1. Inleiding tot de ontwikkelingspsychologie (HB p. 13 – 38)
1.1. Ontwikkelingsvragen
“Als Lotta (2,5 jaar) haar zin niet krijgt, roept en tiert ze. Is dit wel normaal, ze moet
tenslotte toch leren luisteren?”
Peuterpuberteit – op zoek naar onafhankelijkheid, nee of koppigheidsfase.
“Tuur (5 jaar) telt steeds 1, 2, 3, … en blaast dan hevig aan de rode lichten. Soms knipt
het dan toevallig op groen. Wat is Tuur dan verbaasd, heeft hij dat gedaan?!”
Cognitieve ontwikkeling – magisch denken.
“Thomas (15 jaar) kleurt zijn haar zwart, luistert naar harde muziek, zit steeds op zijn
kamer, en wil niet meer mee op familiebezoek … het gaat de foute kant uit met hem.”
Persoonlijkheidsontwikkeling – op zoek naar de eigen identiteit.
1.2. Wat is ontwikkeling?
Ontwikkeling is het veranderen van de aanwezige structuur (groeien), deze is aanwezig
vanaf de conceptie tot de dood. Het gaat ook vooral over de winst, dus de nieuwe dingen
die je bij leert. Maar op het einde van je leven nemen ook bepaalde zaken van je leven af
(bv.: ze kunnen geen spurtje meer lopen door de gang). Er is een voortgang, dus er
komen dingen bij, maar het is niet herhaalbaar (bv.: leren fietsen – stoppen met fietsen –
terug leren fietsen).
1.3. Wat is psychologie?
Psychologie bestudeert het innerlijke leven (kennen, denken, voelen, streven) en gedrag
van de mens. Er zijn verschillende onderverdelingen in de psychologie.
Ontwikkelingspsychologie bestudeert het gedrag, het denken en het beleven van mensen
in verschillende levensfasen. Dit leer je als leerkracht zodat je weet wat normaal is bij een
bepaalde leeftijd en wat niet, zodat je met de abnormale zaken verder kan gaan.
1.4. De ontwikkeling van het kind: gewikt en gewogen
1.4.1.Waarom inzicht in ontwikkeling nodig?
Omgang met kinderen:
Typische karakteristieken, kenmerken.
Specifiek voor bepaalde leeftijd/fase.
Als leerkracht probeer je hier zo goed mogelijk op in te spelen.
En wil je begrijpen waar gedrag vandaan komt.
Afwijkende ontwikkeling identificeren en je verantwoordelijkheid nemen!
1.5. Ontwikkelingsfasen vs ontwikkelingsgebieden/domeinen
Ontwikkelingsfasen:
Prenatale fase.
Pasgeborene.
Baby.
Peuter.
Kleuter.
Lagereschoolkind.
Adolescent.
Ontwikkelingsgebieden/domeinen (12):
1
, Lichamelijke ontwikkeling.
Motorische ontwikkeling.
Tekenontwikkeling.
Perceptuele ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling.
Taalontwikkeling.
Sociaal-emotionele ontwikkeling.
Seksuele ontwikkeling.
Persoonlijkheidsontwikkeling.
Schoolse ontwikkeling.
Morele ontwikkeling.
Spelontwikkeling.
Samenhang in 2 richtingen kunnen uitleggen!
1.6. Stromingen binnen de ontwikkelingspsychologie
Psychodynamisch perspectief = focus op innerlijke, onbewuste krachten. Het onbewuste
staat centraal.
Freud & Erikson.
Bv.: kind heeft vader weinig gezien nadat ouders gescheiden zijn, nu 26 jaar en is
het moeilijk om relaties met mannen aan te gaan. De ontwikkeling kan de rest van
je leven beïnvloeden.
Behaviorisme = focus op externe krachten, waarneembare gedragspatronen. Het gedrag
wordt uitgelokt door prikkels in de omgeving en kan beïnvloed worden.
Operante conditionering (Skinner), klassieke conditionering (Watson), sociaal-
cognitieve leertheorie (Bandura).
Bv.: als je gebeten wordt door een hond, krijg je aangeleerd dat je moet oppassen
voor een hond, dus word je bang voor honden.
Cognitivisme = reactie op het behaviorisme, focus op mentale activiteiten. Men
concentreert zich op denkprocessen. Onderzoek naar de evolutie van het denkvermogen.
Cognitieve ontwikkelingstheorie (Piaget).
Evolutionair perspectief = aanpassing aan de omgeving en het genetisch doorgeven via
generaties. Er is een genetische erfenis van onze voorouders, ethologische basis van
evolutionair perspectief, evolutionaire psychologie, behavioristische genetica.
Charles Darwin - evolutietheorie.
Contextueel of ecologisch perspectief = begrijpt de ontwikkeling van een kind in een
sociale en culturele context. Er is een brede visie op de ontwikkeling, interactie tussen
individu en omgeving.
Vygotsky.
Dynamische systeemtheorie en sociaal-culturele theorie.
Humanistisch perspectief = vertrekt vanuit de vrije wil/vermogen om potentieel optimaal
te ontwikkelen (= zelfactualisatie).
Carl Rogers en Abraham Maslow.
Er is GEEN ‘beste’ theorie! Er zijn verschillende perspectieven nodig om een volledig beeld
te krijgen.
1.7. Hoe ontstaat ontwikkeling?
2
, Hoe komt het dat een baby leert lopen en leert praten, en dat een peuter zindelijk wordt?
Hoe komt het dat een kleuter stilaan minder moeite heeft met afscheid nemen van zijn
moeder? Hoe komt het dat een lagereschoolkind leert lezen, en dat een adolescent
interesse gaat tonen in volwassen seksualiteit?
Hoe verklaar je dat de ene baby vroeger leert lopen dan de andere, dat de ene kleuter
anders aan zijn ouders gehecht is dan de andere, of dat het ene kind makkelijk leert lezen,
terwijl het andere kind er moeite mee heeft en misschien wel een leerprobleem
ondervindt?
1.8. Ontwikkelingsfactoren
Centrale vraag:
“Wordt de mens datgene wat de omgeving (vooral de opvoeding) van hem maakt, of
ontwikkelt hij zich, ongeacht het soort milieu waarin hij terechtkomt, tot datgene dat al
vanaf het begin in hem aanwezig was?”
= nature of nurture debat (verschillende standpunten).
1.8.1.Nature standpunt of de aanlegtheorie
De ontwikkeling wordt bepaald door je aanleg.
1.8.2.Nurture standpunt of de milieutheorie
De ontwikkeling wordt voornamelijk bepaald door de omgeving.
3