Samenvatting: Inleiding groepsdynamica
Hoofdstuk 1: mensen in groepen
Groepsdynamica → de sociale psychologie en de groepsdynamica, een deelgebied van de sociale
psychologie, bieden wetenschappelijke inzichten in het gedrag van mensen in groepen.
Sociale psychologie → de wetenschap die zich bezighoudt met de manier waarop gedragingen,
gevoelens, wensen en opvattingen van mensen wordt beïnvloed door de sociale omgeving waarin ze
verkeren.
Het centrale thema is wederzijdse sociale beïnvloeding.
Sociale beïnvloeding (hoe anderen ons beïnvloeden en hoe wij hen beïnvloeden) bestaat uit 3
invalshoeken/perspectieven:
1. Het intra persoonlijke perspectief (intra is binnen, dus in mij als persoon) → hoe voel ik me?
2. Het inter persoonlijke perspectief → gaat om de invloed onderling, tussen mensen.
3. Groepsprocessen → bijvoorbeeld groepsdruk; je wil niet als enige achterblijven.
De Duitse psycholoog Kurt Lewin is een van de eerste geweest die het belang onderkende van de
invloed van de sociale omgeving op het doen en laten van de mens. Zijn veldtheorie: G=f(P,S).
Het gedrag van een persoon is een functie van zijn Persoonskenmerken en kenmerken van de sociale
omgeving.
De veldtheorie van Lewin kan aangepast worden tot een groepssituatie (Sherif): G=f(P,K).
Het gedrag van mensen is een functie van hun Persoons- en Groepskenmerken. Mensen doen in een
groep soms andere dingen dan wanneer ze alleen thuis zijn. De groep heeft daarom een bepaalde
invloed op hun doen en laten.
F = Functie
B = Behavior (gedrag)
P = Personal factors, persoonseigenschappen
S = Situationele kenmerken
K= kenmerken van een groep
Dus P en S samen leidt tot gedrag (B)
Hoorcollege: Groepsdynamica is eigenlijk de manier waarop groepen en individuen elkaar
beïnvloeden en reageren na aanleiding van de veranderde omstandigheden. De manier waarop men
dus handelt en reageert op veranderde omstandigheden en dat noemde hij (Lewin) groepsdynamica
Sherif stelde vast dat wanneer mensen in een groep te maken krijgen met een onduidelijk probleem
of een onduidelijke situatie, ze hun inschattingen en opvattingen met elkaar in overeenstemming
brengen, totdat een bepaalde mate van groepsconsensus is bereikt.
LeBon: het lijkt alsof mensen zich in een groep als collectief gedragen. Het lijkt alsof ze bewogen
worden door een gemeenschappelijke wens of gedachte (collective mind) en daardoor de controle
over hun eigen gedrag verliezen. 3 mechanismen werken dit in de hand:
- Anonimiteit → ze voelen de macht van het aantal en de anonimiteit van zichzelf
- Besmetting → ze laten zich meeslepen door wat anderen doen
- Suggestibiliteit → ze zijn vatbaar voor de meningen en opvattingen van anderen.
,Om menselijk gedrag beter te kunnen begrijpen, is het dan ook nodig dat we ons richten op het
groepsgedrag.
Groepsdynamica → de wetenschappelijke discipline die processen in groepen en het groepsgedrag
bestudeert. Het gaat altijd om 2 of meer mensen.
- 92% is lid van een groep van 2 of 3 leden (remmerswaal, 2006).
- Over het algemeen zijn mensen lid van 5 of meer groepen.
Bestaat een groep wel?
in de groepsdynamica bestaan er 3 opvattingen over het volgende vraagstuk: bestaat er wel zoiets als
‘de groep’?
1. Individualistische benadering → een groep bestaat slechts uit individuele personen.
Groepen hebben geen eigenschappen van zichzelf. Groepen zijn slechts de optelsom van de
individuele gedragingen van de leden.
2. Groepsgerichte benadering → de groep heeft een eigen identiteit en het gedrag van de
groepsleden wordt daardoor beïnvloed.
3. Interactionele benadering → het gedrag van de groepsleden wordt zowel bepaald door hun
persoonseigenschappen als door de kenmerken van de groep waar ze deel van uitmaken.
Deze sluit het meest aan bij de veldtheorie van Lewin. Hier richt de groepsdynamica zich
voornamelijk op.
Wat is een groep?
Mensen zijn zo vaak omringd door andere mensen, dat ze zich daar nauwelijks bewust van zijn, maar
wanneer kunnen we zeggen dat mensen een groep vormen met elkaar?
We spreken van een groep als aan een aantal van de volgende kenmerken is voldaan:
- Interactie → er moet sprake zijn van een regelmatige interactie tussen 2 of meer personen.
- Identiteit → de personen die regelmatig met elkaar omgaan moeten het gevoel hebben een
groep te zijn.
- Doelen → de personen die met elkaar omgaan hebben gemeenschappelijke doelen.
- Afhankelijkheid → de personen die met elkaar omgaan hebben elkaar nodig om die
gemeenschappelijke doelen te kunnen bereiken.
Hoe meer groepskenmerken aanwezig zijn, hoe meer er sprake is van een echte groep.
Soorten groepen
Je kunt groepen indelen naar functie, je hebt formele en informele groepen en onderscheid tussen
reële en virtuele groepen.
Indeling naar functie:
- Overleggen, beoordelen en besluiten → Bijvoorbeeld een projectgroep. Voor je aan de slag
kunt gaan moet je eerst overleggen wat jullie precies gaan doen en hoe jullie dat gaan
aanpakken.
- Produceren → Als de projectgroep heeft besloten wat ze gaan doen en hoe ze dat aan gaan
pakken, gaan ze aan de slag om een goed projectverslag te kunnen produceren.
- Verzorgen en beschermen (staat alleen in het boek)
- Vrije tijd en recreatie → op school leer je nieuwe mensen kennen en jullie besluiten als
vriendengroep elke donderdagmiddag gezellig met elkaar iets te drinken in de stad.
, - Politiek, geloof en opvattingen → mensen kunnen behoeften hebben aan het gezamenlijk
uiting geven aan een bepaald geloof of een opvatting. Ze kunnen zich dan aansluiten bij een
kerkgenootschap of politieke partij bijvoorbeeld.
- Therapie → mensen kunnen deelnemen aan therapie in groepsverband, zoals een
groepstherapie bij de behandeling van alcohol- en drugsverslaving. Bij groepstherapie wordt
ervan uitgegaan dat een deel van het gedrag van mensen wordt bekrachtigd door de sociale
omgeving (groep) waarin ze leven en dat gedragsverandering alleen kan standhouden als die
sociale omgeving het nieuwe gedrag niet tegenwerkt, maar juist versterkt.
Formele groep → de leden van een groep zijn aangesteld. In formele groepen is meestal sprake van
een bepaalde, van te voren vastgestelde rolverdeling.
Informele groep → deze is spontaan en zonder druk van buitenaf tot stand gekomen. Veel
vriendengroepen zijn informele groepen. Ze ontstaan, breiden zich uit, krimpen weer in en kunnen
na verloop van tijd weer verdwijnen. Als er al sprake is van een rolverdeling, bijvoorbeeld omdat
iemand optreedt als de leider van de groep, dan is dat leiderschap in de loop van de tijd ontstaan en
door de groepsleden geaccepteerd.
Reële groep → groepsleden kunnen op een directe manier, face to face met elkaar communiceren.
Virtuele groep → de groepsleden zijn niet in elkaars nabijheid. De communicatie tussen groepsleden
vindt uitsluitend plaats via de elektronische weg.
De identiteit van een groep wordt pas duidelijk, als een groep langer bestaat en als de manier
waarop groepsleden met elkaar omgaan een vast en herkenbaar patroon laat zien. Dit vaste patroon
maakt een aantal structurele kenmerken in de interactie tussen de groepsleden zichtbaar. 3
kenmerken typeren de structuur van de groep: (structurele kenmerken van groepen).
- Relationele verhoudingen: bestaat uit communicatiepatroon, status/invloed en cohesie
- Rollen
- Normen
Relationele verhoudingen: communicatiepatronen
Wat het meest zichtbaar is in het groepsgedrag, is de manier waarop de groepsleden met elkaar
omgaan. Als we ons beperken tot de verbale communicatie, dan kunnen we vaststellen wie iets zegt
en tegen wie. Daaruit kan blijken dat sommige groepsleden het hoogste woord hebben en
domineren en dat andere groepsleden zich veel bescheidener en terughoudender opstellen.
Relationele verhoudingen: status en invloed
Bij het bestuderen van groepen wordt snel duidelijk wie de meeste invloed uitoefenen op het reilen
en zeilen van de groep. Groepsleden die veel aan het woord zijn, veel hun meningen en wensen naar
voren brengen en in staat zijn hun wensen door te drukken, zullen veel invloed hebben en daarmee
ook status verwerven. Ongelijkheid tussen groepsleden in status en invloed is een kenmerk van de
groep.
Relationele verhoudingen: cohesie
Groepsleden kunnen ruzieachtig, vijandig, vriendelijk, zakelijk, intiem, afstandelijk, competitief of
coöperatief met elkaar omgaan. Uit de manier waarop groepsleden met elkaar omgaan, blijkt welk
patroon van affectieve relaties er tussen de groepsleden is ontstaan. Mogen groepsleden elkaar? In
welke mate kan men het onderling vinden? Zijn de affectieve relaties erg goed, dan is dat een
bindende factor. Er is dan sprake van een hechte groep, of een groep met een zogenoemde hoge
groepscohesie.
, Rollen
Zowel in formele als in informele groepen kunnen groepsleden bepaalde rollen vervullen. Je kunt
hierbij denken aan formele rollen die vastliggen, zoals de rol van voorzitter, discussieleider,
coördinator of verslaggever, maar ook aan rollen die vanzelf ontstaan, zoals de rol van
initiatiefnemer, grappenmaker of sfeerbewaker.
Normen
Na verloop van de tijd ontstaan er in een groep bepaalde opvattingen over hoe men met elkaar om
moet gaan. Deze opvattingen vormen de normen van de groep. De groepsnormen schrijven voor
welke gedragingen wel en niet in de groep worden geaccepteerd.
Groepsdynamisch onderzoek (blz 24 boek)
We gaan in op 4 vormen onderzoek: observatieonderzoek, survey-onderzoek, correlatieonderzoek en
experimenteel onderzoek.
1. Observatieonderzoek → het gedrag van mensen in groepen bestuderen door ernaar te
kijken en die gedragingen te beschrijven en/of te scoren.
- Participerende observatie = de onderzoeker die het groepsproces observeert neemt deel aan
het groepsproces. Voordeel: de onderzoeker is goed op de hoogte van alles wat er in de
groep speelt. Nadeel: hij loopt de kans de uitkomst van het onderzoek te beïnvloeden door
zijn eigen gedrag en het is lastig om onbevooroordeeld en objectief gegevens te verzamelen.
- Observeren als buitenstaander = om voorgaande nadelen te voorkomen, wordt in veel
onderzoek gebruik gemaakt van een observator die geen groepslid is en niet deelneemt aan
het groepsproces. Voordeel: er kan beter worden gekeken naar het gedrag van alle
groepsleden en er kan objectiever worden gescoord. Nadeel: de groepsleden kunnen zich
bekeken voelen en ander gedrag gaan vertonen dan normaal. Dit nadeel kan op 2 manieren
worden ondervangen:
Manier 1: gebruik observaties die in het begin worden genoteerd niet voor het onderzoek. Het
duurt even voor de groepsleden gewend zijn aan de aanwezigheid van de onderzoeker. Na enige
tijd gaan ze zich weer gedragen zoals ze altijd deden.
Manier 2: maak gebruik van een one-way screen. Dit is een glazen wand die maar aan één kant
doorzichtig is. Hierdoor kan de observator de groep wel zien, maar de groep de observator niet.
- Ongestructureerde observatie = alles wat is opgevallen, wordt opgeschreven. Voordeel: er is
een rijk scala aan gedragingen opgetekend. Nadeel: het hangt van de onderzoeker af wat hij
belangrijk vindt en welke conclusies hij daaruit trekt.
- Gestructureerde observaties = de gedragingen worden nauwkeurig omschreven. Hoe
nauwkeuriger de gedragingen omschreven worden, hoe groter de kans is dat 2 observatoren
die naar hetzelfde groepsproces kijken, tot dezelfde scoren en bevindingen komen. Is de
overeenkomst tussen beide observatoren groot, dan is er sprake van een hoge
internbeoordelaarsbetrouwbaarheid en kan het onderzoek objectief worden uitgevoerd.
Bales wilde in taak- en overleggroepen nagaan hoeveel tijd er besteed werd aan taakgerichte
bijdragen van de groepsleden en hoeveel tijd aan bijdragen die gericht zijn op het vormgeven van de
onderlinge relaties, de sociaal-emotionele bijdrage. → dit deed hij met een observatiesysteem dat hij
Interaction Process Analysis (IPA) noemde. Dit observatiesysteem bevatte 6 categorieën taak gericht
gedrag en 6 categorieën sociaal-emotioneel gedrag. Met dit observatiesysteem is na te gaan welke
bijdragen de groepsleden leveren en welke rol ze in de groep vervullen.