Trainingsleer en begrippen van revalidatie 23-24 | M. Parent
TRAININGSLEER
Uithouding is de mogelijkheid om een inspanning zo lang mogelijk aan te
houden, bv marathonlopers. Dit kan zowel een dynamische als statische
inspanning zijn. Zou een 100m en 200m gelinkt kunnen worden aan uithouding?
Ja, we spreken dan wel over snelheidsuithouding.
WAAROM IS HET ZO BELANGRIJK?
- Effect op de gezondheid is zeer belangrijk:
o Lichamelijke gezondheid: cardiovasculaire en respiratoire
o Psychologische gezondheid: zelfvertrouwen, opgewekt voelen, …
- Effect op prestatievermogen
o Duursporten: marathon, wielrennen, …
o Ook andere sporten: sprinten, voetbal, turnen, …
PSYCHISCHE EN FYSIEKE UITHOUDINGSVERMOGEN
Mentaal/psychisch: het zo lang mogelijk weerstaan aan de prikkel die aanzet tot
het afbreken van de inspanning.
- als we een fysieke inspanning doen kunnen we ook een cognitieve
inspanning doen (brein gebruiken om info te verwerken)
Fysiek: weerstandsvermogen tegen vermoeidheid vh lichaam in zijn geheel of vd
afzonderlijke deelsystemen.
Er is fysieke vermoeidheid en mentale vermoeidheid.
- Mentale: kan fysieke prestatie of cognitieve prestatie beïnvloeden
o Vb: een hele dag achter de laptop blijven en luisteren nr de prof
o Vb: naar een binnen speeltuin gaan voor kinderen, het lawaai en
opletten (continu zoeken nr kinderen) wnr je nr buiten gaat in de
stilte voelt het goed en vond je het vermoeiend
o Fysieke activiteit zal verminderen, we gaan minder presteren wnr
we mentaal vermoeid zijn
1
, Trainingsleer en begrippen van revalidatie 23-24 | M. Parent
INDELING UITHOUDINGSVERMOGEN
1. Afhankelijk van de gebruikte spiermassa:
o Lokale uithouding (< 1/6 – 1/7 totale
spiermassa)
o Algemene uithouding (> 1/6 – 1/7
totale spiermassa)
2. Aard van de spiercontractie:
o Dynamische (afwisseling tussen contractie - relaxatie)
o Statisch (aanhouden bepaalde houding – continue contractie)
3. Energievoorziening:
o Aeroob uithoudingsvermogen (O2 zal instaan voor verbranding van
KH en vetten)
o Anaeroob uithoudingsvermogen (afbraak van glucose en glycogeen
→ melkzuur (lactaat + H+))
LOKALE UITHOUDINGSVERMOGEN
We spreken hier over spieruithouding.
LOKAAL AEROOB DYNAMISCH UITHOUDINGSVERMOGEN
- Toepassing: lage intensiteit flexie pols/arm
- Voor een intensiteit van maximaal 30%, zal het prestatieniveau.
- afhangen vh intracellulaire O2-aanbod, reserves aan KH en de coördinatie.
- De spieren zijn de beperkende factor.
- Dit systeem is heel gevoelig aan training.
- Belangrijk deel revalidatieproces.
LOKAAL AEROOB STATISCH UITHOUDINGSVERMOGEN
- Statische arbeid van kleine spiergroepen voor zover de intensiteit <15% vd
maximale kracht.
- Toepassing in revalidatie, minder in sport.
LOKAAL ANAEROOB DYNAMISCH UITHOUDINGSVERMOGEN
- Dynamische arbeid van kleine spiergroepen wanneer de
belastingsintensiteit >50% vd maximale kracht.
- Prestatie beperkende factoren:
o Anaerobe energiereserves
o Lokale en centrale vermoeidheid
o Maximale kracht
LOKAAL ANAEROOB STATISCH UITHOUDINGSVERMOGEN
- Wanneer een last van >15% vd maximale kracht aangehouden wordt.
- Prestatie beperkende factoren:
o Anaerobe energiereserves
o Lokale en centrale vermoeidheid
o Maximale kracht
2
, Trainingsleer en begrippen van revalidatie 23-24 | M. Parent
ALGEMENE UITHOUDINGSVERMOGEN
> 1/6 van de totale spiermassa neemt deel aan de inspanning (spieren van 1 been
omvatten 1/6 vd totale spiermassa).
Afh vd aard energielevering en intensiteit opgedeeld in:
- Algemeen aeroob uithoudingsvermogen
- Algemeen anaeroob uithoudingsvermogen
ALGEMEEN AEROOB UITHOUDINGSVERMOGEN
Algemeen aeroob (dynamisch) uithoudingsvermogen: dynamische inspanningen
(lopen, fietsen, …)
- Energielevering overwegend door oxidatie van KH en vetten
o Oxidatie koolhydraten (korte inspanningen) en vetten (lange
inspanningen)
Algemeen aeroob statisch uithoudingsvermogen.
ALGEMEEN AEROOB UITHOUDINGSVERMOGEN (=BASISUITHOUDING)
- Maximale aerobe uithoudingsvermogen (VO2max)
o VO2max: maximale zuurstof-opname
- Uithoudingsvermogen op het niveau vd aerobe en anaerobe drempel
o Aerobe en anaerobe drempel: lactaatdrempel
Grafiek: rood: VO2-piek & blauw: VO2-max.
We zetten een getrainde en ongetrainde persoon tegen
mekaar uit, waarbij we zien dat enerzijds de
ongetrainde rond die 11km/u zijn VO2-max bereikt en
dat die maar net boven de 30ml/mg.min uitkomt.
Terwijl onze getrainde rond 17-18km/u zit aan een VO2-
max van 60ml/kg.min.
VO2-max zal verschillen afhankelijk van geslacht, sport,
leeftijd, …
- Obv hiervan kan men helemaal niet zeggen of iemand echt heel goed
getrand is of niet kan enkel mate geven van cardiovasculaire capaciteit
(uithoudingsvermogen)
- We hebben meer context nodig vooraleer we zo’n conclusie kunnen
trekken.
3
, Trainingsleer en begrippen van revalidatie 23-24 | M. Parent
We zien links de absolute VO2-max en rechts de relatieve. Relatieve VO2-max:
rekening houdend met lichaamsgewicht.
- Iemand van 90kg vergelijken met 60kg is moeilijk,
zeker gebruik makend van de absolute VO2-max
relatieve gebruiken
- Bv: roeien, lopen, fietsen, crosscountry skiën
sporten waar we de hoogste VO2-max gaan krijgen
o Vrouwen: 75-80 ml/min.kg
o Mannen: 90 ml/kg.min
- Ongetrainde: 30-38 VO2max
Factoren die bijdragen tot VO2max:
Onze VO2-max is afhankelijk van ons capillair
densiteit binnen onze spieren, hoeveel
capillairtjes zijn daar/hoeveel bloed wordt er
naar onze spieren gebracht, slagvolume is ook
belangrijk en de enzymactiviteit zal mee
bepalen hoe efficiënt we (O2 kunnen gebruiken
om) energie maken. Al die zaken samen gaan
zorgen voor een VO2-max. Tegelijkertijd
hebben we de spiervezels, de verdeling en vnl
de efficiëntie ervan, aerobe enzymen die ook
gaan zorgen voor de lactaat threshhold (zorgt voor lactaat concentratie en
efficiënt werken zodanig dat er minder lactaat wordt gevormd). Uiteindelijk
gaat de spiervezelsamenstelling ook zorgen voor de mechanische efficiëntie en
hoe efficiënt bewegen we, hoeveel energie die we produceren kunnen we ook
echt gebruiken voor inspanning? Als wij energie produceren, hoeveel energie gaat
er verloren? 65-70% verloren, als warmte. Dus hoe efficiënter, hoe beter we
hopen te gaan kunnen presteren. Dan hebben we enerzijds de verhoudingen van
lactaat en de VO2, we komen aan onze lactaatdrempels beetje hogerop, en
tegelijkertijd gaan de spieren hun capillaire densiteit met lactaat en VO2 zorgen
voor prestatie.
Besluit:
(1) De VO2-max is afhankelijk van heel aantal zaken.
(2) Enkel een goede VO2-max hebben is niet genoeg om een goed atleet te
worden.
Men kan een goede VO2max hebben, maar slechte prestatie waardoor er
weerstand ontstaat en men VO2max niet optimaal/volledig kan gebruiken.
4