FINANCIAL ACCOUNTING 3.
Externe verslaggeving 3 // Financial Accounting 3.
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
Inhoudsopgave
Theorie week 1. ................................................................................................................................... 2
Casussen en toelichtingen week 1. ............................................................................................. 13
Theorie week 2 .................................................................................................................................. 21
Casussen en toelichtingen week 2. ............................................................................................. 36
Theorie week 3 en 4 ......................................................................................................................... 41
Casussen en toelichtingen week 3 + 4 ....................................................................................... 51
Theorie week 5. ................................................................................................................................. 55
Casussen en toelichtingen week 5. ............................................................................................. 62
Theorie week 6 .................................................................................................................................. 65
Casussen en toelichtingen week 6. ............................................................................................. 69
1
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
Theorie week 1.
Fiscale winst versus bedrijfseconomische winst
Rechtspersonen die een onderneming drijven, zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting: Over
de winst die je maakt moet belasting worden betaald. Bij de bepaling van de belastinglast in de
externe resultatenrekening staat de toepassing van het matchingsprincipe centraal. Volgens dit
principe dienen de kosten te worden toegerekend aan de jaren waarin de oorzaak van die kosten is
gelegen. (Dus in het jaar waarin je de kosten maakt). Ten aanzien van de winstbelasting betekent dit
dat de belastinglast dient aan te sluiten op het geldend belastingpercentage dat is toegepast op de
winst vóór aftrek van belasting. De berekening verloopt derhalve in principe als volgt:
Winst voor Belasting € ….
Belastinglast % € ….
Winst na belasting: € ….
Zoals eerder in het vak Externe verslaggeving vermeldt is (FA1 en FA2), is niet de externe
resultatenrekening bepalend voor de verschuldigde belasting, maar de fiscale resultatenrekening. De
externe jaarrekening (oftewel de bedrijfseconomische jaarrekening) moet worden opgesteld volgens
de maatschappelijk aanvaardbare normen. De fiscale resultatenrekening moet volgens het goed
koopmansgebruik worden opgesteld. Voor het goed koopmansgebruik geldt hetgeen dat wordt
voorgeschreven voor de bedrijfseconomie (dus wederom de maatschappelijk aanvaardbare normen),
tenzij de belastingwet anders bepaalt. De bedrijfseconomische en de fiscale jaarrekening kunnen in
principe dan ook dezelfde winst opleveren. Het belastingbedrag dat als kostenpost in de
bedrijfseconomische resultatenrekening dient te worden opgenomen, levert dan geen stof tot
discussie op: het is het belastingtarief toegepast op de bedrijfseconomische winst vóór aftrek van
belasting, hetgeen overeenkomt met de over het boekjaar verschuldigde belasting. In dit geval zal de
belasting over de winst in de bedrijfseconomische jaarrekening worden verwerkt als weergegeven in
onderstaande figuur:
Balans C Resultatenrekening
Te betalen belasting = Winst voor Belasting € ….
Belastinglast % € ….
Winst na belasting: € ….
Saldo fiscale winst, belastbare winst en belastbaar bedrag
In het voorgaande is gebruikgemaakt van de term fiscale winst. Dit is fiscaal echter geen geëigende
term. De fiscus hanteert de begrippen saldo fiscale winst, belastbare winst en belastbaar bedrag.
Het Saldo fiscale winst is de winst op basis van de fiscale grondslagen voor de waardering en
winstbepaling, zonder rekening te houden met de geldende fiscale faciliteiten (zoals de
investeringsaftrek) en het feit dat bepaalde kostenposten fiscaal geheel of gedeeltelijk niet worden
erkend.
De Belastbare winst is de winst waarover belasting verschuldigd is en wordt berekend door het saldo
fiscale winst te corrigeren voor de van toepassing zijnde bedragen van de fiscale faciliteiten en de
fiscaal-niet aftrekbare kosten.
Het Belastbaar bedrag is de in een boekjaar genoten belastbare winst verminderd met te verrekenen
verliezen. Naar het belastbaar bedrag wordt de vennootschapsbelasting geheven.
2
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
Spreken wij van fiscale winst, dan bedoelen we daar de belastbare winst mee. Deze door ons
genoemde fiscale winst kan als maatstaf dienen ter vergelijking met de bedrijfseconomische winst
voor aftrek van belasting; in de paragrafen 19.2 tot en met 19.4 analyseren we de verschillen tussen
deze twee winstbegrippen in tijdelijke en definitieve winstverschillen. Overigens wordt de
bedrijfseconomische winst ook wel vennootschappelijke, of commerciële winst genoemd.
Het tarief van de vennootschapsbelasting is (voor 2020) als volgt:
- 16,5% over de eerste € 200.000 winst.
- 25% over de rest van de winst.
Eenvoudigheidshalve zullen we in dit hoofdstuk steeds uitgaan van een tarief van 20% over de gehele
fiscale winst. Op het tentamen wordt dit duidelijk neergezet. We merken hierbij op dat winsten
worden belast in het land waar deze winsten worden behaald. Dit betekend dat internationaal
opererende ondernemingen met verschillende lokale tarieven worden geconfronteerd. De
belastingdruk in de resultatenrekening is dan een gewogen gemiddelde van de onder de
verschillende fiscale regimes behaalde winsten. Multinationals zullen in het kader van hun ‘tax
planning’ proberen de meest gunstige resultaten zo veel mogelijk te laten neerslaan in landen waar
relatief lage belastingtarieven gelden.
Verlies
Indien er sprake is van een verlies, treedt de fiscale verliezencompensatie in werking. (Art. 20.2 Wet
op de vennootschapsbelasting): ondernemingsverliezen kunnen worden gecompenseerd met de
winst uit het laatste voorafgaande jaar (carry back) en daarna met de winsten die in de volgende zes
jaren behaald zullen worden (Carry forward).
Carry back Carry forward
-1 0 1 2 3 4 5 6
De IASB en de RJ schrijven in deze voor dat (voorwaardelijke) vorderingen uit hoofde van carry
forward in de balans dienen te worden opgenomen, voor zover het waarschijnlijk is dat er
toekomstige fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee de verliezen kunnen worden verrekend.
(IAS 12.34 / RJ 272.311). Verder moeten de bedragen van de verliezen die voor voorwaartse
verliescompensatie in aanmerking komen, in de toelichting worden vermeld voor zover deze
bedragen niet in de balans zijn opgenomen (IAS. 12.81e / RJ 272.707). In de Nederlandse wet zijn
geen bepalingen opgenomen inzake de verwerking van winstbelasting in de jaarrekening; slechts in
een enkel geval geeft de wet voorschriften inzake de presentatie, deze komen later aan bod.
Latente belastingvorderingen
De latente belastingvordering voor voorwaartse verliescompensatie van ongebruikte verrekenbare
verliezen, heffingskortingen en verrekenbare tijdelijke verschillen wordt in de balans opgenomen voor
zover het waarschijnlijk is, dat in de toekomst belastbare winsten beschikbaar zullen zijn waarmee zij
worden verrekend. De Groep heeft niet-gewaardeerde fiscaal verrekenbare verliezen voor een bedrag
van ongeveer € 41,5 mln (2017: € 45,9 mln). De betreffende latente belastingvordering is niet in de
balans opgenomen, aangezien toekomstige aanwending met name afhankelijk is van de nog onzekere
lokale winstcapaciteit.
3
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
19.2 Verschillen tussen fiscale en bedrijfseconomische winst.
Ondernemingen zullen in het algemeen kiezen voor het verslaggevingsalternatief dat leidt tot een zo
laag mogelijke winst. Bij de externe verslaggeving zal veeleer de neiging bestaan om het resultaat zo
rooskleurig voor te stellen. Dit zal tot verschillen leiden tussen fiscale en bedrijfseconomische winst.
Bovendien zijn in de belastingwetgeving specifieke bepalingen opgenomen die fiscaal wél, maar
bedrijfseconomisch geen invloed op de winst hebben.
Uit een onderzoek van 1997 van de Belastingdienst bleek dat er bij driekwart van de onderzochte
ondernemingen de bedrijfseconomische en de fiscale jaarrekening van elkaar verschilden. Belangrijke
oorzaken van deze verschillen zijn onder andere de deelnemingsvrijstelling en de investeringsaftrek.
Bij verschillen tussen bedrijfseconomische en fiscale winst is het de vraag welk belastingbedrag als
belastinglast in de bedrijfseconomische resultatenrekening vermeld dient te worden. De
beantwoording van die vraag is afhankelijk van het soort verschil. In dit kader maken we onderscheid
tussen tijdelijke en definitieve (of permanente) winstverschillen.
Tijdelijke winstverschillen
Van een tijdelijk winstverschil is sprake als het totale resultaat over de levensduur van de
onderneming bedrijfseconomisch gelijk is, maar verschillend over de jaren wordt verdeeld; tijdelijke
verschillen worden dus later gecompenseerd door een tegengesteld verschil. Ondernemers zullen zo
veel mogelijk proberen een belastingbetaling naar de toekomst uit te verschuiven, zij streven naar
‘uitstel’ van belastingbetaling. Dit uitstel is echter geen ‘afstel’ omdat er over het winstbedrag dat
naar de toekomst is verschoven, uiteindelijk toch belasting betaald moet worden. Uitstel betekent
een rentevoordeel, bovendien geeft het speelruimte in de financiering.
Enige voorbeelden van tijdelijke winstverschillen:
- Fiscaal wordt op een duurzaam productiemiddel volgens de sum-of-the-year’s-Digitsmethode
afgeschreven en bedrijfseconomisch met gelijke bedragen per jaar.
- Fiscaal wordt een duurzaam productiemiddel afgeschreven op basis van een kortere levensduur
dan bedrijfseconomisch.
- Uitgaven voor ontwikkeling worden fiscaal direct als kosten verantwoord, terwijl ze
bedrijfseconomisch worden geactiveerd en vervolgens worden afgeschreven.
- Waardestijgingen van tijdelijke beleggingen worden bedrijfseconomisch direct in de
resultatenrekening verantwoord, terwijl ze fiscaal pas na verkoop worden genomen.
Definitieve winstverschillen
Bij een definitief of permanent winstverschil wordt het verschil in een later jaar niet meer opgeheven;
er is dus een verschil in het totale resultaat over de levensduur van de onderneming. Bij definitieve
verschillen kan het zijn dat de fiscale winst lager is dan de bedrijfseconomische, maar ook het
omgekeerde kan zich voordoen.
Voorbeelden van definitieve verlichtingen (Lagere fiscale winst)
- Bedrijfseconomisch vormen uitgekeerde winsten van kapitaalbelangen ook een wisnt voor de
deelnemer. Fiscaal worden deze bedragen – voor zover vallend onder de deelnemingsvrijstelling –
bij de deelnemer niet tot de winst berekend. Verliezen zijn ook niet aftrekbaar bij de deelnemer
- Fiscaal is er de faciliteit van de ‘investeringsaftrek’: om het doen van investeringen aan te
moedigen, mag jaarlijks een bepaald bedrag of percentage van het investeringsbedrag in
mindering op de winst worden gebracht.
4
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
Voorbeelden van definitieve verzwaringen (Hogere fiscale winst)
- Fiscaal zijn boetes, opgelopen in de uitoefening van het bedrijf, niet aftrekbaar van de winst.
Bedrijfseconomisch vormen ze een kostenpost.
- Bedrijfseconomisch kan voor de waardering en winstbepaling in een aantal gevallen uitgegaan
worden van actuele waarde; fiscaal moeten deze echter worden bepaald op basis van historische
kosten. Dit betekent dat bijvoorbeeld in tijden van prijsstijging van materiële vaste activa de
afschrijvingen bij deze toepassing bedrijfseconomisch hoger uitkomen dan fiscaal, hetgeen leidt
tot een bedrijfseconomisch lagere winst dan fiscaal.
Het onderscheid tussen tijdelijke en definitieve winstverschillen is voor de bedrijfseconomische
jaarrekening van belang, omdat ze leiden tot een verschillende verwerkingswijze van de belastinglast.
In paragraaf 19.3 berspreken we de tijdelijke winstverschillen en in 19.4 de definitieve.
19.3 Tijdelijke winstverschillen
Zoals in paragraaf 19.2 is aangegeven, gaat het bij tijdelijke verschillen tussen fiscaal en
bedrijfseconomisch resultaat om winstverschillen die later door een tegengesteld verschil worden
opgeheven; over de gehele levensduur van een onderneming wijkt het fiscale resultaat niet af van het
bedrijfseconomische resultaat.
Tijdelijke winstverschillen ontstaan doordat baten of lasten in de bedrijfseconomische jaarrekening
niet in hetzelfde boekjaar worden verantwoord als in de fiscale jaarrekening. Voor de bepaling van de
in de bedrijfseconomische resultatenrekening op te nemen belastinglast zijn er dan twee
mogelijkheden:
1. Er wordt uitgegaan van de fiscale winst. Als belastinglast wordt dan het bedrag van de aanslag
vennootschapsbelasting genomen. Oftewel Taxes payable method.
2. Er wordt uitgegaan van de bedrijfseconomische winst, waarop vervolgens het geldend
belastingpercentage wordt losgelaten. Oftewel Interperiod taks allocation method.
De IASB en de RJ laten alleen methode 2 toe; de keuze voor methode 2 vloeit voort uit de toepassing
van het matchingsprincipe: aan jaren met een gelijke winst dient ook eenzelfde fiscaal kostenbedrag
toegerekend te worden; de belastingdienst sluit dan aan bij het bedrijfseconomisch resultaat.
Dit betekent dat in een boekjaar waarin zich tijdelijke winstverschillen voordoen, de berekende
belastinglast niet overeenkomt met de over dat jaar verschuldigde belasting, hetgeen leidt tot
belastinglatenties.
De voorziening voor latente belastingverplichtingen is de schakel die ervoor zorgt dat de belastinglast
in de resultatenrekening aansluit bij de bedrijfseconomische winst voor aftrek van belasting. Zij geeft
het bedrag weer van de belastingverplichtingen die na het boekjaar kunnen ontstaan, maar worden
toegerekend aan het boekjaar of aan een voorafgaand boekjaar.
Indien een voorziening voor latente belastingverplichtingen wordt gevormd, moet deze volgens de
IASB en de Nederlandse wet afzonderlijk in de balans worden opgenomen (IAS 1.54o / 2:374.4a). De
RJ stelt in deze dat afzonderlijke vermelding van de latente belastingverplichting in de balans of in de
toelichting dient plaats te vinden. (RJ 272.601). In de onderstaande figuur is de verwerking van de
belasting over de winst in geval van tijdelijke verschillen tussen fiscaal en bedrijfseconomisch
resultaat nog eens weergegeven.
Balans C Resultatenrekening
Mutatie voorziening latente
Winst voor Belasting
belastingverplichtingen € ….
+ = Belastinglast % € ….
Te betalen belasting
Winst na belasting: € ….
5
, Financial Accounting 3 // Externe verslaggeving 3.
Omdat men fiscaal naar een zo laag mogelijke winst zal streven, zal in de ‘normale’ situatie zijn dat er
sprake is van passieve belastinglatenties, dat wil zeggen: een latentie die aan de passiefzijde van de
balans wordt opgenomen en aangeeft dat er sprake is van uitstel van belastingbetaling. Soms kunnen
zich tijdelijke winstverschillen voordoen, waarbij in de eerste jaren de fiscale winst hoger is dan de
bedrijfseconomische winst. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien bedrijfseconomische een
bepaalde voorziening wordt gevormd die fiscaal niet of slechts gedeeltelijk wordt erkend. Ook is het
mogelijk dat een duurzaam productiemiddel bedrijfseconomisch tot nihil wordt afgeschreven, terwijl
fiscaal een restwaarde in acht genomen moet worden.
Actieve latenties zijn voorwaardelijke vorderingen; indien de onderneming fiscaal verlies lijdt, wordt
de vordering dan – afgezien van achterwaartse verliescompensatie - niet (volledig) verrekend.
De verrekening van een actieve belastinglatentie – net als die van een vordering uit hoofde van een
voorwaartse verliescompensatie (zie paragraaf 19.1) – afhankelijk is van de beschikbaarheid van
toekomstige fiscale winst. De IASB en de RJ stellen daarom opname van actieve belastinglatenties in
de balans verplicht tot het bedrag waarvan het waarschijnlijk is dat er fiscale winst beschikbaar zal
zijn voor de verrekening (IAS 12.24 / RJ 272.306). De bedragen die niet in de balans zijn opgenomen,
moeten in de toelichtingen worden vermeld (IAS 12.81e / RJ 272.707).
Volgens de voorschriften van de IASB en de RJ dient verder jaarlijks per balansdatum een toetsing
plaats te vinden in hoeverre bestaande actieve latenties en vorderingen uit hoofde van voorwaartse
verliescompensatie naar verwachting kunnen worden verrekend:
1. Enerzijds (IAS 12.56 / RJ 272.406) dient de boekwaarde van de balans opgenomen actieve
latenties en vorderingen uit hoofde van voorwaartse verliescompensatie neerwaarts te
worden bijgesteld, voor zover het niet langer waarschijnlijk is dat voldoende fiscale winst
beschikbaar zal zijn voor gehele of gedeeltelijke verrekening. In feite is hierbij sprake van een
‘impairment’
2. Anderzijds (IAS 12.37 / RJ 272.314) dienen de in het voorgaand boekjaar niet in de balans
opgenomen actieve latenties en vorderingen uit hoofde van voorwaartse verliescompensatie
alsnog te worden opgenomen, voor zover het waarschijnlijk is geworden dat toekomstige
fiscale winst verrekening mogelijk maakt.
Hiervoor is aangegeven dat verrekening van actieve latenties afhankelijk is van toekomstige fiscale
winsten. Dit geldt echter niet, indien er tegenover een actieve latentie passieve latenties staan met
een gelijke looptijd. Indien er immers in de toekomst geen fiscale winstne meer zouden worden
behaald, waardoor de actieve latentie niet meer verrekend wordt, hoeft over de daar
tegenoverstaande passieve latenites ook niet meer te worden afgerekend. Hetzelfde geldt voor
actieve latenties waar passieve latenties tegenover staan met een afwijkende looptijd, waarvan de
looptijd niet langer is dan de geldende voorwaartse verliescompensatietermijn. Ook dan is er
zekerheid ten aanzien van de verrekening van de betreffende actieve latentie en zal deze volledig in
de balanms moeten worden opgenomen. Het voorgaande geldt onverkort voor de enkelvoudige
jaarrekening, omdat daar sprake is van één rechtspersoon, die dus te maken heeft met één
belastingdienst. In de geconsolideerde jaarrekening van een internationaal concern ligt dit ander: een
actieve latentie van een rechtspersoon in land A kan niet ‘weggestreept’ worden tegen een passieve
latentie van een andere rechtspersoon in land B, omdat de rechtspersoon in land A met een andere
belastingdienst te maken heeft dan de rechtspersoon in land B. Vindt uiteindelijk geen verrekening
plaats van actieve latenties of vorderingen uit hoofde van voorwaartse verliescompensatie, dan
spreken we van ‘verdamping’ van fiscale verliezen.
6