Volledige samenvatting van het vak Beginselen Strafrecht met de voorgeschreven hoofdstukken uit 'Het Materiële Strafrecht', 'Strafprocesrecht' en 'Kroniek Modernisering Wetboek van Strafvordering’ van week 1 t/m 7. Bevat daarnaast aantekeningen van de hoorcolleges.
Ik heb zelf een 8.6 gehaald...
[Meer zien]
Laatste update van het document: 11 maanden geleden
1886: Wetboek van Strafrecht in werking getreden.
1926: Wetboek van Strafvordering in werking getreden.
Strafrecht (materieel strafrecht) → regelt in abstracto in welke gevallen een persoon
vanwege de staat kan worden gestraft en welke sancties dan mogen worden opgelegd.
→ verbodsbepalingen en strafbedreigingen
Strafprocesrecht (formeel strafrecht) → heeft betrekking op de wijze waarop in een concreet
geval moet worden vastgesteld of de strafwet is overtreden en of een bepaald persoon
deswege dient te worden gestraft.
→ De te volgen procedure, de bevoegdheden van de bij strafrechtspleging betrokken
overheidsorganen en de rechten van de verdachte.
Scheiding tussen beide is lastig: ne bis in idem-beginsel is bijv. deels uitgewerkt in strafrecht
(art. 68 Sr) en deels in strafvordering (art. 255 Sv).
Penitentiaire beginselenwet → heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van opgelegde
straffen en maatregelen.
Art. 107 GW geeft de wetgever de ruimte om bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten
te regelen. Dat is ook gebeurd met het materiële strafrecht.
→ bijv. wegenverkeerswet, opiumwet, wet wapens en munitie, etc.
→ Wet economische delicten (WED) : sanctioneert wetten op sociaal-economisch
terrein EN op het gebied van milieubescherming.
Misdrijven: afkomstig van formele wetgever (regering + staten-generaal)
Overtredingen: wet in formele zin dient de basis te verschaffen voor regelingen van lagere
wetgevers. (bijv. de gemeente wetgever)
Algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) → door de Kroon (koning en ministers =
regering) uitgegeven.
‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling’
(Art. 1 Sr)
→ nulla poena-regel
→ sluit bestraffing op grond van gewoonterecht uit
In Nederland → statute law = wettenrecht
→ de strafbaarheid mag niet op ongeschreven regels worden gebaseerd, maar op de wet
gebaseerde strafbaarheid mag wel op grond van ongeschreven recht worden ingeperkt.
- bijv. ongeschreven beginsel ‘geen straf zonder schuld’
In Engeland → common law = in de jurisprudentie bezegeld gewoonterecht.
Steeds belangrijkere rechtsbron = internationale verdragen:
1. Rechtstreeks werkende mensenrechten verdragen
a. Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM)
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
b. Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR)
→ hebben vooral belangrijke rol bij strafprocesrecht, maar ook voor het materiële strafrecht
van belang (positieve verplichtingen)
→ mensenrechten kunnen de wetgever verplichten tot het creëren van een strafbaarstelling
en de rechter dwingen tot een bepaalde interpretatie van een delictomschrijving.
2. Verdragen die Nederland verplichten tot het strafbaar stellen van bepaalde feiten
→ gericht tot de nationale wetgever.
→ moeten door de nationale wetgever worden geïncorporeerd.
→ bijvoorbeeld Opiumwet (in NL Sr) = gebaseerd op een Enkelvoudig Verdrag van New
York.
3. Supranationaal strafrecht
→ NL geeft een deel van zijn strafrechtelijke autonomie prijs.
Recht van de Europese Unie:
- wat betreft materieel recht → bevoegdheid om bij richtlijnen ‘minimumvoorschriften
betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties’ vast te stellen.
- positieve invloed: lidstaten moeten er voor zorgen dat de strafwetgeving aan de in
richtlijnen opgenomen minimumvoorschriften voldoet. (Unierecht beïnvloed zo het
nationale recht)
- negatieve invloed: vrije verkeersrechten (zoals vrij verkeer van diensten en
goederen), de nationale rechten mogen geen inbreuk maken op deze rechten.
Raakt ook de strafrechter → hij moet nationale wetgeving uitleggen in de lijn van de
desbetreffende richtlijn. Daarnaast moet hij nationale wetgeving toetsen aan
EU-recht. De vragen die hierbij ontstaan zijn prejudiciële vragen die aan het Hof van
Justitie in Luxemburg dienen te worden voorgelegd.
→ Het EU-recht heeft dus sterk supranationale trekken.
→ Maar het internationale recht kan ook een andere basis hebben dan het verdrag,
bijvoorbeeld ongeschreven regels en beginselen van volkenrecht (algemene
rechtsbeginselen die door beschaafde volken worden erkend)
↪ weegt in sommige gevallen zwaarder dan de nationale nulla-poena regel.
Het wetboek van Strafrecht:
- trad in werking op 1 september 1886
- in 1813 waren de Franse Code pénal en Code d’instruction criminelle (later wetboek
van strafvordering) als geldend recht gehandhaafd, omdat het terugkeren naar de
toestand van vóór 1795 (met veel plaatselijke verscheidenheid) ongewenst was.
- 1870: staatscommissie voor de samenstelling van een Wetboek van Strafrecht
opgesteld.
- Bij de invoering van het wetboek van strafrecht moest het Wetboek van
Strafvordering van 1838 worden herzien.
↪ onder andere omdat in het nieuwe wetboek van Strafrecht de driedeling
van strafbare feiten (misdaden, wanbedrijven en overtredingen) was
aangepast naar een tweedeling (misdrijven en overtredingen)
- Boek 2: Misdrijven, Boek 3: Overtredingen
- Er staan ook misdrijven in andere boeken: wegenverkeerswet, opiumwet, wet
wapens en munitie, etc.
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
- klassieke/commune misdrijven: overtredingen van normen die hecht verankerd zijn in
de positieve moraal. (doodslag, verkrachting, midhandeling, vrijheidsberoving,
diefstal en oplichting)
↪ De strafbaarheid van dergelijke misdrijven is vanzelfsprekend.
- De vanzelfsprekendheid is terug te zien in de delictsomschrijvingen in het wetboek
van strafrecht.
- Strafbaarstelling van algemene wetten:
↪ Het wetboek van strafrecht bevat geen verbodsbepalingen maar
delictsomschrijvingen. (in de strafbaarstelling ligt impliciet besloten dat het
verboden (wederrechtelijk) is)
- Strafbaarstelling van bijzondere wetten:
- juist wel expliciete verbods- en gebodsbepalingen.
- de sanctionering wordt in een aparte bepaling geregeld (vaak aan het eind
van de verbods of gebodsbepaling)
- De verbods- of gebodsbepaling is dus gescheiden van de strafbepaling
(verschil met algemene wetten).
- belangrijk om te onthouden dat misdrijven de basis zijn. Algemene leerstukken met
betrekking tot opzet, schuld, wederrechtelijkheid en causaliteit zijn ontwikkeld aan de
hand van de 'model misdrijven' uit het commune strafrecht.
- Boek 1: Algemeen deel → grondbeginselen en algemene begrippen van het
strafrecht aan de hand van de rechtspraak besproken.
↪ niet compleet: algemene bepalingen over opzet of causaliteit zijn er niet in
te vinden.
- Het algemene karakter van dit boek blijkt uit de slotbepaling: Art. 91 Sr:
De bepalingen van de Titels I-VIII A van dit Boek zijn ook toepasselijk op feiten waarop bij
andere wetten of verordeningen straf is gesteld, tenzij de wet anders bepaalt.
↪ Maakt duidelijk dat het ook van toepassing is op strafbare feiten die NIET
in het wetboek van Strafrecht zijn opgenomen, zoals een feit uit de
Opiumwet. (kan bijv. een beroep worden gedaan op overmacht (art. 40 Sr) of
verjaring (art. 70 Sr).
↪ Met ‘de wet’ wordt de formele wetgever bedoeld, dus tenzij de formele
wetgever anders bepaalt. Lagere wetgevers mogen niet van de algemene
bepalingen in boek 1 afwijken.
Strafbepalingen worden in het leven geroepen met het oog op de bescherming van
rechtsgoederen (bepaalde rechtsbelangen)
↪ Veel van de in het wetboek strafbaar gestelde feiten zijn gedragingen die
rechtstreeks inbreuk maken op het beschermde rechtsgoed: krenkingsdelicten.
- doodslag + dood door schuld → rechtsgoed (menselijk) leven.
- diefstal + verduistering → rechtsgoed de eigendom.
↪ De wetgever heeft onderscheid gemaakt tussen mate van inbreuk op (menselijk)
leven.
- moord weegt zwaarder dan doodslag.
- doodslag weegt zwaarder dan dood door schuld.
↪ Gedachte dat strafrecht ultimum remedium is.
↪ Niet iedere krenking van het rechtsgoed behoort met straffen te worden gekeerd.
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
Gevaarzettingsdelicten:
- concrete gevaarzettingsdelicten: het opzettelijk veroorzaken van gevaar voor het
spoorwegverkeer (art. 164 Sr). → niet vereist is dat het gevaar zich heeft
verwezenlijkt.
- onverschillig of het beschermde rechtsgoed is gekrenkt of in gevaar is
gebracht.
- abstracte gevaarzettingsdelicten: de strafbaarstelling van het bezit van allerhande
wapens in de Wet wapens en munitie. → preventief, concreet gevaar is niet vereist,
verbieden van gedragingen die mogelijk tot krenking van het beschermde rechtsgoed
zouden kunnen leiden.
- handhaving van normen
- elk gedrag dat in strijd is met de norm wordt bestraft
- vaak verschil tussen opzettelijk (misdrijf) en on-opzettelijk (overtreding)
Strafrecht en Burgerlijk recht:
- mishandelde kan vergoeding vorderen van de letselschade (burgerrecht) en de
mishandelaar krijgt daarnaast een sanctie (strafrecht)
- Strafrecht en burgerlijk recht staan dus naast elkaar en bieden beiden bescherming.
- disharmonieën: beide hebben een eigen systeem van begrippen
- Als een notaris geld ontvangt van zijn cliënten failliet gaat, zou de cliënt
volgens het civiel recht het geld niet terugkrijgen. Het strafrecht stelt echter
dat hij die het geld niet meer kan uitbetalen voor het doel waarvoor hij het
heeft gekregen, strafbaar is aan verduistering.
- strafrechtelijke sanctionering voor het nakomen van civielrechtelijke
verplichtingen.
- strafrecht werkt met ‘aan een ander toebehoren' = niet hetzelfde als
eigendom of bezit uit het civielrecht.
- Bijv. begrip ‘schuld’ → in strafrecht moet het verwijtbaar zijn.
in civielrecht is het meer risicoaansprakelijkheid.
- In bijzondere wetten is er weinig plaats voor disharmonieën.
Strafrecht en Bestuursrecht:
- sancties van het bestuursrecht zijn bijv:
- intrekking van een vergunning
- stopzetting van een subsidie
- opleggen van bestuurlijke boetes
- Het Europese Hof van Straatsburg is van mening dat het moet worden
aangemerkt als een criminal charge (art. 6 EVRM). Dit betekent dat er
voldaan moet zijn aan de procedurele bepalingen in het artikel, zoals
de bepaling dat beroep open moet staan bij een onafhankelijke
rechter.
- 1989: Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV) ‘Wet
Mulder’ → haalde verkeersregels uit het strafrecht.
↪ volgden veel soortgelijke operaties op andere beleidsterreinen.
Europese Hof: “bestuurlijke boete is gewoon een strafsanctie”
Nationale maatstaf: bij een bestuurlijke boete is geen sprake van strafrecht, want je komt
niet in aanraking met strafrecht en strafvordering. Dus is het algemene deel (boek 1) ook
niet (rechtstreeks) van toepassing. Inmiddels is er een algemene wet bestuursrecht.
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
Het ontstaan van verschillende punitieve sanctie systemen is NIET in strijd met art. 6 EVRM.
Maar:
- doel van het ‘uit het strafrecht halen’ van wetsovertredingen, is het afnemen van de
overbelasting van het strafrechtelijke apparaat. Maar ook de bestuurlijke boete moet
voldoen aan de verdrags eisen, en dus een behoorlijk niveau van rechtsbescherming
bieden. Hiermee wordt het doel dus niet gerealiseerd.
- Het is ingewikkeld om twee sanctie systemen naast elkaar te hebben. Daarom is er
inmiddels de optie om als Ovj een verdachte te bestraffen, zonder tussenkomst van
de rechter. Ook kan deze bevoegdheid verleend worden aan bestuursorganen:
bestuurlijke strafbeschikking.
- Binnen het strafrecht is er dus ruimte voor sanctionering door
bestuursorganen.
- Nogsteeds bestaat het opleggen van punitieve sancties in bestuursrechtelijke
context, dus is het extra ingewikkeld geworden.
MS Hoofdstuk 3: Grondbeginselen van strafrecht
- rechtszekerheid gedachte (art. 16 GW en art. 1 Sr)
- voor strafbaarheid is een wettelijke strafbepaling vereist, die aan het feit moet
zijn voorafgegaan.
- terugwerkende kracht is dus uitgesloten.
- Von Feuerbach: formuleerde de regel in 1801. Stamt dus uit de Verlichting.
- idee hierachter was de leer van psychologische dwang: straf moest
dermate hoog zijn dat het burgers weerhoudt van rechtsschendingen.
- Von Feuerbach vatte zijn leer samen:
1. Iedere toepassing van straf kan slechts gebaseerd zijn
op een voorafgegane strafwet.
2. De toepassing van de straf is slechts mogelijk, wanneer
de door de wet met straf bedreigde gedraging heeft
plaatsgevonden.
3. de wettelijk met straf bedreigde gedraging heeft tot
rechtsgevolg dat de door de wet daarop gestelde straf
wordt toegepast.
- De wortels van de nulla-poena regel liggen echter bij de Verlichters:
- Montesquieu, Rousseau, Beccaria vinden dat strafbaarstellingen van tevoren
in de wet moeten staan en de rechter zich ook aan de wet moet houden.
- idee van een sociaal contract laat zien dat de strafrechtspleging onder
democratische controle ligt: de regels zijn afkomstig van de formele wetgever, en dus
dient bestraffing gebaseerd te zijn op wetten die met medewerking van de
volksvertegenwoordiging tot stand zijn gekomen. (voorkomt machtsmisbruik)
Subregels uit de nulla poena regel:
1. De straf moet berusten op een wet in formele zin
→ sluit bestraffing op basis van gewoonterecht uit. (pas als het is omgezet
naar een wettelijke bepaling door de wetgever is het wel van toepassing)
→ geschreven strafbepalingen zijn afkomstig van formele wetgever
(=regering en Staten-Generaal)
→ net geschreven wordt bedoeld: in de Nederlandse taal gesteld.
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
2. het verbod van terugwerkende kracht
→ De wettelijke strafbepaling moet aan het feit vooraf zijn gegaan.
→ bedreigde straffen mogen niet achteraf worden verzwaard
→ mag wel: het met terugwerkende kracht toepassen van een wet die straffeloosheid
brengt of de bedreigde straf verlicht. = in overeenstemming met ratio legis (strekking
van de wet)
→ meest gunstige wet geldt voor verdachte.
3. het bestimmtheitsgebot
→ ook wel bepaaldheidsgebod of lex certa-beginsel
→ richt zich tot de wetgever → vage strafbepalingen vermijden. Maar toch staan
vaak dingen als ‘zich op andere wijze onbehoorlijk te gedragen’ in de wet, waarbij er
veel ruimte voor de interpretatie van de rechter is.
→ richt zich tot rechter → een wet in formele zin mag niet aan de grondwet worden
getoetst. Hij moet dus strafbepaling dus gewoon toepassen. Wetten van lagere
wetgevers mogen wel aan de Gw worden getoetst.
4. het verbod van analogie
→ ieder strafbaar feit moet zo precies mogelijk in de wet zijn omschreven.
→ alleen een gedraging die aan een wettelijke omschrijving voldoet, kan bestraft
worden.
→ De rechter mag de wet niet naar analogie interpreteren. Dit houdt in dat de rechter
bijvoorbeeld te maken kan hebben met een geval dat niet onder de wet valt, maar
wel lijkt op gevallen die wel onder de wet vallen.
→ De vraag of er sprake is van analogie (verboden) of extensieve interpretatie (wel
toegestaan) heeft alles te maken met foreseeability.
→ sprake van analogie als afgeweken wordt van het normale spraakgebruik. (maar
spraakgebruik is voor de uitleg van strafbepalingen niet beslissend)
Zowel Art. 7 EVRM, Art. 15 IVBPR, Art 1 Sr als Art. 16 Gw waarborgen de rechtszekerheid
in het strafrecht.
→ verschillen: in Art. 7 EVRM en Art. 15 IVBPR staat ‘law’ waarbij common law
wordt bedoeld, oftewel ook ongeschreven in jurisprudentie omlijnd gewoonterecht. Dat
verschilt van de Nederlandse wetgeving, waarin met een wettelijke bepaling een wet
afkomstig van de formele wetgever wordt aangeduid.
→ Het Europese Hof stelt wel eisen aan het begrip ‘law’:
1. toegankelijkheid van het recht (accessibility) → of van het recht kan worden
kennisgenomen, bijv. door publicatie in daarvoor bestemde tijdschriften.
2. voorspelbaarheid van zijn toepassing (foreseeability) → duidelijkheid
2de vereiste lijkt op Art 1 Sr, maar:
1. Het Europese Hof kijkt niet alleen naar de wettelijke formulering, maar ook naar de
toepassing die daaraan in de praktijk wordt gegeven.
→ Vage normen kunnen in de jurisprudentie zodanig uitgekrististalliseerd zijn,
dat de toepassing die daaraan in een concreet geval wordt gegeven, voor de
burger in voldoende mate voorzienbaar is.
- De Hoge Raad is deze lijn gaan volgen.
2. Het Europese hof gaat uit van de gedragingen van de verdachte, terwijl Art. 1 Sr juist
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
kijkt naar de strafbepaling zoals die in abstracto luidt, en niet in het concrete geval.
Het Europese Hof stelt de vraag of de verdachte, als hij zich van het geldende recht op de
hoogte had gebracht, kon voorzien dat die gedraging strafbaar was.
Art. 7 EVRM heeft in sommige gevallen een meerwaarden t.o.v. Art. 1 Sr:
1. wetten in formele zin kunnen niet aan de Gw maar wel aan het verdrag worden
getoetst.
2. Heel precies geformuleerde bepalingen kunnen in ongebruik zijn geraakt of ten dele
buiten toepassing zijn gelaten. Als het voor de burger niet te voorzien is, schendt het
Art. 7 EVRM. Het artikel biedt dus bescherming van de burger.
Interpretatiemethoden: (blz. 45)
1. grammaticale interpretatie (in strafbepalingen staat vaak hij die … , maar ook
vrouwen kunnen hiervoor gestraft worden, dus niet altijd wordt de letter van de wet
gevolgd)
2. teleologische interpretatie
a. lijkt op functionele (functie die wetsbepaling vervult in samenleving) en
sociologische (in de samenleving bestaande behoeften)interpretatie
3. systematische interpretatie (vaakst gebruikt, want strafbepaling dient bij voorkeur
restrictief te worden uitgelegd)
4. historische interpretatie
Welke betekenis een strafbepaling heeft wordt bepaald door alle interpretatiemethoden
tezamen.
Schuld:
- Erfolgshaftung (veroorzaker is aansprakelijk, ook als hij er niets aan kon doen)
- Schuldhaftung (oorzakelijkheid = niet voldoende voor aansprakelijkheid, ook opzet
vereist)
↪ schuldvereiste wordt ook wel het vereiste van mens rea genoemd.
- voor misdrijven is schuld hetzij opzet vereist. In alle delictsomschrijvingen is 1 vd
schuldvormen opgenomen.
- doleuze delicten = als blijkens de delictsomschrijving opzet (dolus) is vereist.
- culpoze delicten = als blijkens de delictsomschrijving schuld (culpa) is vereist.
- Bij overtredingen gelden deze schuldvormen niet: leer van het materiële feit.
↪ geen schuld of opzet vereist, als de gedraging aan de delictsomschrijving
voldeed en er geen sprake was van een strafuitsluitingsgrond, werd je veroordeeld.
- Nu geldt: geen straf zonder schuld (denk aan knecht die melk verkocht, die boer had
aangemengt met water, knecht was eerst strafbaar, nu niet meer)
- het vereiste van schuld of opzet hoeft NIET in de delictsomschrijving te staan.
- afwezigheid van alle schuld (avas) → buitenwettelijke strafuitsluitingsgrond.
(verdachte wordt niet vrijgesproken, maar ontslagen van alle rechtsvervolging
(OVAR))
- Schuld = verwijtbaarheid
- Er valt pas iets te verwijten als de dader er iets aan kon doen. Er moet dus een
mogelijkheid van keuze zijn.
- Verwijtbaarheid → vermijdbaarheid (had hij ook een andere optie, gelet op zijn
kennis)
, MS = Materiële Strafrecht
SPR = Strafprocesrecht
- De vaststelling van schuld is een normatief geladen oordeel over de vraag wat van
de dader geëist of gevergd kan worden.
- Schuld speelt zowel bij misdrijven als overtredingen een rol.
Opzet impliceert GEEN verwijtbaarheid, als je onder bedreiging met een pistool gedwongen
wordt een goed te vernielen, is dat niet verwijtbaar. Als je ontoerekeningsvatbaar bent en
een moord pleegt, is dat niet verwijtbaar.
MS Hoofdstuk 4: Strafbaarheid en strafprocesmodel
Algemene voorwaarden voor strafbaarheid:
1. er moet sprake zijn van een gedraging door een persoon.
→ menselijk handelen: een gewilde spierbeweging.
→ menselijk nalaten: in staat zijn om gewilde spierbewegingen te verrichten.
→ volkomen passiviteit levert geen gedraging op, er moet wilsvrijheid zijn.
→ persoon: natuurlijk persoon of rechtspersoon, geen dieren.
→ je kunt slechts voor je eigen gedrag gestraft worden: maakt Wet Mulder
problematisch, want niet de bestuurder maar de kentekenhouder krijgt de boete.
Maar: als werknemers afval lozen, kan ook werkgever gestraft worden voor
zijn eigen gedrag. Zelfde situatie bij het bijten van een kind door een hond,
baasje kan gestraft worden. Gaat dan wel om de eigen gedraging, bijv.
onvoldoende toezicht gehouden.
= functioneel daderschap: aansprakelijk zijn voor gedragingen die feitelijk
door anderen zijn verricht.
→ een gedachte of boosaardige wil = onvoldoende, het moet zijn omgezet in
handelen om van een gedraging te spreken.
2. de gedraging moet wederrechtelijk zijn
→ in strijd met de wet
→ 2 vragen:
- Is er sprake van een krenking van of een gevaarzetting voor een rechtsgoed?
- Is de rechtsgoedkraking of de gevaarzetting in het bijzondere geval
gerechtvaardigd doordat met de gedraging een hoger belang werd gediend?
(bijv. soldaat die op bevel van zijn meerdere de vijand doodschiet)
- dan spreken we van een rechtvaardigingsgronden
3. de wederrechtelijke gedraging moet verwijtbaar zijn
→ was de dader in staat de rechtsgoed krenking/gevaarzetting te vermijden?
(bijv. verstandelijk beperkte die een goed steelt)
- dan spreken we van strafuitsluitingsgronden
Vragen die rechter beantwoord:
1. Bewijsvraag:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper evivdcriminologie. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,99. Je zit daarna nergens aan vast.