Gina Rossi 2023 – 2024
Damla Akgöl 3BA
Inhoudstafel: schema samenvatting differentiële psychologie
Hoofdstuk 1 & 2: Inleiding persoonlijkheidspsychologie (PHΨ) & PHtrekken over de tijd: stabiliteit VS verandering (dispositioneel domein) ............................................ 2
Hoofdstuk 3: Genen en persoonlijkheid (biologisch domein) .......................................................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 4: Fysiologische benaderingen van persoonlijkheid (biologisch domein) ...................................................................................................................................... 6
Hoofdstuk 5: Evolutionaire benadering van persoonlijkheid (biologisch domein) .......................................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 6: Intelligentie (cognitieve/ervaringsdomein)............................................................................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 7: Persoonlijkheid en emoties (emo) (cognitief/ervaringsdomein) .............................................................................................................................................. 12
Hoofdstuk 8: Persoonlijkheid & sociale interactie (sociaal & cultureel domein) ........................................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 9: Geslacht, gender & PH (sociaal & cultureel domein)................................................................................................................................................................ 16
Hoofdstuk 10: Cultuur & PH (sociaal & cultureel domein) ............................................................................................................................................................................. 18
Samenvattingen op het einde van de lessen .................................................................................................................................................................................................. 20
Mogelijke examenvragen (besproken tijdens les) .......................................................................................................................................................................................... 21
Bijlage (kaders) ............................................................................................................................................................................................................................................... 22
Gebruikte afkortingen doorheen de samenvatting Gebruikte afkortingen doorheen de samenvatting
- Ψ = psychologie - Wnr = wanneer
- Bep = bepaalde - Afh = afhankelijk
- Versch = verschillen(de) - Onafh = onafhankelijk
- S = stabiliteit - Hvl = hoeveel
- V = verandering - IQ = intelligentie (behalve wanneer voluitgeschreven,
- PH = persoonlijkheid dan wordt er specifiek de Intelligence Questionair
- r / corr = correlatie bedoelt)
- Emo(s) = emotie(s) - Opl = oplossing
- Cogn = cognitief - Omg = omgeving
- (+) = positief - Verantw = verantwoordelijk
- (-) = negatief - Antw = antwoord
- h2 = erfelijk(heid) - Crosscult = cross-cultureel
- tss = tussen - Eco = economie
- yo = years old
- v/d = van de
- ado = adolescent
- volw = volwassen
1
, Gina Rossi 2023 – 2024
Damla Akgöl 3BA
SCHEMA SAMENVATTING: DIFFERENTIELE PSYCHOLOGIE
Hoofdstuk 1 & 2: Inleiding persoonlijkheidspsychologie (PHΨ) & PHtrekken over de tijd: stabiliteit VS verandering (dispositioneel domein)
Klassieke theorie = universeel Coherentie = vorm van stabiliteit v/e bepaalde trek, 1. Temperamentsmodel (PH biologisch, erfelijk,
Hedendaagse onderzoek = nadruk op individuele & maar de uiting kan verschillend zijn aangeboren, gipsmodel, stabiel)
groepsverschillen = differentiële Ψ → 2 vormen van stabiliteit: Stabiliteit PH 1ste levensjaren:
1. Rangorde: je relatieve positie t.o.v. anderen blijft → Temperament beoordelen obv 6 ‘meetbare’
6 kennis domeinen dezelfde doorheen de tijd factoren (ROTHBART): Trootsbaarheid,
1. Dispositionele: hoe verschillen individuen van - bv. lengte, agressie Oriëntatieduur, Stressreactie bij beperkingen,
elkaar (over de tijd) 2. Gemiddelde niveau: bevolking blijft doorheen de Lachen, Angst Activiteitsniveau
→ Doorkruist alle andere domeinen tijd op hetzelfde niveau = score van de groep - Conclusies: al vroeg stabiele verschillen te
→ Doel: fundamentele disposities identificeren - bv. gemiddelde niveau van agressie zien (vooral prosociaal gedrag:
2. Biologisch: genen, fysiologie, evolutionaire basis → S (GANDHI) VS V (STANLEY “TOOKIE” WILLIAMS) activiteitsniveau & lachen), S = middelmatig
van persoonlijkheid 2 definiërende kwaliteiten van PHverandering: hoog, over korte periodes is de S doorgaans
→ = bouwstenen voor gedrag, denken & emoties 1. Intern: niet uitsluitend in de omgeving, geen hoger, S neemt toe met de leeftijd
3. Intrapsychiatrisch: mentale mechanismen van PH verandering Stabiliteit PH doorheen kinderjaren (childhood):
(onbewust niveau) → Autoritaire PHstijl: dominant & agressief enkel tegen → Stabiliteitscoëfficient: hoe stabiel zijn
→ persoonlijkheidsΨ minderheden, MAAR indien tegen iedereen zo, dan is verschillen?
4. Cognitief & ervaringsdomein: verlangens, bewuste er sprake van verandering - Individuele verschillen in activiteitsniveau zijn
gedachten, gevoelens, overtuigingen 2. Aanhoudend: veranderingen zijn niet tijdelijk redelijk stabiel (+ corr.)
→ Intelligentie, emotionele ervaringen, zelf en → vb tijdelijk: dronken, goed/slecht nieuws - Hoe langer het tijdsinterval, hoe lager Scoeff.
zelfconcept, streefdoelen S & V in PH analyseren op 3 verschillende niveaus → Validiteitscoëfficient: In welke mate geven de 2
5. Sociale & culturele: invloed PH op cultuur & 1. Populatie: S of V gelden ± voor iedereen doorheen maten dezelfde individuele versch. weer?
sociale contexten (vice versa) de tijd = algemene trends - Activiteitsniveau lijkt valide gemeten te
→ Culturele verschillen TUSSEN groepen → bv. seksuele motivatie stijgt tijdens puberteit, kunnen worden (matig corr.)
→ Individuele verschillen IN culturen afname impulsiviteit met de leeftijd Stabiliteit PH doorheen volwassenheid (part 1):
6. Domein van aanpassing: PH als ‘coping’ = 2. Groepsverschillen: S of V specifiek voor bep → Rangorde = redelijk stabiel (r: + .65) zie p22
gezondheid groepen mensen - PHstabiliteit wordt sterker met de leeftijd
→ bv. puberteit ♂ (risicogedrag) VS ♀(empathie), - Hoe ouder, hoe minder V in versch tss men
Persoonlijkheidsontwikkeling = samenhang, - Extraversie piek = net beetje voor 50yo
Afrikaanse♀minder eetstoornisrisico dan EU/USA♀
consistentie & stabiliteit van eigenschappen doorheen - Consciëntieusheid blijft rangorde stabiliteit
3. Individuele verschil: kunnen bep V voorspellen
de tijd (wijzen ook op veranderingen) toenemen, dus geen piek rond de 50yo
2
, Gina Rossi 2023 – 2024
Damla Akgöl 3BA
Stabiliteit PH doorheen volwassenheid (part 2): PHverandering door leeftijds- & omgevingsfactoren
→ Gemiddelde niveau stabiliteit (op vlak van een populatie!) zie p22 → Zelfwaarde gevoel (ado < volw): graduele stijging (= algemene trends)
- Veranderingen afhankelijk v/d trek, MAAR PH = relatief stabiel - Subgroepen (5,5%) scoren chronisch laag & andere groep vertoont een dip rond de
• Openheid: curvi-lineair verband, begin en einde meer afname 18 jaar!
• Consciëntieusheid: relatief laag gemiddeld tot 30yo, dan toename - Zelfwaarde variabiliteit of instabiliteit = dag tot dag verandering
• Extraversie: licht dalende curve • KT-verandering als reactie op externe gebeurtenissen, grotere gevoeligheid voor
➔ Conclusies: populatieniveau van Big5 = relatief stabiel, verandering evaluatie en kwetsbaarheid voor stress & negatieve gebeurtenissen
daalt met leeftijd (vooral na 50yo), weinig verandering in gemiddeld ◼ Uitingen: depressieve gevoelens, woede, agressie
niveau (gipsmodel) ◼ Instabiliteit maakt men kwetsbaarder
→ Kleine, consistente veranderingen te constateren (vooral 20yo, • Iemands gemiddeld niveau hangt niet (sterk) samen met hoe stabiel je bent =
jongvolwassenheid) onafhankelijke dimensies!
- N daalt met leeftijd (gevoel van meer controle, minder kwaad, ◼ Combinatie of interactie tussen beide = belangrijk voor voorspelling van bv.
meer vertrouwen) depressie
- C & A stijgen met de leeftijd → Sensation Seeking/sensatiebelustheid (kind < ado): new ervaringen opzoeken
- E (sociale dominatie): stijgt (vooral jongvolwassenheid) - Eerst laag, dan piek = late adolescentie (20yo), daarna stage daling
- E (sociale vitaliteit): stijgt (vooral adolescentie), daarna daalt deze - ≠ zelfde als impulsiviteit! waarbij vooral daling is (vanaf 12yo)
➔ Conclusie: maturiteitsprincipe/sociale investeringstheorie ➔ Alles samenvatten onder maturiteit
- Door nieuwe sociale rollen, meer sociaal gaan investeren (sociale → Werkervaringen worden ook geassocieerd aan PHverandering
rol transitie) → Voorspelbare veranderingen volgens toenemende leeftijd:
• Opmerking! PH kan ook veranderbaar bv. drugsgebruikers - Impulsiviteit & sensatie zoeken neemt af
- Man & vrouw worden meer competent en onafhankelijk met de tijd
PHverandering over cohorten (effecten) - Veranderingen in onafh. hangen af van levensstijl & aangenomen rollen door
→ Narcisme: V want “andere tijden” ipv inherente PH veranderingen verandering van ♀rolpatronen (minder verandering bij traditionele huisvrouw)
- Westen: autonomie, individualistisch, zelfidentiteit, mogelijk PH V voorspellen PH fluctuatie = V te stabiel om het V te
narcistischer → Hoe meer gelijkheid tss partners, hoe hoger noemen, maar ook niet S genoeg om het
- Oosten: symbiotisch hechtingsrelatie, meer faalangst, onveilig stabiliteitscorr. Bij ♀& ♂ S te noemen
voelen, gebrek aan separatie & individualisatie, onderlinge - PHstabiliteit = hoger wnr partner op jou → Variabiliteit van PHtrekken over
afhankelijkheid lijkt versch situaties heen
→ Scores van assertiviteit ♀hangen samen met maatschappelijk V - Actor effect: PH effect op
- Internalisering van maatschappelijke normen huwelijkstevreden (lage N, hoge A & C)
- Geeft ook aan dat PH kneedbaar is - Partner effect: eigen PH & mate partner
tevreden met huwelijk (“ “)
3
, Gina Rossi 2023 – 2024
Damla Akgöl 3BA
Hoofdstuk 3: Genen en persoonlijkheid (biologisch domein)
Genoom < alle genen < DNA (2% code) < 98% Misvattingen over erfelijkheid Bevindingen
“psuedogenen”, gelijk voor iedereen < 23 paar 1. Kan NIET toegepast worden op 1 individu, enkel op een 1. PHtrekken erfelijk (cross-cult): OCEAN h2 =
chromosomen = genotype & fenotype groep individuen 50%
→ Gen VS omgeving: ideologische bezwaren → Lengte: voldoende men nodig om significantie te kunnen → N & E meest onderzocht
- Design-barbies: build-your-own-baby tonen → Activiteitsniveau h2 = +.40 (adhv actometer)
- Eugenetica: hitler - bv. op groepsniveau kan je zien dat men inderdaad in → Psychopathische traits in algemene populatie
→ Flynn effect: IQ = erfelijk maar stijgt toch lengte toeneemt bij gunstige voeding - MZ = .54 & DZ = .03 = substantieel deels h2
7p/generatie, waarom? 2. Is NIET constant of onveranderlijk - Impulsiviteit = .50
- PH ≠ 100% omgeving of genetisch! → Altijd bepaalde groep, bepaalde moment en in bepaalde 2. Als… dan… profielen: sociaal-cogn
→ Combo van 1000 genen = PH (niet 1 gen!) omgevingssamenstelling benadering van PH (MISCHEL), systeem van
→ Doelen: 3. Is GEEN nauwkeurige statistiek, wel een schatting stabiele reacties in bep situaties (25%
- Bep. hvl % trekken genetisch/omgeving → O.a. door meetfout (correlaties als berekening) genetisch)
- Hoe gen/omgeving interageren om → Hoe gen verschillen een rol spelen >>> spelen ze een rol → bv. ALS fysiekedreiging DAN toenadering
individuele versch te bep (Onderzoeks-)methodes zie p22 3. Attitudes (= eigen evaluatie) & voorkeuren
- Waar in de omgeving bep effecten bestaan 1. Selectief kweken bv. honden → Grote variatie in h2 van attitudes & stabiele
die individuele versch beïnvloeden → Aanwezigheid van verschillen tss rassen als teken dat individuele verschillen (gelinkt aan gedrag)
eigenschappen deels erfelijk zijn (niet ethisch op mensen) - h2 niet enkel cross-cult veranderlijk maar
Erfelijkheid = proportie fenotypisch variatie die 2. Familiestudies: genetisch overlap (mate van gelijkenis op ook levensloop bv. geloofsovertuiging
toegeschreven kan worden aan fenotypisch vlak van bep eigenschappen) erfelijker met de tijd
variatie → Ouder-kind: 50%, siblings: 50%, opa-kind: 25% • bv. beroepsvoorkeuren (IQ) & andere
→ Omgevingsbepaaldheid (environmentality) = - Trek sterk erfelijk? Ouder-kind zouden meer genetisch PHtrekken zoals sensation seeking, E,…
proportie geobserveerde variatie in een groep gerelateerd zijn dan opa-kind 4. Drinken & roken = gedragsuitdrukkingen
personen die toe te schrijven is aan - Probleem: omgeving van ouder & kind ook gelijk = van PHrekken zoals sensatiebelustheid, E, N,
omgevingsvariatie = omgekeerd evenredig confound (verwarring/vermenging) impulsiviteit
Nature-Nurture debat ≠ op het vlak van 1 3. Tweelingstudies: MZ (gen 100% idem), DZ (gen 50%) → Relatief stabiele individuele verschillen
individu → Erfelijkheid h2 = 2(rmz – rdz) → h2 = 0.50 of meer
→ Altijd wisselwerking van beide (anders is er → Representativiteit (voor hele bevolking) assumptie klopt 5. Huwelijk (enkel bij ♀onderzocht)
geen sprake van ‘individu’) 4. Adoptiestudies: omgeving verschillend (no confound) → Neiging om te huwen h2 = 68%
→ Debat hierover enkel relevant als het gaat → r+ kind & adoptieouders = belang van omgevingsinvloed → Tevredenheid over huwelijk h2 = 50%
over variatie in een groep, verschillen tussen → Momenteel wel representatief
individuen → Selectieve plaatsing
4