ANESTHESIE EN PIJN
1 Evolutie in anesthesie ................................................................................................................................................. 2
2 Luchtweg, oxygenatie en ventilatie ............................................................................................................................ 7
3 Vasculaire acces ........................................................................................................................................................ 13
4 Preoperatieve oppuntstelling ................................................................................................................................... 18
5 Monitoring ................................................................................................................................................................ 22
6 farmacologie: basisprincipes ..................................................................................................................................... 28
7 Farmacologie: intraveneuze anesthetica .................................................................................................................. 32
8 farmacologie: inhalatie-anesthestica ........................................................................................................................ 36
9 Farmacologie: Spierverslappers ................................................................................................................................ 40
10 Homeostase: vochtbeleid, elektrolyten, bloed en stolling........................................................................................ 45
11 Cardiale risicotratificatie ........................................................................................................................................... 51
12 Intraoperatieve complicaties .................................................................................................................................... 57
13 Postoperatieve complicaties ..................................................................................................................................... 62
14 Lokale anesthetica..................................................................................................................................................... 70
15 Locoregionale technieken ......................................................................................................................................... 72
16 Complicaties van regionale anesthesie ..................................................................................................................... 77
17 Postoperatieve pijnbestrijding .................................................................................................................................. 81
18 Pijn bij partus ............................................................................................................................................................ 86
19 Basisprincipes toxicologie: epidemiologie, diagnose, behandeling .......................................................................... 93
20 Advanced life support ............................................................................................................................................. 103
21 Fysiologie van nociceptive-pathofysiologie acute en chronische pijn .................................................................... 106
22 Acute vs chronische pijn: verschil in aanpak ........................................................................................................... 110
23 Farmacotherapie van pijn ....................................................................................................................................... 114
24 Behandeling van kankerpijn (farmacologisch) ........................................................................................................ 120
25 Psychotherapeutische aanpak van chronische pijn ................................................................................................ 128
26 Invasieve pijnbestrijding ......................................................................................................................................... 132
27 Somatische en viscerale pijn ................................................................................................................................... 139
28 Neuropathische pijn ................................................................................................................................................ 141
29 Invasieve behandeling van maligne pijn ................................................................................................................. 145
30 Opioid geinduceerde hyperalgesie.......................................................................................................................... 152
31 Anamnese en klinisch onderzoek ............................................................................................................................ 161
32 Samenvatting pijn ................................................................................................................................................... 170
1
,1 EVOLUTIE IN ANESTHESIE
Examen: Verhoogde cesuur: 62,5
Anesthesiologie en reanmiatie
Pijn
Peri-operatieve geneeskunde
- Preoperatieve oppuntstelling
- Intensieve zorgen
- Spoed
Eerste poging tot pijnbestrijding: introductie van lachgas, ether en chloroform
Ontwikkeling ventilators: ijzeren long (pest, polio)
Nevenontwikkelingen
- Endotracheale tubes met cuff en laryngoscopen
- Spuiten en naalden → mogelijk IV anesthetica op markt brengen
- Thiopental (1932),..Ketamine (1970),...Propofol (1989) → nog altijd meest gebruikte inductiemiddel
- Opiaten: Morphine (1803),.... Fentanyl en analogen (1950) Remifentanil (1996)
- Pijlgif (curare) → naar dieren, geen anesthesie maar eerder verlamd (spierverslapper)
- Indianenstammen
- Pas na 1950: eerste spierverslappers
- Monitors tot 1980 (kleur, pols, BD, stetoscoop,EKG) → verschillende parameters intrageren
Lokale en locoregionale anesthesie
- Cocaïne (1884) → indianen kende deze allang, totdat een oogarts er mee in aanraking kwam
- Ontwikkeling nieuwe LA
- Spinale, epidurale, plexus
- Perifere blocks met ultrasouns techniek plaatsen
- Locale infiltratie met lokale aneshtetica
Nevenontwikkelingen
- Technologie en Wetenschappelijke ontwikkelingen → anesthesie veilig
- Gespecialiseerde chirurgische disciplines
- Subdisciplines in anesthesie
o Cardiovasculaire
o Obstetrische
o Pediatrische
o Loco-regionale,...
Taken van anesthesist: aanvankelijk enkel in operatiekwartier
Maar ook op spoed, pijnkliniek, pre-operatieve setting, intensieve zorgen
Algemene anesthesie
- = Medicamenteus geïnduceerde vorm
- Omkeerbare
- Onderdrukking van het centraal zenuwstelsel
- Veranderingen in gedrag en/of perceptie van schadelijke stimuli
o Bewustzijnsverlies
o Analgesie
o Amnesie
o Spierverslapping
o Onderdrukking van autonome reflexen
2
,Elementen algemen anesthesie
- Bewusteloosheid en/of sedatie
o Altijd gepaard met algemene amnesie
- Pijnstilling: verschillende opiaten gebruiken
- Spierverslapping
= kern van algemene anesthesie, daarnaast ook
- Protectie tegen autonome reflexen
o Vagale reactie, bradycardie OCR (oogoperatie), salivatie, stress respons (chirurgie: inflammatie,
vrijstelling cytokines → deze gaan onderdrukken)
- Peroperatieve stabilisatie van de patiënt
o Hemodynamisch: bij een bloeding (bloeddrukdaling en vochtbeleid aanpassen aan type heelkunde)
o Respiratoir (oxygenatie, ventilatie) in functie van type heelkunde, laparascopische met inblazen CO2
→ gaan aanpassen
o Vochtbeleid
o Stolling: problemen chirurgisch veld
o Glycemiecontrole
o Zuur-base
- Antagonisatie
Premedicatie:
- Doel:
o Anxiolyse: patiënt rustig krijgen voor chirurgie
o Pijn bestrijding op voorhand
o Voorkomen van complicaties
- Minder toegepast dan vroeger
- Informatie
- Ouders bij inductie: toekennen van juiste informatie en toelaten bij inductie van kinderen
- Markage en identificatie: wat wordt er geopereerd
- Zware ingrepen (cardio, thoraco-abdominale)
Premedicatie
- Sedativum of anxiolyticum
- Parasympaticolyticum
o Ter preventie bradycardie
- Farmaca als voorbereiding
o Chronische medicatie voortzetten
o PONV profylaxe (post operatieve nausea en vomiting, door juiste premedicatie doen vermijden)
o Anti-trombotische profylaxe
o Anti-aspiratie (zwangere): risico op aspiratie zoveel mogelijk verlaagt
o Anti-allergie: gekend met polyallergie
Types van anesthesie
- Algemene anesthesie
- (Locale) en regionale anesthesie
- Combinatie
Gradaties van sedatie
- ≠ gradaties volledig bewustzijn <=> irreversiebel coma
o Variëren coöperatief, wel wakker, reflexen aanwezig -> tot diepe sedatie
o Verschillende schalen gebruiken
- Wilson Scale
- Continuum depth of sedation ASA
- Observer's Assessment of Alertness/Sedation (OAA/S)
3
, Observer' Assesments of Alertness scale / Wilson scale
- Combinatie van beiden
- In functie van score: beperkte hoeveelheid dormicum → pt nog alert, nog spreken, ogen openen, geen
rpoblemen hemodynamische of lcuhtweg
- Sedatie gaan opdrijven: score van 3: nog altijd in staat samenwerken met chirurg
- Sedatie 4: enkel reageren op pijn, weinig communicatie, patient ogen gesloten, hemodynamisch geen
probleem, wat met vrije luchtweg en spontane ademhaling
- Sedatie 5: diep en onbewust, niet meer spreken van een sedatie: pt niet reageren, niet spreken, geen openen
open doen, problemene vije luchtwgen, problemen spontant luchtweg
Score 1-3: sedatie, vanaf 4-5 diepe anesthesie = algemene anesthesie
Sedatie
- Supplement voor LRA (locoregionale anesthesie)
- Claustrofobie bij MRI (gebruik maken van sedatie voldoende)
- Ingreep duurt te lang
- Diagnostische onderzoeken → sedatie bij colonscopie, bronchoscopie, gastroscopie
o Belangrijk: arts ingreep uitvoeren en arts enkel hemodynamisch, respiratoir en zorgen voor sedatie
o 2 teams nodig om veilig diagnostisch onderzoek uit te voeren
- Roesje: belangrijk spreken over anesthesie, evt slechte term
Inductie van 'slaap'
- Intraveneuze inductie en onderhoud
- Intraveneuze inductie en inhalatie onderhoud
- Inhalatie inductie en onderhoud
- Inhalatie inductie en intraveneus onderhoud
- Inhalatie inductie en onderhoud met een ander volatiel
Algemene anesthesie: Stadia
- Verschillende stadia van anesthesie gaan doorlopen
- Tijdens fase 2: excitatie-fase
- Tijdens algemene anesthesie: steeds in stadium 3 geraken (in fase 3) → anesthesie voldoende diep om
chirurgische laparotomie uit te voeren
- In functie van type heelkunde anesthesie gaan aanpassen → peritoneum veel gevoeliger dan botten
(orthopedische chirurgie minder diepe anesthesie vragen)
- Verschillende stadia bij wakker worden (zo snel doorlopen, weinig zien) → veel trager verlopen bij het wakker
worden
- Inductie: geen lidreflex (oogleden) → in eerste stadium, ogen over en weer gaan → pt dieper gaan brengen
bloeddruk: verhoogde bloeddruk en verhoogde hartslag, in stadium 1 normalisatie gaan krijgen (overdreven
anestheticum toedienen alles gaan zakken)
Inhalatie-anesthesie
- Zeer frequent toegepast onderhoud anesthesie
- Inhalatie inductie bij kinderen (vasodilatatie)/EMLA
→ kinderen minder gemakkelijk te prikken, daarom altijd vasodilatiatie induceren door inhalatie anesthetica
- N20 lachgas (rekeningoudend met milieu, daarm niet meer echt gebruikt), sevoflurane, desflurane ter
vervanging
o Enflurane, isoflurane, halothane
o Ether, chloroform (toxiciteit, hemodynamiek)
- Inhalatie inductie sevoflurane
o Stapsgewijs
o Start met 8% concentratie
o "Single breath" techniek
- Maligne hyperthermie → absolute contra-indicatie
erfelijke aandoening, waarbij een enorme spierafbraak aanwezig is → hypertherme situatie terehct komen
hoge CO2, temp boven 40°, gepaard met overlijden van patiënt (familie meestal bekend, maar vaak nieuwe
gevallen)
4