Sociologie: samenvatting boek
Inleiding
Sociologie
= specifiek menswetenschappelijk referentiekader dat tot eigen manier van denken leidt en er op
en andere manier nr de werkelijkheid kan worden gekeken. Zo iets zien wat zonder deze kijk niet
zichtbaar is. Wat het sociale voor de mens is, is het water voor de vissen.
1 Over de vissen en het water
- Verbeeldingskracht, afstand nodig om het sociale te onderzoeken
Het sociale als feit
1) Sociale handelen (socius)
2) Sociale systemen: context en resultaat van SH (societas/gemeenschap)
Sociologie wordt op wetenschappelijke manier onderzocht: levert body of knowledge/corpus scientia
van sociologische theorieën. Biedt een bril om boven en voorbij individuele niveau te kijken en om
interpersoonlijke en structurele component van sociale te begrijpen.
Durkheim – grondlegger sociologie:
- Empirische studie over wat in bepaalde sociale context als moraal geldt.
2 Is sociologie nuttig?
- Sociologie kan net als andere wetenschappen een antwoord bieden op de zin van het leven,
maar geen enkele wetenschap kan vertellen hoe we moeten leven. “wetenschappelijk
bewezen” is dus geen autoriteitsargument.
- Wetenschap kan enkel kennis en inzicht bieden waar we rekening mee kunnen houden.
3 Wetenschap en professionaliteit
- Wetenschap is één vd bouwstenen voor professionals van deskundigheid. Zorgt ervoor dat
men afstand kan nemen, situatie kan bekijken
- Van sociale beroep maken: autonoom denken, kritisch zijn
- Kritisch zijn is niet hebben van kritiek/mening. Het is het vermogen om onderscheid te
maken, overstijgen alledaagse discours, afstand nemen. Is mogelijk door abstract en
conceptueel te denken: daarvoor is wetenschap nodig.
- Sociale beroepen: mogen sociale problemen niet als persoonlijke moeilijkheden beschouwen
en impact sociale context vergeten.
Mills – “sociologische verbeelding”
- Het sociale is nooit te reduceren tot een individueel gegeven.
- Bewustzijn opwekken door “social imagination”: verbanden leggen tussen persoonlijke,
individuele gebeurtenissen en de sociale krachten die er vorm aangeven.
4 Verbeeldende wetenschap
- Sociologen leveren grondstof als bijdrage voor maakbaarheid mens en van sociale systemen.
Is cruciaal in sociale beroepen om mee vorm te geven aan samenleving.
1
, - Samenleving is mensenwerk waar autonoom denken en denken buiten dominante kaders
noodzakelijk is. Sociologisch denken geeft voeding aan verbeelding.
Schinkel – tekenende handen Escher
- Vrij denken, sociologisch verbeeldend denken zijn als Eschers handen die elkaar tekenen.
“Het belang van verbeelding is zo groot omdat het één van de makende elementen van het
sociale is.”
5 Onderwijs en het verwerven van leer-kracht
- Taak van onderwijs: leren vrij en zelf denken
Introductie in het sociologische denken: het boek
1) Wat sociologen bestuderen en hoe ze dat doen.
- Wat is sociologie? Hoe komen sociologen tot wetenschappelijke kennis over het sociale?
- Te vergelijken met de grammatica van een taal, het sociologische vizier laten zien.
2) Basisconcepten uit de sociologie in hun onderlinge samenhang: elementaire woordenschat.
- Basisconcepten ontwikkeld om te kunnen werken met sociale handelen en systemen.
- Sociologisch kijken naar sociale verschijnselen: onderscheid maken tussen culturele en
structurele aspecten en hun circulaire causaliteit. = lezen sociologisch vizier.
3) Stromingen in de sociologie: paradigma’s
- Het zijn de teksten in sociologische taal
- Probleem kan vanuit verschillende hoeken worden bekeken en belangrijke consequenties
hebben
De wetenschap biedt referentiekader om autonoom te denken en verheldering te brengen in
de kijk op situaties. Sociale beroepen mogen niet enkel uitvoeren wat van hen verwacht
wordt, ook zelf blijven nadenken.
Wetenschap is door is door generaties heen verworven body of knowledge, un don social.
Onderwijs is institutie die studenten erfenis aan menselijke kennis aanbiedt. =
intergenerationele solidariteit.
Deel 1 Het vizier: de sociologische kijk
1 Wat bestudeert de sociologie?
Het studieobject vd sociologie is het sociale:
1) Sociale als morele kwaliteit (hebben verband)
2) Sociale als feitelijkheid sociologie
1.1 Sociale als morele kwaliteit
2
, - “sociaal” = morele kwaliteit, betrokkenheid op medemensen en/of solidariteit met een
gemeenschap. Is noodzakelijk voor sociale beroepen. Sociologie kan bestuderen hoe morele
kwaliteit vorm krijgt door socialisatieprocessen.
- Egoisme en altruisme mag niet worden gezien als onveranderlijke morele kwaliteiten.
Interactie, invloed tussen mensen is bepalend of deze als belangrijke kenmerken worden
gezien of basis vormt voor moraal tussen mens en gemeenschap.
Morele kwaliteit heeft 2 niveaus
1) Horizontaal
= betrekking op sociale relaties, niveau van interactie.
= één-op-één moraal: besef dat eigen gedrag anderen beïnvloedt.
leidt tot morele kwaliteiten zoals empathie, caritas en humanitas
2) Verticaal
= betrekking op grotere gemeenschap, niveau van het sociaal systeem.
= zorg voor de gemeenschap: persoonlijke belangen en ook gemeenschapszorg om tot
harmonie te komen.
leidt tot waarden als sociale rechtvaardigheid en solidariteit.
1.2 Het sociale als studieobject
1) Horizontaal
= interactieve, wordt door sociaal handelen gemaakt
2) Verticaal
= de gemeenschap, het systeem
Tussen beide is er circulaire causaliteit: mensen maken sociale context en worden er tegelijk door
bepaald.
Het zien van het sociale
= oog hebben op drie dimensies: sociaal handelen, het systeem en de tussenruimte (processen
tussen beide)
Agency – structure probleem
- Analyse van het sociale beginnen vanuit sociaal handelen en daaruit sociale systemen
afleiden = sociale constructie
- Analyse van het sociale beginnen vanuit gemeenschap, sociale systeem en daaruit sociale
handelen verklaren = sociale bepaaldheid
Max Weber
= hoe vanuit handelen van actoren grote sociale verbanden ontstaan
Emile Durkheim
= individueel gedrag verklaren vanuit sociale feiten, kenmerken grote samenlevingsverbanden.
Sociale werkelijkheid is altijd beide: we maken sociale milieu en worden bepaald door sociale
omgeving.
Sociologie
= wetenschap die zich bezighoudt met beschrijven, analyseren en verklaren van:
3
, 1) Gedrag van en tussen mensen tot zover dat bepaald wordt door het feit dat zij in bepaalde
verhoudingen tot elkaar staan.
2) De daaruit voorgekomen, min of meer, vaste gedragspatronen, structuren en bindende
opvattingen in hun ontstaan, voortbestaan en veranderen.
Gekozen voor:
- De mens als sociaal wezen, agency, sociaal handelen
- De maatschappij als context, structure, sociale bepaaldheid, sociaal systeem
Het circulaire zien is noodzakelijk
- Mens is een product en een deel van het geheel. Visie dat mens autonoom en individueel
zorgt ervoor dat je structurele problemen bij individu legt.
1.3 Sociale constructie: het actorperspectief
- Focus ligt op interactie tussen actoren = wederzijdse beïnvloeding
- Actoren kunnen mensen (bv gezin) en subsystemen (bv Amerika en Europa) zijn.
Weber:
- Sociaal handelen = gedrag dat zinvol betrokken is op anderen. Enkel in interactie uit
betekenisvolle relatie. Handelen van mensen is pas sociaal als er rekening wordt gehouden
met gedrag van anderen en daardoor wordt beïnvloedt.
BV: Plots tegen iemand aanlopen is niet sociaal handelen, maar je erna excuseren wel.
- Verstehende/interpreterende wetenschap: socioloog moet sociaal handelen begrijpen.
Sociaal handelen in het
1) Verleden: bv The Last Post
2) Toekomst: anticiperen op toekomstige ontwikkelingen die worden ingebeeld of op
toekomstige reacties van anderen.
1.3.1 Typologie van sociaal handelen bij Weber
- Zijn ideaaltypen, in werkelijkheid veel mengvormen
1) Affectief sociaal handelen
= emotie, onbewust en niet-rationeel. Uiting emotionele en meestal ongecontroleerde
reactie op stimulus. Gebonden aan geldende regels van de situatie waarin je je bevindt.
BV: verkeersagressie gebeurde vroeger zelden, nu veel meer.
DUS: passioneel handelen verschilt van cultuur: plaats en tijdsgebonden karakter.
2) Traditioneel sociaal handelen
= bepaald door gewoonte of traditie, min of meer onbewust want je je moet zinvolheid
niet snappen of ermee akkoord te gaan.
BV: trouwen voor de kerk, beleefdheidsregels
DUS: ook plaats en tijdsgebonden (vroeger moest man deur openhouden voor vrouw)
4