Alle arresten van het mastervak Europees Belastingrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, studiejaar .
De arresten samengevat en de belangrijkste rechtsregel bij elk arrest dikgedrukt. Super handig om te begrijpen waar de arresten over gaan en om de rechtsregels te leren voor het tentamen.
-...
Jurisprudentie Europees Belastingrecht VU 2023-2024
Week 1:
-
Week 2:
C-28/95 17 juli 1997 Leur-Bloem
Leur-Bloem is enig aandeelhouder en directeur van twee BV’s en was voornemens de
aandelen in een derde BV te kopen, waarbij betaling zou geschieden door ruil met de
aandelen in beide eerstbedoelde BV’s. Leur-Bloem vond dat hier sprake was van een
aandelenfusie. De inspecteur vindt dat dit geen aandelenfusie is en weigert de fusiefaciliteit te
verlenen.
Hof is niet bevoegd vragen te beantwoorden die geen verband houden met de werkingssfeer
van de richtlijn. Wanneer de vraag wel betrekking heeft op de uitlegging van
gemeenschapsrecht, dan is het Hof in beginsel verplicht te antwoorden. Deze plicht is er
alleen niet als er oneigenlijk gebruik van het verdrag wordt gemaakt of al duidelijk is dat het
gemeenschapsrecht rechtstreeks noch indirect van toepassing kan zijn op de omstandigheden
van het geval.
-Bij zuiver interne situaties is alleen de nationale rechter bevoegd, behalve als de
wetgever heeft gekozen zuiver interne situaties op dezelfde manier te behandelen als
richtlijnsituaties: dan mag HvJ ook richtlijnconform uitleggen, omdat de nationale
wetgeving is aangepast aan het gemeenschapsrecht.
-De fusiefaciliteit mag alleen worden geweigerd als het hoofddoel belastingfraude of
ontwijking is.
C-464/04 12 december 2006 FII Group Litigation
Betreft in het VK ingezeten vennootschappen die voor ten minste 75% direct in handen zijn
van niet-ingezeten moedermaatschappijen. De VK-vennootschappen hebben leningen
gekregen van of hun moeder, of een andere niet-ingezeten dochtervennootschap van de
moeder. Het VK stelt beperkingen aan de aftrekbaarheid van de rente, die niet hadden
gegolden als de moedermaatschappijen ook in het VK gevestigd geweest zouden zijn.
- Hof: de vrijheid van vestiging wordt belemmerd, omdat dochterondernemingen
anders worden behandeld op grond van de plaats van de zetel van hun moeder. Dit
kan niet gerechtvaardigd worden wegens de samenhang van het nationale
belastingstelsel. Mogelijk wel rechtvaardiging i.v.m. misbruikbestrijding: de
beperkingen pogen onderkapitalisatie tegen te gaan en zijn hiervoor geschikt. Om
evenredig te zijn moet wel aan twee voorwaarden zijn voldaan:
o Belastingplichtige moet zonder buitensporige administratieve moeite tegenbewijs
kunnen leveren; en
o Aftrek wordt alleen geweigerd voor het onzakelijke deel van de rente.
C-448/15 8 maart 2017 Wereldhave
- De in België gevestigde vennootschap Wereldhave Belgium, belanghebbende, keert
dividenden uit aan Wereldhave International NV en Wereldhave NV, twee in Nederland
gevestigde vennootschappen die de status van fiscale beleggingstelling (fbi) hebben en
daarom in de vennootschapsbelasting aan een nultarief zijn onderworpen. België is van
oordeel dat dividendbelasting moet worden ingehouden; belanghebbenden claimen vrijstelling
van dividendbelasting op basis van de Moeder-dochterrichtlijn ten tijde van de uitkering
,(eerste prejudiciële vraag) en subsidiair op basis van onverenigbaarheid met het VWEU
(tweede prejudiciële vraag).
Het HvJ oordeelt dat een vennootschap die, zoals de in het hoofdgeding aan de orde zijnde
fbi’s, in de vpb aan een nultarief is onderworpen mits zij haar winst integraal aan haar
aandeelhouders uitkeert, wordt geacht niet te voldoen aan de voorwaarde van artikel 2,
onderdeel c, Moeder-dochterrichtlijn. Een dergelijke vennootschap valt derhalve niet onder
het begrip ‘vennootschap van een lidstaat’ in de zin van die richtlijn. Dividenduitkeringen aan
een dergelijke vennootschap vallen bijgevolg niet onder die richtlijn. De tweede vraag over
mogelijke strijdigheid van de Belgische heffing met het VWEU is volgens het HvJ niet-
ontvankelijk.
-Dividenduitkeringen aan een vennootschap met fbi-status vallen niet onder de Moeder-
dochterrichtlijn.
C-115/16 26 februari 2019 N Luxembourg
- Enkele, buiten de EU-gevestigde, beleggingsfondsen willen T Danmark overnemen. Zij
richten daartoe meerdere vennootschappen op in Luxemburg en Denemarken. Een van deze
vennootschappen is N Luxembourg 1 dat in Denemarken is gevestigd. Uiteindelijk verwerft N
Luxembourg 1 ongeveer 80% van het aandelenkapitaal in T Danmark. Vervolgens vindt er
een aandelenruil plaats, waardoor de aandelen N Luxembourg 1 uiteindelijk in handen zijn
van C Luxembourg. Via de vennootschap A Luxembourg Holding houden de
beleggingsfondsen de aandelen in C Luxembourg. N Luxembourg 1 heeft de overname
gefinancierd door zogenoemde Preferred Equity Certificates uit te geven, waarop zij rente is
verschuldigd. De Deense Belastingdienst stelt in 2011 dat N Luxembourg 1 bronbelasting had
moeten inhouden op de betaalde en bijgeschreven rente. Volgens de Belastingdienst fungeren
C Luxembourg en A Luxembourg Holding namelijk als doorstroomvennootschappen en zijn
zij niet aan te merken als ‘uiteindelijk gerechtigden’ tot de rente, omdat de rente naar de
beleggingsfondsen vloeit. De Belastingdienst brengt daarom een bedrag van DK 925 mln. in
rekening bij N Luxembourg 1. De Deense rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de vrijstelling van alle belastingen over uitkeringen van
interest uit de EU-renteroyaltyrichtlijn uitsluitend toekomt aan de uiteindelijk gerechtigden
tot deze interest. Dit zijn de entiteiten die uit economisch oogpunt daadwerkelijk het genot
hebben van deze rente en dus vrij kunnen beslissen over het gebruik ervan. Hierbij merkt het
Hof op dat een belastingplichtige geen recht heeft op deze vrijstelling als er sprake is van
fraude of misbruik. Dit geldt ook wanneer de nationale wet of de verdragen niet voorzien in
bepalingen van die strekking. Het Hof van Justitie EU geeft vervolgens aanwijzingen over
wanneer er sprake is van misbruik en wanneer Luxemburgse beleggingsvennootschappen
niet in aanmerking komen voor de vrijstelling
In college samen behandeld met T Danmark (hierna):
-Bij claim van EU-rechtelijke voordelen is er een plicht tot misbruikbestrijding
-Het EU-recht kent een algemeen werkend misbruik begrip dat voor alle relevante
disciplines geldt
-Uiteindelijke gerechtigde-begrip geldt als een soort toegangspoort ter detectie van
“doorstroomvennootschappen”
-Aanwijzingen rechtsmisbruik:
Kort na ontvangst doorbetalen
Doorbetalen aan derde die niet in aanmerking komt voor toepassing Richtlijn
, “Doorstromer”: beheer van de onderneming, balans, kostenstructuur, werkelijk
gemaakte kosten, werknemers, kantoren en uitrusting
Gesloten overeenkomsten
Financiering van activiteiten, waardering EV, gebrek aan bevoegdheid om vrij over
rente/dividend te beschikken
-Indien hieruit onvoldoende zakelijke en economische realiteit blijkt, dan mogen
belastingautoriteiten voordeel weigeren
-Belastingplichtige heeft tegenbewijs om aan te tonen dat het toch anders is (last resort)
C-116/16 26 februari 2019 T Danmark
- In Denemarken gevestigde vennootschappen willen dividend betalen aan in de EU
gevestigde vennootschappen (EU-tussenhoudsters). De dividenden worden mogelijk
doorgesluisd naar aandeelhouders van de tussenhoudsters, die buiten de EU zijn gevestigd. De
Deense belastingdienst weigert de Deense vennootschappen vrij te stellen van de inhouding
van dividendbelasting op de grond dat de EU-tussenhoudsters mogelijk niet de uiteindelijk
gerechtigden tot die dividenden zijn, maar enkel fungeren als doorstroomvennootschappen.
HvJ EU: Een lidstaat is verplicht de Moeder-dochterrichtlijnvoordelen te weigeren in geval
van misbruik, ook als het nationale recht geen antimisbruikregeling kent die richtlijnconform
kan worden uitgelegd. Er is sprake van een kunstmatige constructie indien een concern niet is
opgericht om redenen die de economische realiteit weerspiegelen, een zuiver formele
structuur heeft en als voornaamste doel of een van zijn voornaamste doelen heeft een
belastingvoordeel te verkrijgen dat de strekking of het doel van de toepasselijke
belastingwetgeving ondermijnt.
Week 3:
-
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LauraJansenLAW. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.