Samenvatting HC 8
COLLECTIEF ARBEIDSRECHT KERN
Vakbondsvrijheid
Werknemers – en werkgeversorganisaties
Collectief overleg
Collectieve conflicten
VAKBONDSVRIJHEID
Geschiedenis
Wet van 25 mei 1921
Vrijheid van vereniging, dus ruimer dan alleen vakbondsvrijheid
Was op dat moment cruciaal, want oprichten vereniging was tot dan
strafbaar
Begrip
Voor WN en WG van de private en publieke sector
Positieve en negatieve vakbondsvrijheid
Positief: recht om vakbond op te richten en toe te treden
Negatief: recht om niet tot vakbond toe te treden
zonder deze vrijheid zijn er geen vakbonden en organisaties -> zonder
vakbonden en organisaties is er geen sociaal overleg
SOCIALE PARTNERS
Algemeen:
“organisatie van werknemers of werkgevers, welke het bevorderen en
verdedigen van belangen van de werknemers of werkgevers ten doel
heeft” (art. 10 IAO-verdrag nr. 87)
Als er geen organisaties zijn, wordt het onderhandelen moeilijker, want
dan ga je de WN en WG tegen elkaar uitspelen
Als er 2 blokken zijn, kan je veel meer je wil doordrukken
Werknemersorganisaties:
ABVV (socialistisch), ACV (christelijk)
Algemene koepelstructuur
1 koepel waar al de rest vanaf hangt
opgesplitst in vakcentrales die enerzijds specifiek de
belangen van de arbeiders behartigen en anderzijds de
belangen van de bedienden
ACLVB (liberaal)
Geen koepelstructuur
Algemeen syndicaat die zowel arbeiders als bedienden
beschermt, zonder onderscheid
, Rechtspositie
Kan rechtspersoonlijkheid aannemen
Vakbonden hebben ervoor gekozen dit niet te doen, want dan zijn ze
verplicht een open boekhouding te hebben, wat inhoudt dat
iedereen weet hoeveel geld ze in de kas hebben. Ook de
stakingskas zal openbaar zijn, waardoor de WG weten hoelang ze
nog kunnen door staken.
Wel functionele rechtspersoonlijkheid
De wet voorziet bepaalde functies die ze toch kunnen uitoefenen,
ondanks dat ze noch natuurlijke, noch rechtspersoon zijn
1) OK’s sluiten (CAO’s)
2) Recht om hun WN te vertegenwoordigen in allerhande
organen
3) Recht om in rechte op te treden om de belangen van hun
leden te vertegenwoordigen
Representativiteitsvereiste
Overheid onderhandelt niet met alle vakbonden, enkel de representatieve
Criteria:
1) Opgericht voor heel het land en interprofessionele werking hebben
2) Absolute meerderderheid van sectoren en personeelscat.
vertegenwoordigen
3) 125.000 (betalende) leden tellen
4) Belangenverdediging als statutair doel
In principe hebben de grote vakbonden dus een monopolie, maar dit is
legitiem, want het onderscheid tussen kleine en grote vakbonden is
gerechtvaardigd door het GwH
Je hebt dus wel het recht om een vakbond op te richten, maar je zal er niet
veel mee zijn, aangezien je niet mee mag onderhandelen zolang je niet
representatief bent
Werkgeversorganisaties:
VBO (verbond Belgische ondernemingen) = de grootste en belangrijkste
Verschillende vormen
Interprofessionele koepelorganisaties
Professionele organisaties (zoals de sectorfederaties van de VBO)
Zelfstandigen, landbouwers, regionale organisaties
Rechtspositie
Feitelijke vereniging, vzw of beroepsvereniging
Kunnen contracteren, in rechte optreden en vertegenwoordigen
Representativiteitsvereiste
Overheid onderhandelt niet met alle vakbonden, enkel de representatieve