Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
MSK 4
ALGEMENE INLEIDING 3
PRAKTISCHE INFORMATIE
BELANG VAN PERCEPTIES OVER DE AANDOENING
1. ZIEKTEPERCEPTIES VAN DE PATIËNT
1.1 Common sense model van leventhal
1.2 Illness perception questionnaire-revised 4
2. PERCEPTIES VAN DE THERAPEUT
GEDRAGSVERANDERING BINNEN DE MUSCULOSKELETALE KINESITHERAPIE
1. STAPPENMODEL VAN VAN DER BURGT & VERHULST 5
1.1 Openstaan
1.2 Begrijpen
1.3 Willen
1.4 Kunnen en doen
1.5 Blijven doen
ONDERSTE LIDMAAT 6
H1: REVALIDATIE IN FUNCTIE VAN WEEFSELHERSTEL EN/OF PIJNMECHANISME
1. FASES VAN WEEFSELHERSTEL
1.1 Ontstekingsfase
1.2 Proliferatiefase 7
1.3 Organisatiefase
2. REVALIDATIE IN FUNCTIE VAN DE FASEN VAN WEEFSELHERSTEL
3. ADAPTATIEPROCESSEN IN DE WEEFSELS DOOR IMMOBILISATIE 8
3.1 Consequenties voor de praktijk 9
4. GEWRICHTSMOBILISATIES EN HUN PIJNDEMPENDE ACTIE
4.1 Neurofysiologisch mechanisme
4.2 Analgetisch effect
5. REVALIDATIE IN FUNCTIE VAN PIJNMECHANISME
5.1 Evolutie van veranderde pijnmechanisme
5.2 Behandeling 11
H2: INLEIDENDE BEGRIPPEN VAN DE ACTIEVE REVALIDATIE
1. INDELING VAN OEFENTHERAPIE
1.1 Naar het eindoel
1.2 naar het relatieve doel 12
1.3 naar de vorm
1.4 Naar de oefensoort 13
2. VOORZORGSMAATREGELEN EN CONTRA-INDICATIES
H3: BIOMECHANISCHE ANALYSE VAN ACTIEVE REVALIDATIECONCEPTEN
1. MEDISCHE TRAININGSTHERAPIE
1.1 Het maximum
1.2 Trainingspercentages 14
1.3 Sessies
1.4 Opstellen van een oefening 15
1.5 Voor- & nadelen MTT
2. MOMENTWERKING IN DE REVALIDATIE
2.1 Momentontwikkeling opgelegd door de oefening
2.2 Maximale moment dat een spier kan leveren 16
3. GEBRUIK VAN DE FIETSERGOMETER IN DE REVALIDATIE
4. OPEN EN GESLOTEN KETEN OEFENINGEN
H4: ACTIEVE REVALIDATIE IN DE BEHANDELING
1. ACTIEVE REVALIDATIE VAN VAAK VOORKOMENDE PATHOLOGIEËN
1.1 Gonartrose
1.2 PFDS 18
1.3 Andere aandoeningen
2. SPIERVERMOEIDHEID EN SPIERSTIJFHEID NA OEFENTHERAPIE 19
1
,Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
LUMBO-PELVISCHE REGIO 20
H1: INLEIDING
H2: DIAGNOSE
1. DISFUNCTIES VAN DE WK 21
1.1 Stoornis in anatomische eigenschappen
1.2 Stoornis in functie
1.3 Pscychosociale & persoonlijke factoren
1.4 Pijnmechanisme
1.5 Externe factoren
2. PIJNMECHANISME VAN DE LWK 22
2.1 Nociceptieve pijn
2.2 Perifeer neuropathische pijn
2.2 (Veranderde) centrale sensitisatie 23
2.4 LRK & centrale sensitisatie: implicaties voor klinische praktijk
3. PROGNOSTISCHE FACTOREN
H3: BEHANDELING VAN LRK 24
1. INLEIDING
2. MANUELE THERAPIE
2.1 Tractie
2.2 Massage & dwarse fricties
2.3 Manipulatie & mobilisatie 25
3. ACTIEVE THERAPIE
3.1 MTT
3.2 Specifieke toestellen
3.3 Specifieke oefeningen
4. RUGSCHOOL, GEDRAGSGEORIËNTEERDE - & MULTIDISCIPLINAIRE THERAPIE
4.1 Zweedse rugschool
4.2 Biomechanisch model
4.3 Biopsychosociale benadering
4.4 Gedragsgeoriënteerde therapie 26
5. MOTORISCHE CONTROLE & PROPRIOCEPTIETRAINING
5.1 Testen lokale segmentale controle
5.2 Testen proprioceptie/posturale controle
5.3 Contra-indicaties
5.4 Specifiek oefenprogramma 27
H4: BEHANDELING BEKKEN
1. ONDERZOEK BEKKEN
1.1 Inspectie
1.2 Actief & passief functie-onderzoek
1.3 Provocatietests 28
1.4 Onderzoek: symphysis pubis
1.5 Toegevoegd onderzoek: motorische controle (MC)
2. BEHANDELING BEKKEN
2.1 Informatie
2.2 Herstel bewegelijkheid - form closure
2.3 Verbeteren houding
2.4 Bekkenband
2.5 Verbeteren force closure & MC
3. PREVENTIE VAN LRK
2
,Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
ALGEMENE INLEIDING
PRAKTISCHE INFORMATIE
DOEL MSK4:
↑ inzicht krijgen id behandeling van P met musculoskeletale klachten ih OL en lumbopelvische regio.
BELANG VAN PERCEPTIES OVER DE AANDOENING
1. ZIEKTEPERCEPTIES VAN DE PATIËNT
Biopsychosociaal denken = rekening houden met “Black Box” aan beïnvloedende factoren.
Biomedisch denken = sterke relatie tuss pijn en de beperking (lokaal).
Ziektepercepties vd patiënt = bepaalde gedachten, ideeën, cognities en emoties omtrent de aandoening
invloed op ziektegedrag
vb: P met LRK ie overtuigd is dat bewegen schadelijk is voor zijn rug
(hij heeft pijn bij lopen) zal vb fysieke activiteiten vermijden.
Contraproductieve percepties zorgen voor adequaat omgaan met klachten (= inadequate coping strategie)
Stress heeft een negatieve invloed op herstel vd klachten
1.1 COMMON SENSE MODEL VAN LEVENTHAL
Cognitieve Ziekteperceptie Coping Strategie (gedrag) Evaluatie van gedrag
(oorzaak, gevolg, tijdslijn, (info opzoeken, medisch shoppen, (evaluatie van impact van coping
introleerbaarheid, identiteit) vermijding) strategiên)
Ziektesymptomen
(info vanuit geheugen, omgeving, Veranderingen in outcome
lichamelijke & symptomatische info) (functioneren, emoties, status van
ziekte,..)
Emotionele Ziekteperceptie Coping Strategie (gedrag)
(angst, depressie,..) (gedrag om met emotionele Evaluatie van gedrag
reactie om te gaan) (evaluatie van impact van coping
strategieën)
Percepties Patiënt nagaan:
1. Gerichte vragen in de anamnese
2. Vragenlijsten vb: Illness Perceptions Questionnaire-Revised
1.2 ILLNESS PERCEPTIONS QUESTIONNAIRE-REVISED (3 delen)
Illness identity: bevraging van symptomen van P
link je die symptomen aan je aandoening?
Beliefs domain: - acute/chronische aandoening? (denkt P dat zijn aandoening kan beteren?)
- cyclisch?
- gevolgen (hoe schat P de gevolgen in)
- persoonlijke controle? (Kan je het zelf controleren?)
- controle vd behandeling (Kan volgens u de behandeling helpen?)
- samenhang (begrijpt P zijn aandoening)
- emotionele respons (Hoe voel je u hierbij?)
Oorzakelijk domein: Wat is de oorzaak van je aandoening?
2. PERCEPTIES VAN DE THERAPEUT
Attitudes and beliefs → keuze van behandeling
Kritisch blijven!
niet vasthouden aan eigen overtuigingen en restricties in activiteit & participatie
↑ kans chroniciteit
GEDRAGSVERANDERING BINNEN MSK
Restricties: iets niet mogen/kunnen doen
3
,Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
Communicatiekanaal
= kanaal voor vragen en zorgen, percepties en cognities van P waarbij de Th correcte info aanbiedt.
Communicatie staat centraal: - P overtuigd = P therapietrouw
- Th = vertrouwenspersoon
Coaching-gesprek
= bijsturen van herstel belemmerende factoren en promoten van herstel bevorderende gewoonten.
(gedachten bepalen gedrag)
Definitieve gedragsveranderingen ligt grotendeels bij de P zelf.
Kinesist = back-up plan
Aandachtspunten bij coaching-gesprek
1. Standaard advies geven
2. Geef niet te veel info in 1 sessie.
3. Patiëntentaal
4. Structuur in uitleg
5. Ga na of de patiënt het begrepen heeft.
6. Ga na of de P gesteund wordt door zijn/haar omgeving.
7. Leg duidelijk uit wat er wordt verwacht van de P
1. STAPPENMODEL VAN VAN DER BURGT & VERHULST
4
,Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
Openstaan voor de behandeling en gedragsveranderingen
info & advies
Advies koppelen aan de hulpvraag en verwachtingen → ↑ interesse voor de informatie
Aandachtspunten:
- rustige omgeving
- patiënten privacy
- te bereiken doel benadrukken
- openstaan voor vragen “Als je later nog met vragen zit, schrijf ze op en vraag ze gerust.”
- geef aan wat je allemaal gaat uitleggen (structuur)
- vraag aan patiënt wat hij wil bespreken
- patiënt staat open voor info: dialoog/monoloog, (non-)verbaal gedachte patiënt afleiden
Begrijpen = inzien van het nut van de behandeling
Aandachtspunten:
- patiënt gerichte info (dialoog) uitleg individueel aanpassen
- toepasbare adviezen
- concrete info vb: doel oef, uitgangshouding, duur, rustpauzes, compensaties,..
- info ondersteunen door foto’s, demonstraties, brochures, ..
- geef aan wat je allemaal gaat uitleggen (structuur)
- te veel info in 1x stel prioriteiten (gebruik notitieboekje)
Willen Verwachte effectiviteit zal bijdragen tot de stap ‘willen’.
Indien de patiënt al verwacht dat het helpt zal de compliance en adherence te wensen
overlaten. (vb: door eerdere slechte ervaringen, vrienden en/of familie die geëvalueerd zijn tot chronische gevallen,..)
Aandachtspunten:
- voor- & nadelen bespreken
- ‘Ga je het doen?’ positieve en/of negatieve gevolgen vd beslissing
- succeservaringen door gedragsverandering(en)
- sociale omgeving positief beïnvloeden vb: educatie, assertiviteitstechnieken
Kunnen = de eigenlijke verandering vh gedrag
& !! Feedback vd patiënt is belangrijk !!
Doen - probleem → oplossing zoeken
- VAS-schaal
- Tampa Schaal voor Kinesiofobie
- Illness Perception Questionnaire-Revised
Aandachtspunten:
- activiteitendagboek alledaagelijkse gewoontes te noteren, 1 A4 blad/dag
- wat is haalbaar? Soms afstand nemen van het ideale beeld
- let op lichamelijke sensaties!
- ondersteun assertiviteit sociale afkeuring/gebrek uit omgeving
- behandelplan bespreken
- evalueer de behandeling
- geheugensteuntjes vb: post-it, taping,..
Blijven doen = de moeilijkste stap omdat het een lange termijn inspanning inhoudt
Zelfmanagement technieken
= zichzelf belonen, beloond worden, steun van omgeving en follow-up afspraak
Compliance: therapietrouw op kort termijn
Adherence: therapietrouw op lang termijn
Assertiviteitstraining: zelfvertrouwen ↑ & leren effectiever communiceren
5
, Musculoskeletale kinesitherapie 4 - cursus
3e Bachelor revaki
Ellen Buwalda
ONDERSTE LIDMAAT
H1: REVALIDATIE IN FUNCTIE VAN WEEFSELHERSTEL
EN/OF PIJNMECHANISME
1. FASES VAN WEEFSELHERSTEL
Weefselbeschadiging (celdood aanwezig)
→ Ontstekingsfase
→ Proliferatiefase
→ Organisatiefase
1.1 ONTSTEKINGSFASE
Functie afvalproducten vh primaire letsel opruimen
Start vrijkomen chemische mediatoren:
- cellen (bloedplaatjes, leukocyten, mastcellen)
- plasma (fibrine, plasine, kinogeen)
- neurogene mediatoren/neuropeptiden (substantie P & postagladine)
Duur 5 dagen
Kenmerke - rubor (roodheid) door arteriolaire dilatatie
n - tumor (zwelling) door accumulatie van bloed, beschadigd weefsel en ↑ permeabiliteit
- calor (warmte) door vasodilatatie en ↑ biochemische activiteit
- dolor (pijn) door prikkeling zenuweinden, chemische mediatoren of druk door zwelling
- functio laesa (functieverlies)
Homeostase
Doel: bloedverlies te voorkomen
1. Vasculair spasme = contractie bloedvaten tgv pijn, 10-15 sec na letsel, stopt bij bloedstolling
→ stijfheid & ↓ mobiliteit
2. Bloedprop vorming: eigenschappen bloedplaatjes wijzigen, 3-5min
3. Bloedcoagulatie (stolling)
4. Ingroei fibreus weefsel: invasie fibroblasten in bloedprop, enkele uren na bloedprop en duur enkele dagen
Vasculaire reactie
1. Vasoconstrictie: 5-10 min → bloeding controleren (zie homeostase)
2. Lokale vasodilatatie (secundaire): ↑ permeabiliteit
↓↓↓
Cellulaire reactie
Doel: opruiming
1. Migratie WBC naar wonde (interstitiële ruimte)
2. Monocyten → Macrofagen
3. Fagocytose = monocyten & neutrofielen nemen vreemd materiaal, weefselresten en bacteriën op
4. Cellen laten hun celinhoud vrij om ontstekings- en verwijderingsproces te stimuleren
5. Groeifactoren stimuleren de migratie van fibroblasten naar letsel → proliferatie starten
accumulatie: ophoping
permeabiliteit: doorlaatbaarheid
interstitiële ruimte: tussen de weefsels liggend, tussenruimte
6