Beleidsthema’s in de jeugdhulp
LES 1:
Enkele definities:
• Definitie beleid:
• De manier waarop je zaken aanpakt (hoe?) (element 1)
• Regels, maatregelen en handelswijzen
• Om bepaalde doelstellingen te bereiken (wat?) (element 2)
• Vb. Corona-pandemie indijken => coronabeleid
• Vb. Leerachterstand kwetsbare jongeren inhalen => onderwijsbeleid
• Vb. klimaatbeleid: betogingen Youth For Climate
KEUZES maken (element 3)
• Daarbij rekening houden met (on)gewenste gevolgen (element 4)
• Bv. coronabeleid vorig jaar: virusverspreiding indijken met lockdown
• Effectief voor fysieke gezondheid (gewenst)
• Nefast voor psycho-sociale gezondheid en horeca (ongewenst)
➔ Bv. Coronabeleid van vorig jaar: we waren in paniek en ze hebben gewoon een lockdown ingelast
en daarmee hebben de beleidsmakers hun doel wel bereikt en dat was een gewenst gevolg maar er
waren ook negatief en ongewenste gevolgen zoals de mentale gezondheid en de economie (er waren
veel failissementen enzo)
➔ goed weten dat er 4 elementen zijn aan deze definitie
• Definitie jeugdhulp:
o “Ondersteuning van, en het hulp en zorg bieden aan jeugdigen die de leeftijd van 18
jaar nog niet hebben bereikt (…) en hun ouders, bij het verminderen, stabiliseren,
behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen
en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke
beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders, met het oog op het
bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig
functioneren van deze jeugdigen (…)” (niet vanbuiten kennen!!)
• Definitie jeugdhulpbeleid
o de manier waarop de zaken worden geregeld door de actoren in het jeugdhulpwerk
om de doelstellingen van de jeugdhulp te bereiken (wel kennen!!)
jeugdhulpbeleid op 3 niveau’s
Micro: allemaal mensen (het pijltje is de relatie tussen
hulpverlener en hulpvrager)
Meso: allerlei organisaties: scholen, bedrijven, instellingen,…
ook op dit niveau wordt beleid gevoerd: hoe vaak gaan we
vergaderen, betrekken we de ouders?, … ook éénmanszaken
vallen hieronder (bv. Een zelfstandige therapeut)
Macro: het hoger niveau (is wat ons interesseert)
Vanuit het macro drupelen er allerlei regels, maatregelen,… naar ons en zowel op het meso en micro
niveau. Regendruppels: alles wat van bovenaf wordt beslist druppelt naar beneden
,Voorbeelden:
→ examenvraag
Nu overgang naar de bredere context
Deel 1 van dit vak: kader schetsen waarbinnen jeugdhulpbeleid vorm krijgt. Het maatschappelijke
kader (= macro niveau). Dus kijken wat vooraf gaat aan jeugdhulpbeleid oftewel de ‘vereisten’ voor
jeugdhulpbeleid.
Economie:
• = onderdeel macro-niveau
• Belangrijk(st)e (financiële) voorwaarde/vereiste voor het kunnen voeren van beleid
• Goed draaiende economie voor een goed beleid!! → in België is dit het geval bv. voor een
democratische prijs kunnen we hulpverlening inschakelen
Als je bijvoorbeeld als zorgleerkrachten een ADHD kit wilt
aankopen dan kan de directie van de school zeggen: ‘ja
dat mag’, ‘nee niet ons beleid’ of ‘ja maar we hebben geen
geld daarvoor’. Je zou dit kunnen kopen met privé geld (=
u loon) of met publiek geld (= van de overheid)
(voorbeeld 2 → slide 12! → kennen!)
Verband Jeugdhulp en economie:
• Voor het tot stand brengen van jeugdhulp(beleid) is bijna altijd GELD nodig
• Waar komt dat geld vandaan ?
▪ Grootste deel = publieke middelen (BELASTINGEN)
• Cf. persoonlijk aandeel gezinnen in kostprijs ligt laag
▪ Belastingen worden geheven op WINST
▪ Waar komt winst vandaan? ECONOMIE !
→ Bij een GGZ betaal je maar 11€ voor een therapeutische afspraak maar de therapeut kost
misschien wel €50 dus er wordt nog €39 betaald door de belastingen
→ Economie is een vereiste om überhaupt aan jeugdhulpbeleid te kunnen doen het is noodzakelijk.
Want in de jeugdhulp komt er heel veel van subsidies.
,LES 2:
Wat is economie?
Een verhalend antwoord (storytelling)
• Levende wezens (ook mensen) willen van nature overleven
• Daarvoor moeten ze voldoen aan basisbehoeften
o Voedsel
o Bescherming tegen barre weersomstandigheden
o Tegen gevaar (kan van alles zijn: overvallen, kidnappers)
• Maar voldoen aan basisbehoeften gaat niet vanzelf
• Men moet er iets voor doen, we moeteninspanningen leveren
o Oermensen waren verzamerlaars, jagers → ze gingen op pas en gingen jagen & als
op een bepaalde plaats alles op was dan trokken ze verder meer er kwam
verandering door…
o …. Neolithische (r)evolutie
▪ Start van de landbouw, het domesticeren en de veeteelt (= dieren verbinden
aan het huis, het worden jou dieren je gaat ze kweken, melken, slachten,…).
Men stopt met gewoon te aanvaarden wat hem aangeboden wordt. Ze gaan
meer inspanningen doen om aan hun basisbehoeften te kunnen voldoen
▪ Agrarische maatschappij (wordt later de moderne samenleving)
• Verschil met jagers-verzamelaars: we gaan actief de natuur bewerken. We gaan niet meer zo
maar met de natuur mee leven → het idee van productie komt hier sterk naar boven.
• Economie in die tijd was dus in eerste instantie produceren om aan eigen basisbehoeften te
voldoen, niets meer
• Maar na verloop van tijd: landbouwtechnieken verfijnen: er ontstaan productieoverschotten
o Meer produceren dan nodig is om aan eigen basisbehoeften te voldoen
▪ Vb. meer graan dan eigen gezin nodig heeft, te veel melk,…
• Helaas nog geen bewaartechnieken → je kon melk niet lang bewaren want dan ging ze
beschimmelen het idee dat ze hadden was om te gaan ruilen.
• Ruilen !
o Eigen teveel aan graan aan ander gezin geven in ruil voor hun teveel aan appels
o Gered ☺ ?
• Ruilsysteem stoot op zijn beurt op beperkingen
o Vb. gezin A heeft te veel graan en wil appelen in ruil,
B heeft appelen op overschot maar heeft geen graan nodig,
B heeft melk nodig, maar A heeft geen melk op overschot,
C heeft wel melk op overschot: hopelijk hebben zij nood aan graan?
Dus: Ruilen vaak via grote omweg (arbeidsintensief) + onzekere uitkomst
• Er is dus nood aan een universeel ruimodel
o Er ontstaat een bijzonder goed: GELD
• Vanaf dan: ruil verbreden, systematiseren, met steeds meer tussenpersonen en er ontstaan
markten
, Wat is een markt?
• Plek” waar je iets kan “ruilen” tegen iets anders
▪ Waar transacties plaats vinden
▪ Met geld: kopen of verkopen aan een bepaalde prijs, handel drijven
▪ Wat? Goederen (= materiële dingen die ja kan vastpakken zoals een huis, een auto,
eten,…) en diensten (= dingen die je niet kan vasptpakken zoals les geven,
poetsvrouw die komt poetsen,…)
▪ Wie?
• verkoper = producent = aanbieder
• Vb. zelfstandige ondernemer, bedrijf, winkel, restaurant,
hulpverlener,…
• koper = consument = vrager
• Vb. individu, gezinnen, andere ondernemingen, …
Voorbeelden markt:
Markt voor kleding → zalando, H&M, zara,….
Markt voor ouderenzorg → rusthuis, service flats, wit gele kruis,…
Dus wat is een markt:
(Online of live) plek waar consumenten (vraag)
en producenten (aanbod)
elkaar treffen
om goederen en diensten
te verhandelen (ruilen)
door de waarde ervan uit te drukken in geld (prijs)
om in de (basis)behoeften van de vragers te voorzien
Al doende maakte de aanbieder winst
Wat is winst??
• WINST = ‘private’ opbrengst van marktactiviteiten
• MARKTPRIJS (= hoeveel geld je hebt betaald/gekregen voor je product) minus
PRODUCTIEKOSTEN (= hoeveel geld het kostte om het te maken)
• Voorbeelden
1. Productiekosten kledingstuk
• 10 € aankoopprijs stof + naaiarbeid in fabriek+ vervoer, …
• Verkoopprijs winkel : 25 €
• Winst: 25 – 10 = 15 €
2. Zelfstandige jongerencoach
• Prijs per sessie : 40 € => 500 sessies per jaar : 20.000 €
• Kosten: 8.000 € per jaar (huur, verwarming, speelgoed, telefoon, vervoer, …)
• Winst: 20.000 – 8.000 = 12.000 € per jaar = 24 € / sessie