Opleidings- en werkveldorganisatie
samenvatting
P 11 – 14: studeren in boek
Hoofdstuk 1: Welzijn in de Verzorgingsstaat
1.1 Begrip verzorgingsstaat of welvaartstaat
Herman Deleeck
- Het begrip sluit beter aan bij het internationale taalgebruik →
‘Welfare state’
Welvaartstaat of verzorgingsstaat: De samenlevingsvorm van
sommige rijke geïndustrialiseerde landen waarbij een aantal
grondrechten van de burger effectief gewaarborgd worden.
! Deze grondrechten zijn bedoeld om zijn materiële welvaart
en zijn kansen tot ontplooiing te bevorderen.
Waar? Dit alles gebeurt binnen de parlementaire democratie
en met behoud van de vrije markt-economische productiewijze.
Grondrechten? Mensenrechten
Waarvoor men een ingrijpen van de overheid verwacht:
recht op leven, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van
drukpers en godsdienstvrijheid, …
Maar ook de sociale grondrechten:
recht op werk, huisvesting, gezondheid, onderwijs, ontplooiing,
…
Uitbouw welvaartsstaat
https://www.amnesty-international.be/mensenrechten/uvrm
, 1.1.2 Kenmerken van de welvaartstaat
1. Hoog welvaartspeil = hoge levenstandaard
- De levenstandaard moet voor iedereen toegankelijk zijn
(dus moet die welvaart verspreid kunnen worden)
Voorwaarde voor behoud van die welvaart:
1. Voortdurende economische groei
2. Volledige werkgelegenheid
“Iedereen heeft recht op centen om zich aan een bepaald
comfort te voorzien.”
2. Overheidsoptreden
- Moet de grondrechten van burgers waarborgen.
Bv: sociale zekerheid, organisatie zorgsectoren,…
3. Grondrechten (preventief)
- Effectieve verwezenlijking van de grondrechten door
preventief organiseren van solidariteit (sociale zekerheid)
en uitbouwen van het zorgapparaat (sociale instituties)
Bv: Bij de huisarts meteen remgeld
4. Vrije markt en overleg
- Sociaal overleg tussen vertegenwoordiging van
ondernemingen, van burgers en van overheid
5. Democratie
- Niet autoritair, via overleg en inspraak
1.1.3 De welvaartsstaat is niet-staats en is verzuild
De Belgische welvaartsstaat = niet-staats
= niet-staats → De sociale organisaties (het middenveld) zijn
sterk betrokken.
Wat doet het middenveld?
1. Ze nemen deel aan de besluitvorming over het sociale
beleid.
, = ze hebben inspraak wat betreft de totstandkoming van
adviezen en wetten.
Bv: Sociaal overleg tussen:
Werkgevers en werknemers: tweedelig of paritair overleg
Werkgevers, werknemers en de overheid: driedelig of tripartiet
overleg
2. Ze hebben ook een taak bij de uitvoering van deze
wetgeving.
= ze verlenen diensten en bouwen voorzieningen uit
Bv: Uitbetaling van uitkeringen door ziekenfonds/vakbond/...
MAAR! De overheid controleert
De Belgische welvaartsstaat = verzuild
Verzuild middenveld:
Verzuiling: de levensbeschouwing is nauw verbonden met de
organisatie van een aantal maatschappelijke activiteiten.
- Maatschappelijke initiatieven vanuit 3 ideologieën (20ste
eeuw): katholieken/liberalen/socialisten
21ste eeuw = evolutie naar ontzuiling
MAAR! De koepels (organisatorische bouwstenen) zijn nog
sterk.
- Nieuwe sociale bewegingen
, 1.1.4 Korte historische schets
Fase 1: “de sociale kwestie” (1800 – 1880)
- Iets grotere levensstandaard door industrialisatie
- Weinig overheidstussenkomst, wel vrijheid (tgv. Franse
Revolutie)
Gevolg: Hongersnood, kinderarbeid, geen sociale bescherming
→ Dankzij solidariteit ontstaan coöperatieves: de ‘voorlopers’
van ziekenfondsen en vakbonden
Er is sprake van de sociale kwestie (1800-1880)
De sociale kwestie: armoede (verpaupering), uitbuiting (geen
sociale bescherming), kindersterfte, hongersnood van de
arbeidersklasse.
Uit noodzaak: De mensen gingen zich vrijwillig aansluiten bij
onderlinge kassen.
Kassen: voorlopers van latere ziekenfondsen en vakbonden
Bv: de Vooruit was een productiecoöperatief dat voor
betaalbare basisproducten zorgde.
Fase 2: Eerste sociale wetten ter bescherming van de
arbeiders (1880 – 1919)
Leerplicht, zondagsrust, verbod op kinderarbeid
Ontwikkeling van het stemrecht
Oprichting vakbonden en ziekenfondsen
1893 Meervoudig stemrecht voor mannen
= mannen met bepaald statuut kregen 2 of meer
stemmen extra
Bv: bezitter van woning, spaarboekje, diploma hoger
onderwijs, bedrijven,…
! die extra stemmen kwamen vooral ten goede aan
de bezittende klasse
1919 Enkelvoudig stemrecht voor mannen
1948 Stemrecht voor vrouwen
, Fase 3: Sociaal Overleg (interbellum, tussen de 2
oorlogen 1918-’40)
1. Economische crisis, werkloosheid
2. Opkomst totalitaire regimes in Europa
Door? De crisis en de tegenstellingen tussen links en rechts
3. Groeiend besef van belang overheidsingrijpen in economie
Waarom? Overheidsingrijpen kunnen ons uit de crisis halen
4. Groeiend belang sociaal overleg tussen vakbonden van
werknemers en werkgevers
Gevolg? De eerste Nationale arbeidsconferentie komt tot stand
in 1936 (na grote stakingen)
Fase 4: Concrete uitbouw en bloei van de welvaartstaat
(na WOII tot 1973)
1. De sociale zekerheid werd systematisch georganiseerd en voor
alle werknemers verplichtend gemaakt.
Bv: kinderbijslag, ziekte- en invaliditeitsuitkering,
werkloosheidsuitkering, pensioenen,… worden uitbetaald door
vakbonden, ziekenfondsen en patronale compensatiekassen
2. Verdere uitbouw van overleg werkgevers-werknemers
3. Uitbouw van zorgvoorzieningen en rijksdiensten