen de leiding nemen. Er
is op dat moment iets aan het gebeuren dat er op dat moment een verticale
structuur wordt gevormd.
(democratische gezinnen – meer spontaan dan autoritair gezin.)
2.1.2 Normen die spontaan ontstaan binnen de groep
- Overleg en rationele besluitvorming; we gaan als leiding vd jeugdbeweging via
overleg tot aantal normen komen en die doorgeven aan kinderen.
- Spontaan en vaak onbewust.
Normen als product van sociale vergelijking:
Sherif
Ambigue situatie: je weet niet zeker (wat je moet doen, wat juiste antwoord is.), er is geen
juist antwoord.
Sociale normering: je gaat samen zoeken naar antwoord, kijken naar wat anderen doen.
- Autokinetisch effect: het zichzelf bewegende effect (donkere kamer met enkel 1
lichtpunt, lijkt of het beweegt, afstand schat waarover het lichtpunt beweegt.
4