37
Erfrecht
Hfst 1 Inleiding
De basis van ons huidig Burgerlijk Wetboek = de Code Napoléon
1 Noodzaak van het erfrecht
Goederen waarvan niemand de eigenaar is zullen toekomen aan de staat.
2 vormen erfrecht: de wettelijke erfopvolging en de testamentaire erfopvolging
2 Voorwerp van het erfrecht
De nalatenschap = alle goederen en schulden van de overledene, maar mogelijk ook een aantal rechten en
plichten
Sommige rechten en plichten zijn aan een persoon gebonden, zodat ze bij overlijden vervallen. Deze
rechten kunnen niet overgedragen worden.
Een onderscheid in de rechten van erfgenamen is het recht dat aan hen toekomt als rechtsopvolgers van
de overledene (= iure hereditario) en het recht dat zij in eigen hoofde verkrijgen (= iure proprio)
Hstf 2 Het openvallen van de nalatenschap
Het is pas bij het openvallen van de nalatenschap dat de rechten van de erfgenamen ten opzichte van de
nalatenschap ontstaan.
Enkele probleemsituaties: (vb in boek p 119)
- Een ouder bevoordeelt een van de kinderen
- Ruzie ontstaat
- Het systematisch verdwijnen van gelden
- Overeenkomst sluiten waarbij de kinderen afstand doen van hun recht om zich te verzetten tegen de
verdeling
- Een kind een verklaring laten tekenen waarin hij akkoord gaat dat hij geen aanspraak meer maakt op zijn
erfdeel ( kind die zijn deel al gekregen heeft)
Het bepalen van de woonplaats van de overledene is belangrijk omdat daar de nalatenschap openvalt. Het
belang hiervan is niet enkel het fiscale aspect maar ook welke wetgeving van toepassing zal zijn en welke
rechtbank bevoegd is. Onroerende goederen worden vererfd volgens de wet van hun ligging en roerende
goederen volgens de wet van de laatste woonplaats.
1 Verbod tot overeenkomsten over niet opengevallen
nalatenschappen
Het is verboden om een nalatenschap te regelen via een overeenkomst volgens het Belgisch recht. Er zijn
maar 2 toegelaten vormen van erfopvolging, de wettelijke en de testamentaire. Er is wel de mogelijkheid
voorzien dat echtgenoten ten aanzien van elkaars nalatenschap afstand kunnen doen als er kinderen zijn
uit een vorige relatie bij minstens één van beiden. Echtgenoten kunnen elkaar wel bevoordelen via het
huwelijkscontract (schenkingsclausule).
Zeker verboden:
- Verwerping van de nalatenschap in een verklaring opgesteld
- Een nietige overeenkomst opgesteld voor het overlijden die bevestigd wordt na het overlijden
- Een clausule in de statuten van een ebvba waarbij bepaald wordt dat bij overlijden de aandelen zullen
toekomen aan één welbepaalde erfgenaam. Er mag wel voorzien worden welke regels zullen gelden ivm
de overdracht van de aandelen
- De clausule in een echtscheidingsovereenkomst bij een scheiding met onderlinge toestemming waarbij de
, 37
echtgenoten overeenkomen dat ze van elkaar erven na de scheiding
Wel toegestaan:
- Contractuele erfstelling bij huwelijkscontract (schenkingsclausule) of de wederzijdse akte van gift tussen
echtgenoten
-Beding van aanwas in een samenwoningscontract of bij aankoop van een onroerend goed. Niet verboden
omdat elke mede-eigenaar zijn aandeel op termijn aan de andere mede-eigenaar heeft toegekend
- Verkoop waarbij de betaling wordt uitgesteld tot na het overlijden van de contractant
- Een herwaardering die zal gebeuren op het ogenblik van overlijden
- Verhuring die ingaat op de overlijdensdag
- Een eenzijdige verkoopbelofte vanwege een eigenaar die zich eenzijdig verbindt een goed te verkopen,
maar waarvan de uitvoering wordt uitgesteld tot na het overlijden van de verkoper
- De echtscheidingsovereenkomst bij echtscheiding door onderlinge toestemming waarin een regeling van
het erfrecht tussen hen afgesproken wordt tijdens de procedure, is een verplichte vermelding
- Echtgenoten die bij huwelijkscontract bepalen dat toekomstige goederen, ook verkregen via erfenis, tot
het GV zullen behoren
- Als in een schenkingsakte waar ouders aan 1 of meerdere kinderen een schenking doen, waarbij de
schenkers zich een vruchtgebruik voorbehouden en waarbij de andere kinderen tussenkomen in de
schenkingsakte, dan doen deze kinderen afstand van de mogelijkheid de inkorting van de schenking te
vorderen
2 Tijdstip
Het bepalen wanneer een persoon overleden is, is vanuit juridisch oogpunt erg belangrijk omwille van
verregaande gevolgen. Ethische elementen hierbij (hersendood, kunstmatige coma,…) kunnen niet in
aanmerking genomen worden. In het recht wordt enkel rekening gehouden met de biologische dood.
Het overlijden wordt bewezen adh van de akte van overlijden die wordt opgemaakt door de ambtenaar van
de burgerlijke stand van de gemeente. Als een akte niet kan worden opgesteld omdat er geen stoffelijk
overschot is, kan dit voor nabestaanden tot grote problemen leiden. Dit is het geval bij vermisten en
afwezigen.
Vermisten = personen van wie het overlijden vaststaat (vliegtuigongeval, brand,…) maar waarvan het
stoffelijk overschot niet is teruggevonden of niet kan worden geïdentificeerd. In dat geval zal de rechtbank
van eerste aanleg oordelen over het aangevoerde bewijs, als er genoeg zekerheid is over het overlijden zal
de rechtbank de verklaring van overlijden uitspreken. Op basis hiervan wordt de akte opgemaakt bij de
gemeente.
Afwezigen = persoon die opgehouden heeft te verschijnen waar hij zijn woonplaats of verblijfplaats had en
van wie men niet weet of hij levend of dood is. Dit schept grote problemen voor familieleden en daarom zijn
art 112 tot 142 gewijd aan de wijze waarop de afwezigheid door de rechtbank wordt vastgesteld en de
gevolgen van de afwezigheid voor de familieleden. Zo kan al na 3maanden afwezigheid aan de rechtbank
van eerste aanleg gevraagd worden om een vermoeden van afwezigheid uit te spreken en kan de
vrederechter een gerechtelijk bewindvoerder aanstellen. De vaststelling van afwezigheid kan reeds na 5
jaar worden uitgesproken als er een vermoeden van afwezigheid is vastgesteld of na 7 jaar in andere
gevallen.
Hoe het BW niet voorziet dat in de akte van overlijden uur en datum zijn opgenomen, worden zij in de
praktijk toch genoteerd. Het kan in belang zijn te kunnen aantonen dat een handeling die gesteld werd nog
door de persoon zelf is uitgevoerd. Zo zijn terugbetalingen op een rekening van een overleden persoon
door een gevolmachtigde na het overlijden strafbaar, maar voor het overlijden niet. Het tijdstip vormt het
referentiepunt voor de belangrijkste regels van het erfrecht en het begin van een aantal formaliteiten
(begrafenis,…).
, 37
3 Voorwaarden om te kunnen erven
3.1 Bestaan
Een kind dat nog niet verwekt is kan niet erven. De wet bepaalt binnen welke termijnen voor de geboorte
de verwekking zich situeert, maar het is een weerlegbaar vermoeden (300 tot 180dagen voor de geboorte).
Deze regel sluit wel uit dat kinderen kunnen erven van hun vader als de kunstmatige inseminatie of
embryo-transfer gebeurde na het overlijden van hun vader.
3.2 Gelijktijdig overlijden
Als de volgorde van overlijden niet kan vastgesteld worden, dan worden de personen geacht gelijktijdig
overleden te zijn. Dit komt in de praktijk regelmatig voor. Kan de volgorde wel bepaald worden of zijn er
voldoende bewijzen dat een persoon langer geleefd heeft dan de ander dan zal de langstlevende geërfd
hebben van de eerst stervende. De impact daarvan zal zeer groot zijn als het een echtpaar betreft zonder
kinderen waar de echtgenoten geen schikkingen getroffen hebben. De familie van de langstlevende de
echtgenoten zal de totaliteit van het vermogen verkrijgen. Schrijnend is het als de echtgenoten gehuwd zijn
met een huwelijkscontract scheiding van goederen omkomen in een verkeersongeval met korte tijd verschil
en waarbij door een toeval de ene familie alles erft en de andere familie niets.
Het kan ook fiscale gevolgen hebben als de echtgenoten elkaar bevoordeeld hebben via het
huwelijkscontract en geen formule voorzien is die bevoordeling uitsluit bij een bijna gelijktijdig overlijden. De
fiscale weerslag kan oplopen omdat het huwelijkspatrimonium voor meer dan 100% belast zal zijn.
4 Rechten van de erfgenamen
Door het overlijden van de erflater verkrijgen de erfopvolgers een optierecht ten opzichte van de
nalatenschap1. De erfgenaam wordt erfgerechtigd, hij krijgt het recht om aanspraak te maken op het
vermogen van de overledene.
Opties: zuiver aanvaarden / aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving / verwerpen
De optie moet uitgeoefend worden binnen de 30jaar, anders wordt hij vreemd aan de N (verjaringstermijn
art 789 BW). Dit gebeurt zelden aangezien betrokken partijen (schuldeisers, verhuurder, bank,…) de
erfopvolging uitlokken.
Als een erfgenaam overleden is zonder zelf een optierecht te hebben uitgeoefend beschikken zijn
erfgenamen die in zijn plaats komen over dezelfde rechten. De termijnen voor de plaatsvervangende
erfgenamen beginnen te lopen vanaf de dag van overlijden van hun rechtsvoorganger.
Elke erfopvolger kan individueel een andere keuze maken.
Als een erfopvolger onbekwaam is (minderjarig of onder voorlopig bewind geplaatst) dan kan zuivere
aanvaarding nooit als optie worden gekozen. De vertegenwoordiger van de onbekwame (ouder, voogd) zijn
verplicht om ofwel te aanvaarden onder voorrecht van boedelbeschrijving of te verwerpen. Die moet wel
een voorafgaande machtiging van de vrederechter bekomen. De onbekwame moet immers beschermd
worden tegen de risico’s van een zuivere aanvaarding en de eventuele negatieve gevolgen. Omdat de
verwerping een mogelijke verarming als gevolg heeft zal de vrederechter de verwerping alleen maar
toestaan als blijkt dat de N met zekerheid een negatief saldo vertoont. Ook schuldeisers nemen een
bijzondere positie in bij het openvallen van de N. Zo bepaalt de wet dat schuldeisers de erfopvolgers
kunnen verplichten om hun optierecht na een bepaalde termijn kenbaar te maken (3maanden en 40
dagen).
Een gemaakte keuze is definitief, behalve voor uitzonderingen die de wet voorziet, een erfgenaam die
verworpen heeft kan alsnog de N aanvaarden als zij niet door andere erfgenamen is aanvaard en een
erfgenaam die aanvaard heeft onder voorrecht van boedelbeschrijving kan hiervan afstand doen en de N
zuiver aanvaarden.
Bepaalde handelingen kunnen door de rechter gekwalificeerd worden als daad van aanvaarding.
1 Nalatenschap = N
, 37
4.1 Aanvaarding
Uitdrukkelijk of stilzwijgend. Stilzwijgend komt in de praktijk meest voor.
4.1.1 Uitdrukkelijke aanvaarding
Moet door de erfgerechtigde zelf gebeuren. Zo zal het voorkomen van z’n naam op een akte van
bekendheid, opgemaakt door notaris, waarbij het initiatief genomen werd door een mede-
erfgenaam, niet kunnen beschouwd worden als een bewijs van uitdrukkelijke aanvaarding. Kan
enkel schriftelijk gebeuren, het document moet de handtekening dragen en de aanvaarding moet
duidelijk blijken. Een document dat na overlijden wordt opgemaakt en waarin erfgenamen worden
opgenomen en dat door hen getekend wordt, is de aangifte van N. Slechts als uit de formulering van
de aangifte kan worden afgeleid dat de ze de N aanvaarden zal de aangifte een uitdrukkelijke
aanvaarding inhouden.
4.1.2 Stilzwijgende aanvaarding
Het grote probleem is dat heel wat erfgenamen een daad stellen die automatisch impliceert dat de N
stilzwijgend werd aanvaard. Zo zal het opvragen van nalatenschapstegoeden bij de bank, het
meenemen van de inhoud van de door de overledene gehuurde kluis, het verkopen of weggeven
van bestanddelen van de N, het zich toe-eigenen van activa, onbetwistbaar worden beschouwd als
een daad van aanvaarding.
Een stilzwijgende daad = een daad die enkel kan gesteld worden door iemand die zich als
erfgenaam gedraagt.
Een eigen recht uitoefenen, zelfs al komt het voort uit het patrimonium van de overledene of
waarvan de overledene mede-eigenaar is, houdt geen stilzwijgende aanvaarding in.
4.1.3 Gevolgen
Alle rechten en plichten van de rechtsvoorganger gaan door de aanvaarding over op de erfgenaam,
met terugwerkende kracht tot op de dag van het openvallen van de N en voor het aandeel waarvoor
hij gerechtigd is. Erfgenamen zijn niet hoofdelijk gehouden tot het betalen van de schulden van de
N, maar wel betekent de zuivere aanvaarding dat het mogelijk is dat men meer moet betalen dan
men ontvangt.
4.2 Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
Een erfgenaam die aanvaardt onder voorrecht van boedelbeschrijving is niet gehouden tot het betalen van
een groter aandeel van de schulden dan dat hij uit de N ontvangen heeft.
Strikte vormvoorschrift art 793 BW.
4.2.1 Vormvereisten
Niemand kan verplicht worden om binnen de termijn van boedelbeschrijving (3maand) en beraad
(40dagen) te bepalen welke optie hij zal kiezen. Het moet door hem persoonlijk of door een
bijzondere lasthebber afgelegd worden bij de griffie van de rechtbank waar de N is opengevallen.
Deze verklaring moet in het BS worden gepubliceerd om de schuldeisers de mogelijkheid te geven
om hun rechten kenbaar te maken. Het aanslepen van de termijn van boedelbeschrijving geeft
naast het probleem dat het opmaken van een correcte inventaris na verloop van maanden of jaren
moeilijker wordt, eveneens de mogelijkheid dat boedels gemengd worden of dat schuldeisers de
erfgenaam verplichten te aanvaarden. Als aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving
gebeurt omdat de erfgenaam onbekwaam is en er is een belangentegenstelling tussen de
vertegenwoordiger en de onbekwame dan duidt de vrederechter een voogd of bewindvoerder ad
hoc2 aan.
4.2.2 Gevolgen
Het belangrijkste gevolg is dat de boedel van de N en de boedel van de erfgenaam niet met elkaar
vermengd worden. Hij moet niet meer betalen dan hij uit de N ontvangen heeft. Schuldeisers die
zouden wachten met het indienen van hun vorderingen tot na het verloop van de periode die in het
2 Ad hoc = voor deze zaak