JEUGDRECHT CURSUS
INLEIDING
- Enkel bijzonder jeugdrecht, vroeger noemde dit jeugdbeschermingsrecht.
- Bijzonder: zoekt enerzijds naar antwoorden op het probleem van jeugddelinquentie en probeert
anderzijds zoveel mogelijk de integratie van minderjarigen in de SM te bevorderen door het
uitbouwen van sterke jeugdhulpverlening.
- Jeugdbeschermingsrecht: lange tijd op eenduidige wijze vrij gelijke antwoorden geformuleerd op het
gedrag van zowel delinquentie als problematische jongeren. Dit is de dag van vandaag totaal anders.
- Er is een eigen recht ontwikkeld met betrekking tot delinquente jongeren, dat tot kort in de wettelijke
termen nog jeugdbeschermingsrecht heette, maar in de vertaling van het werkveld als
jeugddelinquentierecht wordt benoemd.
- Daartegenover -> in de benadering van de problematische jongeren was de beschermingsedachte al
lang verdwenen en zijn we geëvolueerd van een categoriale bijzonder jeugdbijstand, naar een
integrale jeugdhulpverlening.
- 30 juli 2013: wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank, in werking vanaf 2014
huidige jeugdrecht valt nu samen met het eerdere bijzondere jeugdrecht. Voorheen was de
jeugdrechtbank niet alleen bevoegd in zaken van jeugdhulpverlening en delinquentie, maar ook een
belangrijke burgerlijke bevoegdheid. Deze bevoegdheid is nu enkel naar de familierechtbank verlegd.
Een aantal jeugdrechters zijn ook familierechters en omgekeerd, maar ze onderscheiden wel.
- Wijziginsdecreet 15 maart 2019, ondertussen al enkele reparaties.
HISTORISCHE SCHETS
INLEIDING :
Bescherming is een ontdekking van de 20ste eeuw.
- Voor de wet van 1912 was er geen aparte aanpak van delinquente jongeren, problematische jongeren
waren er zelfs niet. Jongeren die misdrijven pleegden kwamen gewoon terecht onder de volwassen
strafwetgeving. Volgens de klassieke strafrechtstheorie werd nagegaan of de jongere schuldbekwaam
was, of hij over het ‘oordeel des onderscheids’ beschikte. Er was daarvoor geen leeftijdsgrens bepaald,
de rechter moest dit beslissen.
- Schuldbekwaam jeugdige leeftijd werd als verschoningsgrond aangezien (verzachtende
omstandigheid), waardoor de strafmaat lager kwam te liggen. Maar de jongere werd wel gestraft en
het misdrijf zelf was essentieel bepalend voor de strafmaat.
- Niet schuldbekwaam vrijuit. Men was er van overtuigd dat de familie (pater familias) haar
opvoedingstaak naar behoren zou vervullen en de jongere weer op het rechte pad zou brengen. Het
recht van tuchting was bv. een wettelijk voorzien onderdeel van de ouderlijke macht.
- Alleen bij hoge uitzondering beroep (gesteund op het Frans revoluationale strafwetboek) kinderen
werden toevertrouwd aan ‘une maison de correction’, wanneer bleek dat de ouders niet de nodige
garanties boden.
- Het verzwakken van de familie als centrum van disciplinering maakte echter een meer aangepast
overheidsoptreden noodzakelijk. De wet op kinderbescherming is daar maar één voorbeeld van.
DE WET OP DE KINDERBESCHERMING VAN 15 MEI 1912
- De wet van 1912: sociale historische context
Ten gevolge van de industrialisering in de 2 de helft van de 19e eeuw ontstaan grotere
bedrijven, die steeds meer en goedkope arbeidskrachten rekruteren, waarbij ook vrouwen en
kinderen worden ingeschakeld. Vanuit het platteland stromen veel mensen naar de stedelijke
concentraties. Lange arbeidsdagen, lage lonen en armtierige woonomstandigheden leiden tot
een verstoring van de familiale leefgewoonten.
Ontdekken dat vroeg werkende kinderen soms fysiek zwakker of intellectueel achterop
geraken. Ze krijgen ook niet de minste morele opvoeding. Andere kinderen die niet in het
arbeidsproces worden opgenomen blijven op straat rondhangen. Ze proberen de
, inkomenspositie van het gezin om onwettige wijze te vergroten, ofwel bedrijven ze de
straatschenderij.
De vrees groeit dat de ongunstige leef- en werkomstandigheden de jeugdcriminaliteit
bevordert. Het onaangepast gedrag van de jongeren zou onvoldoende door de ouderlijke
macht worden gesanctioneerd en het zou eerder in functie komen staan van het verzet tegen
de bezittende klasse. Onder druk van de socialistische beweging en bij wijze van kanalisatie
van het verzet worden naar het einde van de 19 e eeuw toe de eerste wetten op de vrouw- en
kinderarbeid gestemd.
Specifieke aanpak hiervan is wat in 1912 leidt tot de wet op kinderbescherming.
2 jaar later wordt de kinderarbeid beneden de 14 algemeen verboden en wordt de leerplicht
tot 14 ingevoerd sociale en morele controle op de arbeidskinderen.
- Wet op kinderbescherming: elke jongere beneden de 16 wordt strafrechtelijk onbekwaam. Hij kan niet
meer gestraft worden. Hij gaat evenmin vrijuit verschijnt voor een aparte rechter (= kinderrechter),
die hem een maatregel kan opleggen. Dit kan een berisping zijn, maar bij ernstige of herhaaldelijke
feiten kan hij ook worden geplaatst.
In de berisping, die frequent wordt uitgesproken, vervult de jeugdrechter de rol van de
falende pater familias.
- Het opleggen van een maatregel kan voor feiten die normaal in het strafwetboek als misdrijf
omschreven staan, maar ook voor bezigheden die tot criminaliteit kunnen leiden.
= wettelijke interventiemogelijkheid gecreëerd t.a.v. zogenaamde predeliquent gedrag.
- Er kan worden ingegrepen tegenover jongeren van minder dan 18 die bedelen en zwerven, maar ook
wangedrag vertonen.
- Essentieel onbepaalde duur. Men houdt geen rekening met de zwaarte van de feiten, dan wel met
de noodzakelijke tijd waarin op de criminologische factoren moet worden ingewerkt. De universele
straf wordt ingeruild voor de individuele, geïndividualiseerde maatregel.
- Op ouders kan er worden ingegrepen ontzetten uit de ouderlijke mach -> ten aanzien van alle
kinderen, voor altijd.
DE WET OP DE JEUGDBESCHERMING VAN 8 APRIL 1965
- Opkomst maatschappelijk werk -> gerechtelijke interventie ten aanzien van probleemsituaties,
predelinquent of delinquent gedrag bij jongeren niet steeds het beste antwoord kan genoemd
worden. Er wordt geopteerd voor een meer preventieve aanpak langs de wegen van de hulpverlening.
De zogenaamde sociale bescherming komt de gerechtelijke bescherming aanvullen. Daartoe wordt
een specifieke dienst opgericht het jeugdbeschermingscomité.
- Artikel 2: jeugdbeschermingscomité kan een preventieve sociale actie voeren telkens wanneer de
gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van een minderjarige gevaar loopt wegens het milieu
waarin hij leeft of wegens zijn bezigheden of wanneer de omstandigheden waarin hij wordt opgevoed
door het gedrag van degenen die hem onder hun bewaring hebben gevaar opleveren.
- De jeugdrechtbank is ook wel bevoegd voor die minderjarige-in-gevaar, maar zonder de meeste
probleemsituaties al via de (preventieve) tussenkomst van het jeugdbeschermingscomité moeten zijn
weggedraineerd.
- De bevoegdheid van de rechtbank is kwantitatief en kwalitatief uitgebreid. De strafrechtelijke
meerderjarigheid wordt op 18 jaar gebracht, zodanig dat de misdrijven gepleegd door min -18 door de
jeugdrechtbank worden beslecht.
- De bevoegdheid ten aanzien van problematische jongeren breidt zich daarentegen uit naar alle
minderjarigen, dat zijn zij die nog niet de leeftijd van 21 hebben bereikt.
- Nieuwe omschrijving kind-in-gevaar, wettelijke geformuleerd als ‘gevaar voor de gezondheid, de
veiligheid of de zedelijkheid’ een veel ruimere interventie toe dan de eerdere ‘bezigheden die tot
criminaliteit kunnen leiden’ uit de wet van 1912. Maar dit kind kan alleen nog bij de jeugdrechter
komen, wanneer het jeugdbeschermingscomité niet in zijn hulpverleningsopdracht slaagt.
- Het maatregelenpakket waarover de jeugdrechter beschikt wordt in deze wet uitgebreid. Het behoud
in het natuurlijk milieu is daarbij de centrale gedachte. De wet voorziet onder meer 2 nieuwe
belangrijke, en naderhand vaak complementaire maatregelen: het toezicht op de minderjarige en de
opvoedingsbijstand voor de ouders.
- De jeugdrechtbank trekt zicht terug breidt zijn bevoegdheid uit tot alle 18-jarigen, en moet verder
alleen nog stok achter de deur zijn: dit voor zover de hulpverlening zelf, het criminogeen milieu van de
, niet-delinquente jongere niet weet uit te klaren. Zijn dwingende maatregel wordt dan toch weer aan
professionele hulpverleners uitbesteed.
- Het individueel repressief optreden, kenmerkend voor de rechtbank, maakt zo plaats voor een sociaal-
preventieve tussenkomst. Volgens de geëigende methodieken van het maatschappelijk werk moeten
delinquent gedrag en een gerechtelijke tussenkomst wordt vermeden.
- Die preventieve controle gaat zich stilaan vermengen met de gerechtelijke controle, zo onder meer
waar het comité de rechtbank om een dwingend mandaat verzoekt om op die manier zijn
hulpverlening te kunnen verderzetten, of waarbij de rechtbank het comité met opdrachten belast.
- De jeugdrechtbank heeft ondertussen veel meer werk dan de kinderrechtbank van weleer.
DE DECRETEN INZAKE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND VAN 4 APRIL 1990
- De huidige wetgeving op de bijzondere jeugdbijstand in Vlaanderen is onder meer mogelijk geworden
dankzij de staatshervorming van 1980.
- Bijzondere wet 1980: de jeugdbescherming ingedeeld bij de persoonsgebonden aangelegenheden en
derhalve als gemeenschapsmaterie omschreven, dit ‘met uitzondering van de aangelegenheden
ressorterend onder het burgerlijk recht, het strafrecht en het gerechtelijk recht’ mogelijk dat
Vlaanderen zelstandig een eigen jeugdbeschermingsbeleid kan ontwikkelen.
- 1985: Vlaams parlement het Decreet op de bijzondere jeugdbijstand gestemd. De
jeugdbeschermingscomités worden omgevormd tot comités bijzondere jeugdzorg en gescheiden van
de gerechtelijke bescherming. Bemiddelingscommissies worden opgericht. In de mate van het
mogelijke wordt een rechtspositie voor de minderjarige uitgewerkt, die niet langer wordt beschermd
maar bijgestaan. De erkenning en subsidiëring van de voorzieningen in de bijzondere jeugdzorg wordt
geregeld met het oog op een grotere differentatie van het hulpaanbod.
- Volgende fase staatshervorming: voor het eerst gestipuleerd dat de jeugdbescherming als
gemeenschapsmaterie zowel de sociale bescherming als de gerechtelijke omvat.
- Aanvullend 1990: bevoegdheid van de jeugdrechtbank in problematische opvoedingssituaties wordt
geregeld.
- 1985-1990: Decreten door de Vlaamse regering gecoördineerd.
- 1994: bijstandbeleid nu pas echt geïmplementeerd, waarin de procedureregels zijn opgenomen met
betrekking tot de gerechtelijke bescherming ten aanzien van problematische jongeren bijgewerkt
en geherstructureerd met het oog op betere coördinatie met de regelgeving integrale jeugdhulp.
- 2008 decreet en staatsblad
HET INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND
- 1991: internationaal verdrag inzake de rechten van het kind 20 november 1989 (IRVK) geratificeerd, na
goedkeuring door de drie gemeenschappen en door het federale parlement.
- Het verdrag bevat zowel rechten ter bescherming van kinderen, rechten op bepaalde voorzieningne,
alsook specifieke participatierechten. Er wordt vaak gesproken over de 3P’s: protection, provision en
participation.
- Het verdrag is goedgekeurd in alle landen van de wereld behalve de VS en Somalië.
- Het verdrag is geëvolueerd naar een afdwingbare norm en een duidelijk kader, waarbinnen nieuwe
regelgeving met betrekking tot kinderen dient te worden geconcipieerd.
DE FEDERALE JEUGDWETTEN VAN 2006
- Stijgende jeugdcriminaliteit wordt begin de jaren 90 van de vorige eeuw een hervorming van de
jeugdbescherming.
- 1991: de nationale commissie voor de hervorming van de wetgeving inzake jeugdbescherming
opgericht, onder het voorziiterschap van Pierre Cornelis.
- Tussentijds rapport: opties vastgelegd -> commissie eindverslag overhandigd aan minister van jusitie.
- Justitieminister bijkomende opdracht om model uit te werken van herstelrechtelijk jeugdsanctierecht.
- 2001: voorontwerp van wet:
houdende antwoorden op delinquent gedrag door minderjarigen. Jongeren worden
strafrechtelijk verantwoordelijk vanaf 13. Beschermingsmaatregelen worden vervangen door
maatregelen, sancties of straffen die anders moeten zijn dan de klassieke strafen bij
, volwassenen. Het jeugdsanctierecht beoogt vooral het herstel aan de samenleving en aan het
slachtoffer. Herstelbemiddeling wordt mogelijk in elke stand van de procedure.
Te weinig capaciteit in de gesloten gemeenschapsinstellingen en jongeren mogen niet langer
opgesloten worden in de gevangenis ingang van 2002: centrum voor voorlopige plaatsing
van minderjarigen wordt geopend in Everberg. De opsluiting in deze federale instelling kan
allen als voorlopige maatregel voor jongens ouder dan 14.
Ontwerp Verwilgen, VL kort erna afgevoerd onder druk van de franstalige socialisten en
groenen. Zij verzetten zich tegen een strafrechtelijke verantwoordelijkheid vanaf 12 jar. De
jeugdbescherming moet behouden blijven, mits enkele aanpassingen en verbeteringen.
- Een nieuwe jeugdwet komt er pas in 2006. Voortaan spreekt men van de wet op de
jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als mof hebben gepleegd en het
herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. De wet voorziet in een beperkt aantal nieuwe
bevoegdheden voor de procuruer des koning, verhoogt gevoelig het aantal mogelijke maatregelen die
de jeugdrechter kan nemen, versoepelt de uithandengeving en voorziet in een grotere
responsabilisering van de ouders. De herstelbemiddeling krijgt een wettelijke basis.
- Jeugdwet slechts trapsgewijs in werking getreden. Voor bepaalde deelaspecten werd de datum van
inwerkingtreding herhaaldelijk verschoven bv. maatregelen tot de leeftijd 23 is dode letter gebleven.
DE INTEGRALE JEUGDHULP IN VLAANDEREN
- 1988: in de commisie van VL parlement, reeks hoorzittingen georganiseerd met betrekking tot de
problemen in de bijzondere jeugdbijstand.
maatschappelijke beleidsnota bijzondere jeugdzorg, met talrijke beleidsaanbevelingen worden
gedaan.
Toenmalig welzijnsminister: beleidsnota ‘integrale jeugdhulpverlening’. basis voor nieuw
concept van hulpverlening dat gedurende enige tijd effectief in de praktijk werd
uitgeprobeerd.
- Integrale JH: realiseerde een fundamentele hervorming van de jeugdhulp. Ze beoogt, door
sectoroverschrijdende samenwerking tussen jeugdhulpaanbieders en intersectorale afstemming van
het jeugdhulpaanbod, een continuüm van JH aan te bieden. Samenwerking en afstemming is minimaal
voorzien tussen de sectoren CAW, GGZ…
- De integrale jeugdhulp wordt vastgelegd in 2004 -> jeugdhulp wordt voortaan in modules
aangeboden.
- RH toegankelijke JH en crisisjeugdhulpverlening wordt vanaf 2005 aangeboden vanuit een netwerk
van samenwerkende hulpaanbieders.
- NT-RH JH (duur, frequentie of intensiteit) -> alleen mogelijk na een indicatiestelling en een toewijzing
door de zogenaamde toegangspoort.
- Het heeft uiteindelijk geduurd tot 2013 vooraleer de IJH definitief werd gereglementeerd. Vanaf 2014
is die overal in VL in werking getreden.
- In het nieuw decreet is ook de gerechtelijke JH opnieuw gereglementeerd, nauwelijks gewijzigd in vgl
met 1990. Ook wordt in 2004 het decreet ‘betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de IJH’
gestemd.
- Gerechtelijke maatregelen gemoduleerd met het oog op een verbeterde organisatie en werking van
de IJH. De maatregelen die de jeugdrechter kan nemen worden afgestemd op de huidige praktijken
binnen de JH. Tot voor kort waren de maatregelen alleen nog geënt op het aanbod van de bijzondere
jeugdzorg: nu zijn ze ook vertaald naar het aanbod van de andere sectoren binnen de IJH.
- Wijzigingsdecreet op 2019 goedgekeurd.
HET NIEUWE JEUGDDELINQUENTIERECHT IN VLAANDERREN
- Regeringsonderhandelingen 2010-2011 -> na lang onderhandelen een institutioneel akkoord bereikt
voor de 6e staatshervorming, het zogenaamde vlinderakkoord de problematiek van de
jeugddelinquentie wordt overgeheveld naar de gemeenschappen wet 2014.
- De ambitie om een nieuw jeugddelinquentierecht in Vlaanderen te ontwikkelen wordt onmiddellijk
opgenomen in het VL-regeerakkoord. Daarin worden de fundamentele principes van het VL