Economische kennis
Les 1
Algemene bedrijfseconomische begrippen
Vaste kosten
= Niet afhankelijk van de bedrijfsdrukte
o Binnen een bepaald tijdsinterval (period cost)
Synoniemen: capaciteitskosten, periodekosten, structuurkosten
Continu of discontinu variabel
o Continu =
o Discontinu =
Vb. broodjeszaak verkoopt 100 broodjes, de volgende week worden er maar 50 broodjes
verkocht. De vaste kosten blijven hetzelfde ookal verkoopt de zaak minder.
Vb. broodjeszaak verkoopt 100 broodjes, de volgende maand worden er 200 broodjes
verkocht. De vaste kosten zullen stijgen omdat je bvb meer personeel/machines nodig hebt
om al die broodjes te maken.
Variabele kosten
= Wel afhankelijk van de bedrijfsdrukte
o Binnen een bepaald tijdsinterval (period cost)
Mogelijkheden
o Degressief variabel = VK stijgt minder dan het aantal stuks
o Progressief variabel = VK stijgt meer dan het aantal stuks
o Proportioneel variabel = VK stijgt evenredig met aantal stuks
Continu of discontinu variabel
Vb. Broodjeszaak; groenten, brood sauzen zullen meer moeten worden aangekocht als er
meer broodjes worden verkocht
Vb. jobstudenten/interim-medewerkers, transportkosten …
Kringloopredenering
KP/eenheid niet berekenen adhv de werkelijke productie, want;
Als werkvolume daalt
o Dan stijgen de vaste kosten per uur
o En wordt de totale kostprijs hoger
Voor UKP-berekening is het dus gevaarlijk om te vertrekken van de vaste kosten
o Want KP stijgt als er minder werk is
o Gevolg: nog duurder, nog minder werk
Dus
1
, o KP/eenheid = (vaste/normale productie) + (variabele/werkelijke prod)
Vb. broodjeszaak: om 100 broodjes te verkopen, hebben we personeel nodig die €15 per dag
verdient.
KP/eenheid = 15/100 = vaste kosten per broodje
Als ze maar 50 broodjes verkopen is de kostprijs per eenheid groter, dus zullen ze de broodjes
duurder moeten maken.
Maar dan zullen er minder mensen broodjes kopen, dus nog minder verkoop, dus nog hogere
kost per eenheid kringloopredenering Dus, ipv met de werkelijke productie te rekenen,
moet je rekenen met de normale productie
Directe kosten
Directe kosten
o = Rechtstreeks toewijsbaar aan een order
o Materiaal, grondstokken en uren van direct personeel
o Vb. broodjeszaak; brood, beleg, verpakking, loon …
Indirecte kosten
Indirecte kosten
o = Niet rechtstreeks toewijsbaar aan een order
o Omdat de kosten over meerdere orders gaan
o Of omdat de kosten niet te bepalen zijn per order door wegen, tellen, meten, …
o Vb. huur, telefoonkost, verwarmingskost …
Indirecte kosten worden verrekend via omslagsleutel
Principe omslagsleutel (! Bij indirecte kosten)
= Indirecte kosten/directe kosten
o 2.500 euro plaatontwikkelaar per jaar
o 12.500 euro platen per jaar
o 2.500/12.500 = 0,20 euro per euro plaat
per euro berekend
= Indirecte kosten/direct aantal
o 2.500 euro plaatontwikkelaar per jaar
o 10.000 platen per jaar
o 2.500/10.000 = 0,25 euro per plaat
per plaat berekend
Beide berekeningen recupereren alle IK !
2
,Kostenmatrix
Reken met coëfficiënten
100 + 10 % = 110
110 – 10 % = 99
o Terugrekenen lukt dus niet
Beter dus:
o 100 x 1,1 = 110
o ,1 = 100
Oefeningen
Oefeningen 1 - 8
Les 2
Investeren, begroten, budgetteren
Waarom Investeren?
Rationele redenen
o Noodzaak (om het bedrijf te doen verder leven/overleven bvb)
o Vervanging (van een machine bvb)
o Omzetgroei (vb. extra personeel om verkoop te stimuleren)
o Kostenreductie (vb. om de productie te optimaliseren)
o Minder belastingen betalen (vb. winst gebruiken om te investeren; zo boek je
geen winst en moet je geen belastinen betalen)
3
, Subjectieve redenen
o Imago, status (CEO wil Ferrari kopen, inversteren in marketing)
o Meer vrije tijd krijgen (proces-automatie zodat je zelf niet meer moet doen)
o Leider worden (op bv. technologisch vlak)
Let wel: investeren = lange termijnplanning en vaak onomkeerbaar
Winstoptimalisatie
1. Door bvb een kwart van het personeel te ontslaan
2. Omzet verlagen, maar kosten nog meer verlagen (vb. efficienter werken)
3. Winst beetje doen stijgen, kosten gelijk houden
4. Omzet sterk doen stijgen, kosten beetjee doen stijgen.
Begroting versus budget
Begroting (1 jaar en meer)
o = Raming van verwachte inkomsten en uitgaven voor een bepaalde periode
Wordt vooraf gemaakt, dus is steeds een inschatting (raming)
Moet passen binnen het winstobjectief en de rentabiliteit
Steunt op historische gegevens (= ex post)
of op toekomstraming (= ex ante)
Budget = gevolg van begroting (tot 1 jaar)
o = Geeft aan wat de toegestane kosten zijn
om de taken binnen de organisatie uit te voeren
o Vb. productiebudget, marketingbudget, …
o = Geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is
voor een bepaalde periode
! Kwartaal = 3 maanden
4