ANATOMIE EN FYSIOLOGIE 2
INHOUD
Hart
Bloedvaten en bloedsomloop
Bloed
Lymfestelsel en immuniteit
Ademhalingsstelsel
Spijsverteringsstelsel
Urinair stelsel
Voortplantingsstelsel
Huid
, Anatomie en fysiologie: Het hart
Functie van het hart in het cardiovasculair stelsel
Doel van het hart: cel te laten overleven via het transportmedium: bloed.
Aanvoer: zuurstof & voedingsstoffen.
Afvoer: afvalstoffen.
Hoe: door ‘verversing van de interstitiële vloeistof’ via ‘diffusie met de
bloedvaten’.
Hart = motor, deze laat het bloed rond stromen in het gehele lichaam.
2 circulaties waardoor het bloed beurtelings circuleert.
o Longcirculatie of de kleine circulatie (ophalen van zuurstof en
afstaan van CO2).
Zuurstofarm bloed en CO2-rijk.
o Lichaamscirculatie of de grote circulatie: doorstoom
zuurstofrijkbloed naar en van alle organen in het lichaam.
Elke circulatie start en eindigt in het hart (8-vorm voor de totale
bloeddoorstroom).
Bloedvaten = soorten buizen.
Arteriën: vervoer van bloed van hart naar orgaan = efferente vaten.
Venen: vervoer van bloed van orgaan naar het hart = afferente vaten.
Capillairen: uitwisselingsvaten tussen inhoud bloedbaan en interstitiële
ruimte.
Hart: positionering in de borstholte
Ligging van het hart
In mediastinum: de ruimte tussen de longen.
Ventraal, achter het sternum (= borstbeen)
Pericardium: dubbelzijdig vlies rond het hart
Pariëtale pericardium: buitenste, vezelige laag. Het bevat collagene vezels,
zorgt voor stabilisatie met andere structuren.
Viscerale pericardium of epicardium: binnenste laag, is vergroeid met de
hartspier
Pericardiale holte: bevat 15-50 ml vocht, geproduceerd door het viscerale
pericardium.
o Is glijmiddel zodat beide lagen niet kunnen “uitslijten” ten opzichte
van elkaar, voorkomt scheuren.
Uitwendige anatomie van het hart
12,5 cm lang
Punt: Apex ligt links georiënteerd op de lengte as.
Viercompartimenten
Bovenaan: linker en een rechter atrium (voorkamer of boezem)
o Dunne wanden: moeten kleine drukken ontwikkelen voor het
doorstromen van het bloed
o Elastische wanden: moeten zich kunnen vullen
, o Indien ze leeg zijn = auricula van vorm
Onderaan: Linker en een rechter ventrikel (kamer)
o Sterkere gespierde wanden voor het ontwikkelen van hogere
drukken
Groeven: bevatten vetweefsel en alle bloedvaten voor de vascularisatie van het
hart
Atrio ventriculaire groeve (sulcus coronarius) = scheiding tussen atria en
ventrikels
Inter ventriculaire groeve: zowel dorsaal als ventraal = scheiding tussen
links en rechts.
De hartwand: 3 lagen, van buiten naar binnen
Epicardium: viscerale laag van het pericardium.
Myocardium: gespierde wand, inclusief bloedvaten en zenuwen. Het vormt
concentrische banden rond atria en spiraalvormig rond ventrikels deze
combinatie geeft het hoogste pomprendement.
Endocardium (binnenkant): enkelvoudig plaveiselepitheel met losmazig
bindweefsel. Deze laag gaat door in de vertrekkende grote bloedvaten vanuit het
hart.
Bij een glad opp., dus enkelvoudig plaveiselepitheel is er geen
bloedklontering.
Hartspiercellen
= gestreept hartspierweefsels die niet onder invloed van onze wil staan. Deze
zijn kleiner dan skeletspiercellen en centraal gelgen in de kern.
Bouw: opgebouwd uit myofibrillen = kleinste vezels in de cellen. Deze
zorgen voor samentrekking van de cellen, dus verkorting/ samenknijping
vvan het compartiment. bloed wordt verder gestuwd in de gehele
circulatie.
Energie: afkomstig van aërobe afbraak er is een hoge nood aan veel
mitochondira en myoglobinereserve, in de vorm van glycogeen en vet.
Onderling verbonden door intercalaire schijven
o Desmosomen: verbinding van membranen van omliggende
hartspiercellen
Laten het hart beter samentrekken
Brengen contractiekracht over van de ene cel op de andere
cel.
o Gap junction
Zorgen voor verplaatsing van ionen en kleine moleculen
Versnelde verplaatsing van het actiepotentiaal.
Bindweefsel & het hart
Bindweefsel in het hart is een combinatie van elastische vezels (elasticiteit) en
collagene vezels (stevigheid, niet uitrekbaar).
Functie
Verstevigen hartspiervezels, bloedvaten en zenuwen van myocardium
Verstevigen het hart en voorkomen overreking van hartspier
Brengt het hart terug in startpositie na contractie en laten nieuwe
vullingsfase toe.
,Kenmerken van het fibreuze skelet van het hart
Stevig en elastisch bindweefsel
Stabilisatie van AV kleppen
Loopt door in stammen van grote arteriën
Inwendige anatomie van het hart
Septa: verdeling tussen links en rechts om de scheiding tussen zuurstofarm en
zuurstofrijk bloed te behouden.
Interatriaal septum: bestaat uit bindweefsel en vormt een scheiding
tussen beide atria.
Interventriculair septum: bestaat uit hartspierweefsel en vormt een
scheiding tussen beide ventrikels.
Atrio-ventriculaire (AV) kleppen: ventielen tussen atria en ventrikel. Deze
kleppen laten het bloed in 1 richting stromen (van atria naar ventrikel). In
normale omstandigheden is er geen reflux aanwezig, in geval van reflex is er
sprake van regurgitatie. Er bestaan 2 soorten AV-kleppen: Mitralisklep en
Tricuspidalisklep.
Halve maanvormige kleppen: ventielen tussen ventrikel en grote bloedvaten.
2 soorten
Aortaklep: klep tussen linker ventrikel en de aorta.
Pulmonaalklep: klep tussen rechter ventrikel en de a. pulmonalis.
Rechter atrium en bloedsstroom
Bloedstroom in rechter atrium gebeurt volgens 4 stappen:
1: Rechter atrium krijgt bloed van 2 grote bloedvaten uit lichaamscirculatie
o Vena Cava Superior (bovenste holle ader): aanvoer zuurstofarm
bloed van hoger gelegen lichaamsdelen (hoofd, hals, borst, armen).
o Vena Cava Inferior (onderste holle ader): aanvoer zuurstofarm
bloed van de lager gelegen delen van het lichaam.
2: instroom van zuurstofarm bloed van coronairen
o Instroom via sinus coronarius ligt op dorsale rand van het
interatriale septum.
o Foramen ovale: embryonale doorstroom die kort na de geboorte
dicht gaat
Overblijfsel: fossa ovalis
3: bloed stroomt door de valvula tricuspidalis (3-slippige klep) naar rechter
ventrikel
o Elke slip is verbonden met chordae tendinae die gehecht zijn aan
papilspieren
o Bij contractie voorkomt met het doorslaan van de kleppen en
hierdoor vermindering van de uitstoot.
4: bloed gaat van rechter ventrikel naar truncus pulmonalis via
pulmonalisklep
o = start van de longcirculatie.
, o Truncus pulmonalis splitst zich op in een linker en rechter a.
pulmonalis (longslagader)
Vervoert zuurstofarm bloed naar longen om CO2 af te geven,
O2 op te nemen.
Bloedvaten vertakken zich in capillairen naar longweefsel toe.
Rode bloedcellen transporteren
Capillairen voegen zich samen tot grotere bloedvaten met
zuurstofrijk bloed
2 linker vena pulmonalis en 2 rechter vena pulmonalis gaan
naar linker atrium = einde longcirculatie.
Linkeratrium: heeft een instroom van 4 longvenen met zuurstofrijkbloed. Het
vormt de overgang naar linkerventrikel via de
mitralisklep (valvula bicuspidalis)
Linkerventrikel: de opbouw is gelijk aan
rechterventrikel. Het verschil is dat de
linkerventrikel hogere drukken kan produceren door
zijn dikkere spierlaag). Het vormt de overgang via
aortaklep naar de aorta.
Linker ventrikel versus rechter ventrikel
De functie is gelijk voor beide harthelften.
Longcirculatie: afstand tussen hart en
organen (longen)
o Korte afstand en bloedvaten met
grotere diameter in rechter ventrikel
o Rechter ventrikel heeft minder kracht
nodig om bloed ter plaatse te krijgen,
minder bloeddruk ontwikkeling die nodig is.
o Minder ontwikkelde spiermassa in rechter ventrikel
Lichaamscirculatie: er is 6-7x meer kracht nodig om bloed ter plaatse te
krijgen. Dat gebeurt door afstand tussen apex en hart kleiner te maken en
de diameter van het ventrikel verkleint.
Coronaire circulatie: bloedtoevoer naar het hart
De bouw van de coronaire circulatie
Coronaire arteriën (aanvoer van zuurstofrijk bloed)
o Bouw: Linker en rechter a. coronaria (kransslagaders), deze
ontspringen aan de aortasinussen.
o Na de systole:
aortaklep sluit en bloed stroomt terug richting hart
geen regurgitatie naar de ventrikels door de aortaklep,
aortasinus voorkomt dat klep kleeft tegen de ingang van de a.
coronaria
Rechter a. coronaria
o Functie: Bloedvoorziening van rechter atrium en beide ventrikels
o Splitsing in: Marginale interventriculaire tak en Dorsale
interventriculaire tak
, Linker a. coronaria
o Functie: Bloedvoorziening van linker ventrikel, linker atrium en
interventriculair septum
o Splitsing in: Ramus circumflexus en Ventrale interventriculaire tak
Tussen beide arteriën zijn er tal van anastomosen (= verbinding tussen de
takken)
Coronaire venen: zorgen voor afvoer van zuurstofarm bloed
Opvang van zuurstofarm bloed gebeurt door uitmonding van: V. cordis
magna en V. cordis media
Uitstroom door de sinus coronarius in rechter atrium.
Infarct of myocardinfarct: onderbreking van de bloedstroom waarbij
hartspiercellen afsterven door een gebrek aan zuurstof. Dit is te wijten door
aandoeningen in de aa. Coronariae.
Het geleidingssysteem
Het hartspierweefsel trekt autonoom samen volgens een nauwkeurig patroon
(eerst atria, dan ventrikels). Het bevel van de hartspiercellen wordt
gecoördineerd door het geleidingssysteem.
Dit systeem kan elektrische impulsen opwekken en geleiden, het heeft 2
soorten cellen
o Nodale cellen: wekken elektrische impulsen op.
Deze cellen bepalen de snelheid van de contractie en
bevinden zich ter hoogte van sinoatriale en de
atrioventriculaire knoop.
o Geleidende cellen: geleiden elektrische impulsen
Deze cellen vormen onderlinge verbinding tussen 2 knopen.
In ventrikels heb je de volgende geleidende cellen
Cellen in AV-bundel
Cellen in bundeltakken
Cellen in Purkinjevezels
Nodale cellen: hun membranen gaan spontaan depolariseren op regelmatige
tijdstippen
Zijn elektrisch gekoppeld
o Met elkaar: vormen 1 geheel knoop
o Met geleidende cellen: voor de geleiding over de gehele hartspier
o Met hartspiercellen
Niet alle nodale cellen gaan in hetzelfde tempo depolariseren, ze hebben
een bepaalde frequentie
o De gangmakercellen/ pacemakercellen bepalen de drempelwaarde.
Deze cellen bevinden zich in
Sino-atriale knoop (SA-knoop): in dorsale kan van rechter
atrium, standaardfrequentie 70-80sl/m
Atriventriculaire knoop: in bodem van rechter atrium,
standaardfrequentie 40-60sl/m.
, Kunnen niet spontaan depolariseren omdat ze
voortijdig geprikkeld worden door de impulsen van SA-
knoop.
Bij uitval van SA-knoop kan dit knoop deze overnemen
aan een lagere frequentie.
Het geleidingspatroon
Start: sino-atriale knoop
o Geleiding van de prikkel over het gehele
atrium.
o Elektrische prikkel doorloopt het gehele
atria
o Geleiding via geleidende cellen tot aan de
AV knoop (duur: 50 msec)
Vanuit de atrioventriculaire knoop: geheel
duur 75 msec
o Bundels van Hiss (AV bundel), loopt door in
het interventriculair septum
o Linker en rechter bundeltak
o Purkinjevezels (prikkeling over het geheel van het ventrikel)
Afwijkingen van de frequentie
o Bradycardie (te lage frequentie) versus tachycardie (te hoge
frequentie)
o Ectopische gangmaker: onregelmatige opwekken van
actiepotentialen die werking van de knopen omzeilt.
Het elektrocardiogram
= meting van elektrische geleiding van het hart om zicht te krijgen op de
elektrische activiteit van het hart.
Verloop van een normaal ECG (zie foto op ppt/ cursus)
P-golf: depolarisatie van atria.
P-Q streep: betekent dat de prikkel vastloopt op de fibreuze ring tussen
atria en ventrikel
QRS-complex: start depolarisatie van ventrikels.
Na de piek van de R-golf beginnen ventrikels met contraheren.
T-golf: repolarisatie van ventrikels.
o Repolarisatie van atrie is niet zichtbaar op een ECG.
Hartcyclus
= combinatie van elektrische geleiding en hartvulling. Het start bij het begin van
een hartslag en stopt bij de start van de volgende hartslag. De hartkleppen zijn
een hulpmiddel die ervoor zorgen dat het bloed in de juiste richting doorstroomt.
2 fasen
Contractiefase: systole bloed gaat naar het volgende compartiment of
arterie.