Communicatiewetenschappen
H2: Prolegomena
Paradigma: samenhangend geheel van modellen en theorieën dat:
1. Universeel gedeeld wordt
2. Kader biedt om werkelijkheid te analyseren
3. Richting biedt aan wetenschappelijk onderzoek
Wetenschap ontwikkeld via paradigmawissels
1. Normale wetenschap: op basis van heersend paradigma
2. Puzzle-solving (wetenschappelijk onderzoek): gestuurd door paradigma
3. Paradigma
4. Anomalie: feit, verschijnsel die binnen heersend paradigma niet verklaard kan
worden
5. Crisis: anomalieën worden zo courant dat je ze niet meer kan negeren
6. Revolutie (paradigmashift)
Niet in sociale wetenschappen, daar is de evolutie eerder cumulatief en kunnen de
concurrerende paradigma’s naast elkaar bestaan
Paradigma’s in de comwetenschappen:
Dominante mainstreamparadigma:
WO2 in Noord-Amerika ontstaan
Liberaal-pluralistisch mens- maatschappijbeeld
Media als 4de macht in functie van de maatschappij en met sterke effecten
Kwantitatief en positivistisch
Alternatief kritische paradigma
Kritiek op mainstreamparadigma
o Te simplistisch
o Te eenrichtig
o Gericht op het instandhouden van bestaande machtcentra’s en elites
(conservatief)
Media als manipulatief gezien
Kwalitatief onderzoek
Paradigma bestaat uit verschillende theoretische scholen (bv Frankfurter Schule, Toronto
School, Chicago School, …) en theorieën
Theoretische school: groep academici die dezelfde (politieke, sociale, historische) context
delen, werken over het zelfde onderwerp vanuit hetzelfde paradigma en die genieten van
reputatie
,Classificatie theorieën:
Actie vs Structuur (hoe zijn individuen verbonden in een gemeenschap?)
o Actie (agency): individu handelt op basis van eigen acties, vrijheid,
maatschappij als resultaat van acties individuen
o Structuur: individu handelt binnen vastgelegde, determinerende structuren
(familie, staat,..)
Consensus vs conflict (hoe veranderen maatschappijen?)
o Consensus: lineair, voortdurende groei, harmonie, evenwicht
o Conflict: sociale wanorde, permanente crisis, strijd
Materie vs geest ( wat kan of moet de wetenschap onderzoeken, feiten of waarden?)
o Materie: feiten, objectiviteit, empirisch, maatschappij bestaat uit objectieve,
waarneembare structuren en instellingen
o Geest: geen onderscheid tussen feiten en waarden, maatschappij is
intersubjectief en cultureel
Macht
Media is structureel verbonden vaan politieke en economische machtscentra
Visies op macht:
1. Voluntaristische visie op macht
• De wil van het individu of collectief van individuen
• Power to (‘power with’)
2. Structurele visie op macht
• Sociale positie in sociale structuur
• Power over
Maatschappelijke bron
Media(structuur)
Productie
Inhoud en
wereldbeeld
Publiek
Effecten
,Sociale integratie en identiteit
Welke rol spelen media op vlak van tot stand brengen van een sociale samenhang in
maatschappij
internet warmste week
(van centrum weg, vrijheid, autonomie) ( naar centrum toe, cohesie)
Internet propaganda
Sociale verandering
Sommige zien media als motor van verandering andere eerder als een reflectie van
bestaande machstructuren
Zowel positief als negatief
Dubbele dimensie van de media: economische en culturele
Typologie van Rosengren
Structuur beïnvloedt media?
Sociale verandering
Media beïnvloedt
structuur? Nieuws bij verkiezingen +: neveneffecten, - rwandese radio
VTM zal vooral bestaande structuren
legitimeren
communicatie niet meer gebonden aan tijd en ruimte
, H3: Bouwstenen van een discipline en een praktijk
Teken als basis voor betekenisvol communiceren
1. Semiotiek: wetenschappelijk veld rond teken, betekenis en taal
2. Subdomeinen: niet belangrijk (semantiek wel)
1. Fonologie (uitspraak)
2. Syntaxis (betekenisvolle patronen geven)
3. Semantiek ! (alles wat te maken heeft met tekens en de betekenis ervan)
4. Pragmatiek (tak van de semiotiek en de taalkunde die de relatie tussen
tekens of taaluitingen en hun gebruikers bestudeert.)
Intensie: geheel van criteria of kenmerken dat bepaalt of een term wel kan worden
toegepast
Extensie: klasse van zaken waarop correct is toegepast
Voorbeeld is horror
Intensie is dan bv moordenaar, monster, eng, hulpeloze slachtoffers,…
Extensie is dan: paranormal activity, saw,…
Teken
De Saussure onderscheidt 2 kernelementen
Betekenaar: verwijst naar de fysieke verschijningsvorm van een teken
Betkende: mentale concept, begrip, beeld of idee waar de materiële tekenvorm naar
verwijst
Betekenaars kunnen bij verschillende mensen soms verschillende betekenden oproepen
Verband tussen betekenaar en betekende is vaak arbitrair
Barthes betekenis of significatie
Primair betekenisniveau of denotatie: letterlijke of objectieve betekenis van een
teken, voor iedereen hetzelfde
Secundaire betekenisniveau of connotatie: figuurlijke of subjectieve betekenis van
een woord
o Heeft evaluatieve lading: goed, slecht of neutraal
o Heeft referentiële lading: variabele betekenis of verwijzing