Sociologie 2014 – 2015
1. wisselwerking tussen mens en samenleving
vooraf: 3 basisbegrippen
- Sociaal feit = optelsom individueel gedrag wordt collectieve realiteit die individuele leven stuurt
o Vb mens woont op boerenbuiten en gaat naar werk met de auto ipv de trein (i) à file (c) à kost
tijd, lijden onder file (i)
o Vb keuze van zo hoog mogelijke studierichting (i) à watervalsysteem (c) à individu voelt
zich minderwaardig (i)
- Mattheus effect = vaak voorkomende vorm van onrechtvaardigheid
o Wie al heeft, krijgt nog meer. Wie weinig heeft, zal dat weinige verliezen
o Vb kindergeld: tot 25 jaar (bij studies), lagere klasse kan studies niet betalen
- Political correctness = iets zeggen of niet doen, uit angst te worden beschuldigd van discriminatie of
racisme
o Vb kinderen worden gebruikt door Pakistanen en men durft er niets over te zeggen uit schrik
beschuldigd te worden van racisme
1.1 van individu naar samenleving
interactie tussen personen
sociaal = met anderen
anti-sociaal = tegen de anderen (met interactie)
asociaal = anderen zijn er nooit (bijna onmogelijk)
interactie = communicatie + beïnvloeding
betekenis aan bepaalde situatie
- Gedrag van de ander interpreteren
o Vb fluitje bij voetbal ó agent
Mogelijk worden van samenleving = in 1 situatie dezelfde definitie en betekenisgeving geven
- Routine, voorspelbaarheid en structuur
- Vb Chinees ó Westers
à Thomas Theorema: ‘if men define situations as real, they are real in their consequences’
- De mens creëert zijn eigen sociale realiteit
- Vb “brand!” = paniek
- Vb als hulpverlener bij een gezin: het is rommelig dus je denkt dat het een slechte moeder is, moeder
voelt dit en gaat zich ernaar gedragen
Patronen in interacties
- Civil attention = beschaafde negeren
o Vb in lift
o Elkaar langdurig aankijken is onbeleefd (ó thuis, tweegesprek,…)
- Volgens ongeschreven regels
o Spontaan tijdens interactie
o Zijn pas duidelijk als ze overtreden worden
o Zorgt voor voorspelbaarheid en houvast
1
,groepen en sociale categorieën
een groep is een aantal personen
- Met duurzame interacties
- Waarvan de leden bepaalde posities innemen
- Waarin spontaan groepsregels ontstaan die het gedrag bepalen
- Waar de leden verbonden zijn door een gevoel van samenhorigheid (wij-gevoel)
- Vb klas, bedrijf
Primaire groep = men kent elkaar goed
- Interacties zijn intensief, emotioneel en frequent
- Gezin en peergroup (= groep van gelijken waar veel en langdurige directe interacties zijn)
o Vb klas, scouts, vrienden,…
Secundaire groep = grotere groep
- Interacties zijn minder intens, zakelijk, zonder emotionele kant
- Innemen van posities = belangrijk
- Vb collega’s
Sociale categorie = verzameling mensen die in 1 of meer aspecten op elkaar lijken, geen groep
- Geen interacties, posities, regels, wij-gevoel
- Vb bewoners van Antwerpen, dé armen, dé bejaarden, dé werknemers van een bedrijf,…
Doelgroep (in sociale sector / sociaal beleid)
- Sociale categorie waarvoor men werkt
- Doel = groepsgevoel verhogen
- Vb staking vakbond (collega’s worden groep), ontmoetingsactiviteiten, zelfhulpgroep,…
Zingeving en definitie = versterkt in groepsverband
- Vb wij allochtone jongeren (voelen zich gediscrimineerd)
- Wij / zij gevoel
- Creëren hun sociale realiteit door hun interpratatie & interacties
Organisaties
Een organisatie is een ‘plaats’ waar mensen interrageren met als kenmerken
- Er is een structuur en meestal een vorm van hiërarchie
- De leden interrageren vanuit duidelijk omschreven posities in die structuur
- Er is een gemeenschappelijkdoel bij alle leden van de organisatie
- Interacties zijn gericht op het realiseren van dat doel
- De organisatie interageert ook als geheel, met andere organisatie
Moet niet gebonden zijn aan 1 ruimtelijke plaats
- Vb scouts, chiro (= optelsom van plaatsen)
Organisatie = optelsom van alle interacties
- Vb lokaal, kamp, tijdschrift, ouders, overheden,…
Structuur = orde en vorm
- Kan veranderen = herstructurering
o Gepland (leiding)
o Van onderuit (leden)
- Vb scouts: verschillende groepen, lokale afdelingen, leiding,…
2
, Posities in die structuur: bepaalde gedragingen
- Vb student ó docent
Gemeenschappelijk doel
- Vb politieke partij: macht en invloed
- Vb greenpeace: schoner milieu
Ook ontstaan van sociale categorieën binnen organisatie
- Verschillende doelstellingen (soms tegengesteld)
- Vb doel student = diploma ó doel docent = opleiden
Organisaties interageren als geheel: met ander individuen, groepen, organisaties
- Vb school: stageplaatsen, andere scholen, overheid, werkgevers
Organisatie = constructie van mensen, regels en procedures (manieren waarop mensen interageren)
- Zin, betekenis en sociale realiteit creëren
institutionalisering en subsystemen
institutionalisering: ontstaan van instituties (vaste patronen) tijdens een proces met vele interacties
- Tot institutie worden van gedragspatroon, vastroesten
- Routine, voorspelbaarheid en structuur in het samenleven
- Stabiel, maar niet onveranderlijk
- Geen maatschappelijke institutie
- Vb gaan eten voor een verjaardag (gewoonte, traditie)
- Wetten, organisaties,..
Grootschalige instituties: gestandaardiseerde interactiepatronen waar veel individuen, groepen en
organisaties belang aan hechten = houvast
- Helpen bij vervullen van levensnoodzakelijke behoeften
- Samenleven wordt mogelijk
een institutie
- Is een gestandaardiseerd interactiepatroon tussen mensen, groepen en organisaties
- Is stabiel maar niet onveranderlijk: het ontstaat, verandert en verdwijnt doorheen interacties (maw:
het is een door mensen gecreëerde sociale realiteit)
- Geeft routine, voorspelbaarheid en structuur aan het samenleven = houvast bij interacties
- Helpt ons bij het vervullen van levensnoodzakelijke activiteiten
- Vb vader, moeder, zoon, dochter, oma, tante, neef,…
Gezin = stabiel gedrags- en interactiepatroon waaruit belangrijke functies in ons leven worden vervuld
- Sociale constructies
o Standaard gedragspatroon in samenleving = kerngezin (ouders + kinderen) = the nuclear
family
o Extended family = samenwonen met kerngezin en grootouders
Onderwijs (opvoeding)
- gebouwen, organisaties, wetten, leerplannen, financiële regeling,…
gezondheidszorg
- strenge toelatingsvoorwaarden, medische beroepen, complex netwerk van organisaties, geldstromen,
farmaceutische industrie,…
3