Samenvatting van het deel dierkunde uit het vak biodiversiteit en functie. Heel het semester wordt behandeld met figuren en extra info uit de lessen en het boek die essentieel kunnen zijn voor die paar extra puntjes.
Succes gegarandeerd met deze samenvatting!
Dierkunde (examenvragen bekijken op bb!!)
Centrale thema’s in de dierenfysiologie
1. Celtheorie
Vanaf 17de eeuw: Robert Hooke
-> het leven bestaat uit cellen (met microscoop gezien)
-> De basis van een proces bestaat altijd in de cel!!
-> er is geen leven zonder cellen
Een levend organisme = als iets uit cellen bestaat (virus leeft niet en kan zicht niet reproduceren
zonder gastheercel)
3. Structuur – functierelatie
- Vb. Als we willen weten hoe het komt dat een kikker kan springen, moeten we de structuur ervan
begrijpen.
- vorm en fuctie, kijken hoe het is opgbouwd
4. Homeostase
= systeem wil in evenwicht zijn en heeft hiervoor bepaalde mechanismen die hiervoor zorgen
Uitwendig milieu veranderd constant
-> homeostase zorgt voor het constant houden van het inwendige milieu
=> schommelingen in
• Temp
• Druk
• Zoutconcentratie
• Licht
• Zuurstofconc
• pH
• osmotische druk
• ionenconc
nadelig vr cellen: weefsels en organen mt altijd beschermd worden.
Vb. Vissen kunnen niet in een warm milieu overleven: doordat het warm is, is er minder
oplosbaarheid van O2 in het water. Dit gaat de metabole snelheid van de vis versnellen
waardoor deze meer O2 en voedsel nodig heeft. Doordat de metbabole snelheid stijgt zal de
vis toxische stoffen (ammoniak) uitstoten en wordt het water dus toxisch. Hierdoor krijg je
wildgroei van planten en bacteriën, waardoor er nog minder O2 is.
, lOMoAR cPSD| 10137069
Bij extreme omstandigheden kan homeostase niet gehandhaafd worden:
4 stadiums:
- Homeostase= gezond
- Compensatie= extra mechanismen inschakelen om met de
afwijking te knn omgaan.
- Breakdown= problemen, verstoorde toestand=
reparatiemechanismen inschakelen
- Failure= functies gaan uitvallen en het organisme zal ziek
worden en uiteindelijk sterven.
Verschillende compartimenten (3)
= zonder compartimenten kan een cel niet reguleren
1. Intracellulaire compartimenten
• Optelsom van al het cytoplasma van
alle cellen. Dit moet beschermd
worden. Hier zitten al de functies,
cellen die constant gehouden mt
worden. Hier mogen geen
schommelingen optreden.
2. Intern extracellulair compartiment
• in het organisme maar buiten de cel
• bloed en weefselvocht (interstitieel
vocht) (buffert schommelingen uit het uitwendig milieu)
• aanvoer nutriënten, hormonen, O2 en afvoer van afvalstoffen
3. externe omgeving
• hier gebeuren de fluctuaties
uitwisselingsstructuren
• maken het mogelijk dat er uitwisseling is tss het bloed en de externe omgeving.
• Via: longen/kieuwen/huid/spijsvertering/lever
• Alles id darm is nog steeds externe omgeving, want het is nog niet ogenomen in het
lichaam.
5. Conformatie – regulatie
Conformer = organisme laat interne omgeving mee
veranderen met externe omgeving
- Bv: koudbloedigen op vlak van temp.
- Bv: stijgt het zout extern zal het intern ook stijgen
Regulator = interne omstandigheden constant houden
- Meestal de gewervelde dieren
- Minder tolerant voor veranderingen
Interne tolerantie is groter bij een conformer dan bij een regulator. (= gebied waarin de interne
omgeving mag variëren waarin het dier kan overleven
, lOMoAR cPSD| 10137069
Partiële regulator = geen perfecte regulator
- Bv: spinkrab (conformer)
• Zoutconcentratie blijft constant dus deze moet niet
variëren
- Strandkrab (partiële regulator)
• Leeft in een getijdezonde en mt dus overweg knn met
schommelingen den deze deels reguleren
• Wnr de externe zoutconc daalt, gaat hij zijn inwendige
zoutconc hoger houden. = hyperosmotsiche regulator=
wilt meer deeltjes dan de omgeving
Vis kan bijvoorbeeld conform zijn op vlak van temperatuur, maar regulator
op vlak van zoutconcentratie
6. Feedbacksystemen voor controle
Hormoonsysteem
Controle hormoonsysteem door negatieve feedback
- Endocriene cel produceert hormoon 1 dat nr de doelcel gaat. Deze
produceert hormoon 2 dat negatieve feedback geeft aan de
endocriene cel en deze weet dan dat het geen hormonen meer mag produceren. Op deze
manier wordt over stimulatie vermeden.
Rol van water in het leven
o Water vormt waterstofbruggen (netwerk bouwen)
o Basis van veel specifieke eigenschappen
• Unieke temperatuursafhankelijkheid van densiteit:
➢ water bevriest -> densiteit daalt en water zet uit
(enkel water heeft deze eigenschap)
➢ grea lakes= 5 meren rond de grens tss VS en
Canada. Grootste zoetwatermeer qua opp
➢ Lake turnover: water van 4°C weegt het zwaarst
• In herfst: laagje water koelt af en
zakt naar beneden en herhaalt
• 2 keer per jaar lake turnover (herfst en lente)
• Nodig voor zuurstof en andere dingen te mengen in het meer voor
leven erin
• Hoge oppervlakte spanning
➢ Bepaalde dieren kunnen op het water leven( extra habitat)
• Goed solvent
➢ Belangrijk voor ionen in organismen
➢ Water hydrateert (watermantel rond ion)
• Hoge soortelijke warmte of specifieke warmtecapaciteit
➢ Kan veel warmte opnemen voordat de temp stijgt.
➢ Een meer kan als buffer dienen
• Lente komt er precies later doordat de warmte
eerst opgenomen wordt door het meer.
, lOMoAR cPSD| 10137069
• Hoge verdampingswarmte
➢ Veel energie in water voordat het verdampt.
➢ Zweten is dus interessant, want je zweet mt weel
warmte uit je lichaam nemen vooraleer het verdampt.
• Lage viscositeit (stroperig)
➢ Gemakkelijk door dunne capillairen
• Neemt deel in chemische reacties (condensatie en hydrolyse)
➢ Hydrolyse (deeltjes splitsen)
➢ Condensatie (deeltjes samenvoegen)
60 – 90% van organisme bestaat uit water
97% is zout water, 3% is zoet en vindt men in ijs, grondwater, …
Structuur en functie van membranen
- Semi-permeabel: laat niet alles door
- Compartimenten nodig om aan homeostase te doen= mogelijk dankzij membranen die
cellen afbakenen
- Specialisaties vh celopp
• Microvilli: oppervlakte vergroting
• Desmosomen, juncties: communicatie, hechtingsverbindingen,…
- Vloeibaar mozaïekmodel:
• 2 fosfolipiden lagen op elkaar die heel dynamisch zijn
• Cholesterol zit tss de fosfolipiden= zorgt voor de juiste vloeibaarheid
➢ Verzadigd= cholesterol zit ertussen en zorgt ervoor dat het membraan vaster
wordt. Dragen bij bij rigiditeit
➢ Onverzadigd= vloeibaarder, functioneel beter dan verzadigd
• Doorlaatbaar voor apolaire stoffen
➢ Hydrofiele hoofden zijn zo klein dat ze geen barrière vormen voor de apolaire
stoffen.
• Ondoorlaatbaar voor polaire stoffen
➢ Hebben specifieke transporters nodig
• Eiwitten ingebed in dubbellaag
• Vloeibaarheid
➢ Flexibiliteit
➢ Fosfolipiden knn zich lateraal verplaatsen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nelldelgouffe. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.