BEGRIPPEN
Hoofdstuk 1
Economie = een menswetenschap die keuzeproblemen bestudeert waarmee iedereen in
aanraking komt
Vb: gezinnen nemen op hun niveau voortdurend beslissingen over de keuze hoe en
waaraan ze het beschikbare budget gaan besteden (consumptie, sparen,...)
Economisch inzicht draagt bij tot het nemen van betere beslissingen en geeft inzicht , leert de
problemen van de wereld waarin we leven beter begrijpen.
Economische analyse gaat na hoe mensen, bedrijven, overheden en allerlei organisaties keuzes
maken en wat daarvan de individuele en maatschappelijke gevolgen zijn.
Een behoeft is het aanvoelen van een tekort en het verlangen om dit tekort aan te vullen
individuele behoeften, pc, woning, eten, auto, verzorging, onderwijs, ...
collectieve behoeften zoals orde en nationale veiligheid
Schaarse middelen = economische goederen en om over economische goederen te spreken moet er
schaarste zijn en moeten ze nut hebben
De aanwending van schaarse middelen leidt tot een keuzeprobleem in de economie!
MEN KAN DEZELFDE MIDDELEN EN TIJD GEEN TWEE KEER INZETTEN
DE WAARDE VAN DE GEMAAKTE KEUZE IS GELIJK AAN DE WAARDE VAN HET BESTE ALTERNATIEF
DAT MEN NIET KIEST =OPPORTUNITEITSKOST
Micro economie heeft voornamelijk te maken met het allocatie- en distributieprobleem
Macro economie met het stabilisatieprobleem
Macro economisch beleid is gericht op lage inflatie en lage werkloosheid en een aanvaardbare
economische groei.
Macro economisch zijn er 3 produktiefactoren arbeid, natuur en kapitaal.
(arbeid = alle mogelijke arbeidsprestaties, zowel fysiek als intelectueel)
(natuur= natuurlijke rijkdommen; gronden met ertsen, goud, diamant of olie, gas)
(kapitaal=het geheel van de door mensen geproduceerde productiemiddelen)
Productieproces = elke fase waarbij de waarde van de geproduceerde goederen toeneemt
schema van het productieproces kunnen tekenen
,Investeren = het verhogen van de hoeveelheid reële kapitaalgoederen
macro economisch betekent investeren een uitstel van consumptie!
De productiemogelijkheidscurve is de verzameling van de efficiënte productiemogelijkheden.
De productiemogelijkheden van een land zijn NIET constant, determinanten (bepalende factoren)
zijn toenemende arbeidsverdeling en specialisatie, vooruitgang in de technologische kennis,
verbeterde economische ordening (wetten, reglementen, instellingen, gewoontes) deze factoren
zorgen ervoor dat de curve verder van de oorsprong verschuift.
Technologische vooruitgang (T) verschuift de productiemogelijkheidscurve naar RECHTS
Om in een economie allocatie- en distributieproblemen op te lossen zijn meerdere
sturingsmechanismen denkbaar, twee uiteenlopende systemen zijn CENTRALE PLANNING en het
MARKTMECHANISME
Bij een CENTRAAL GELEIDE ECONOMIE kan men stellen dat de nodige beslissingen genomen worden
door een centraal orgaan (bvb een regering denk aan de communistische landen zoals Rusland)
Centrale economie vooral succesvol bij productie van kapitaalgoederen en slecht bij het produceren
van consuptiegoederen.
nadelen: gebrekkige motivatie, afwezigheid van kwaliteit en reglementen, geen
concurrentie, productie in handen van één of enkele zeer grote bedrijven
Bij MARKTMECHANISME is de prijsvorming door VRAAG en AANBOD is essentieel
daardoor wordt de prijs gevormd, dit PRIJSMECHANISME heeft een drievoudige rol
- de prijs geeft de schaarste en het nut van het product weer
-de prijs geeft prikkels en signalen aan consumenten en producenten
-de prijs vormt het inkomen wat de vrager betaalt is het inkomen van de aanbieder
Typisch kenmerk: gedecentraliseerd dwz geen enkel centraal organisme (overheid) komt
tussenbeide bij het nemen van beslissingen ivm consumptie of productie
Dit systeem werkt niet bij monopolie positie van bepaalde bedrijven (dus geen concureentie) en
voor publieke of collectieve goederen (vb openbare orde, politie,
rechtbanken, veiligheid zoals leger, infrastructuur zoals openbare verlichting) voor deze zaken zijn
geen eenheidsprijzen beschikbaar en niemand kan van het genot van deze goederen worden
uitgesloten.
Deze zaken worden best door een overheid georganiseerd omdat zij over middelen (belastingen)
beschikt om het aanbod van collectieve goederen te financieren.
omdat productie gaat gepaard met ongewenste en ongeprijsde externe
factoren zoals lucht en milieuvervuiling, geluidshinder, (mocht er geen overheid zijn met regels zou
er teveel schadelijke productie zijn)
,De moderne gemengde economie = marktwerking met overheidsinterventie
overheid zorgt voor de collectieve en publieke goederen en komt tussen in het
marktmechanisme zelf door bijvoorbeeld regelmenten rond kartelvorming
BASISHYPOTHESE van de economische analyse is MENSEN REAGEREN OP PRIKKELS en passen hun
gedrag aan! Dus het menselijk gedrag kan je tot op bepaalde hoogte sturen door de juiste prikkels!
Een tweede hypothese is men kan het gedrag van personen, bedrijven en organisaties verklaren en
voorspellen doordat men steeds streeft naar een OPTIMALISEREND GEDRAG
Een derde hypothese “ceteris paribus assumptie = als al het overige gelijk blijft, onder gelijke
omstandigheden betekent eigenlijk dat men geen rekening houdt met zaken waarvan men
veronderstelt dat ze weinig invloed hebben op het resultaat
Het marginaal denken komt vaak voor in de economische analyse
Het principe van marginaal denken geeft een uiterst simpelel regel:
als de marginale kosten (nadelen) groter zijn dan de marginale opbrengsten (voordelen) dan
kiest de rationele beslisser om het NIET door te voeren. Zijn de marginale opbrengsten (voordelen)
groter dan de marginale kosten (nadelen) dan wordt het WEL uitgevoerd.
Economie maakt gebruik van zowel positieve als normatieve analyse.
bijvoorbeeld het verhogen van het minimumloon,
de positieve analyse zal nagaan wat de invloed is op de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt
de normatieve analyse gaat dan nagaan of die verhoging wenselijk is vanuit maatschappelijk
oogpunt dus waardeoordelen
Statische versus dynamische analyse
economische verschijnselen zijn meestal statische analyses,
dynamische analyses zijn de aanpassingen gedurende een bepaalde tijd.
Beste vergelijking statische analyse is een foto iets op een bepaald moment,
dynamische analyse is een film, iets over een bepaalde periode
, Deductieve en inductieve methode
deductief wordt uitgegaan van bepaalde axioma’s en daardoor worden nieuwe besluiten genomen
een voorbeeld consumenten streven naar maximale behoeftebevrediging daaruit kunnen we
afleiden dat er een negatieve relatie bestaat tussen prijs en gevraagde hoeveelheid, hoe duurder
hoe minder vraag
Inductieve methode is een feitelijke observatie
BESLUIT:
OPTIMALISEREND GEDRAG IS EEN ESSENTIEEL ASPECT VAN ELKE ECONOMISCHE ANALYSE
maar rekening houden mensen nemen niet altijd rationele beslissingen
HET ECONOMISCH DENKEN TRACHT HET MENSELIJK HANDELEN EN DENKEN TE VOORSPELLEN
ZONDER DE BEPERKENDE ASSUMPTIE (iets dat men aanneemt zonder volkomen bewijs) VAN
RATIONEEL GEDRAG