Psychosociale aspecten en communicatie in de vroedkunde 1
Psychologie
1 Hechting
1.1 Hechting – gehechtheid: wat?
Gehechtheid = duurzame emotionele band met significante ander.
Doel: bij spanning of stress nabijheid of contact zoeken en zo negatieve spanning reguleren.
Belangrijke stap in sociaal-emotionele ontwikkeling van baby
Wederzijds interactief proces!
o Hechtingsgedrag: aangeboren tendens nabijheid te zoeken van specifieke persoon, met
name bij angst, vermoeidheid of ziekte
o Ouderlijke zorg: aangeboren tendens om beschermend te reageren
o Hechtingsgedrag en ouderlijke zorg zijn complementair
‘Interne werkmodel’: mentale representatie van hoe relaties eruit zien
o Baby/kind ontwikkelt hechtingsrelatie met ouders (primair verzorgenden).
o Deze concrete ervaringen ‘verinnerlijkt’ kind in mentale voorstelling (interne werkmodel).
o Deze mentale voorstelling beschrijft hoe relaties eruit zien, hoe relaties tussen belangrijke
anderen horen te zijn.
o Deze mentale voorstelling wordt houvast/leidraad voor kind in omgang met anderen. Jonge
kind heeft geleerd hoe je omgaat met anderen en gebruikt dit als prototype (voorbeeld)
voor latere relaties.
Still Face Experiment
Hechtingsgedrag
o Lokgedrag
o Leergevoelige periode (1001 dagen)
o Vreemdenangst - scheidingsangst
Ouderlijke zorg
o Zorggedrag
o Sensiviteit
o Responsiviteit
Afstemming
o Match
o Mismatch
1.2 Ontwikkeling hechting
1.2.1 Ontwikkeling hechting: voor de geboorte
Foetus (vanaf 6 maanden):
o Stem moeder herkennen
o Gevoelselementen in taal herkennen
Ouders:
o ‘Imaginaire kind’
o Positieve gevoelens: verlangen, vreugde, …
o Negatieve gevoelens: angsten, onzekerheid, …
o Gerustheid na prenatale screening (vb. NIPT)
,1.2.2 Ontwikkeling hechting: direct na de geboorte
Baby is volledig afhankelijk van anderen
Houdt verzorgers in buurt door lokgedrag (vb. huilen, zuigen, glimlachen, geluidjes maken,
volgen met de ogen, …)
Bevrediging van biologische behoeften staat centraal
o Lust bij bevrediging endogene glimlach
o Onlust bij niet-bevrediging
0-2maand: beperkte discriminatie
o Baby herkent stem moeder op dag 3
o Moeder herkent wenen van baby op dag 3
1.2.3 Ontwikkeling hechting: eerste levensmaanden
Baby: lokgedrag
o Vb: lachen, wenen, geluidjes maken, volgen met de ogen, …
o Ontstaan sociale (of exogene) glimlach!
Ouders: zorggedrag
o Vb: aanraken, vasthouden, sussen, verse pamper, eten geven, liedjes zingen, …
o Sensitiviteit: ouder is ontvankelijk, sensitief voor signalen van baby (vb. ouder hoort baby
wenen, ziet ‘ongemak’ bij baby, ...)
o Responsiviteit: ouder reageert op passende manier op signalen van baby (vb. ouders wiegt
baby in de armen, ouder ververst pamper, …)
Matching & attunement:
o Afstemming slaap-, waak- & voedingsritmen
o Troostprocedures
o Attunement: geslaagde afstemming & bevredigende relatie
o Mismatchment: niet-geslaagde afstemming
o ‘The good, the bad & the ugly’ (Still face experiment)
Vanaf 3 maanden maakt baby onderscheid tussen volwassenen
o Als volwassene vriendelijk blijft, blijft baby vaak rustig en laat zich verzorgen
o Beginnende voorkeur voor vertrouwde volwassene (vb: baby laat zich makkelijker troosten)
Vanaf 6 maanden kan baby ‘beeld’ van ouder(s) vasthouden en zal vanaf dan zijn gehechtheid
aan hen duidelijk tonen
o Angst voor vreemden
o Angst om van de ouder gescheiden te worden = scheidingsangst
1.2.4 Ontwikkeling hechting: na 6 maanden
Baby/kind bouwt verschillende hechtingsrelaties op met verschillende mensen
o Voorkeur voor één of enkele hechtingsfiguren
o Hiërarchie
Kind leert ook dat invloed kan hebben op relatie met verzorgende
o Vb: ‘Als ik lach, lacht hij/zij terug; als ik huil, wordt er voor mij gezorgd’
o Op die manier groeit vertrouwen, voorspelbaarheid en dus veiligheid
Kind zal geleidelijk aan ‘lokgedrag’ gebruiken om reacties uit te lokken
1.2.5 Hechting en sociaal-emotionele ontwikkeling
Hechting als basis voor verdere sociaal-emotionele ontwikkeling
o Vanaf 2 – 3 maanden: exogene of sociale glimlach
Gemoedstoestand verbonden met interactie ‘baby-buitenwereld’
, Meer en meer ervaren van gedeeld plezier
o Vanaf 6 maanden: ontstaan vreemden- en scheidingsangst
o Interne werkmodel als prototype voor opbouw latere relaties
o Veilige hechting als basis voor eigen emotie-regulatie
1.2.6 Hechting en persoonlijkheidsontwikkeling
Hechting als basis voor verdere persoonlijkheidsontwikkeling
Wantrouwen
o Baby wordt geboren in onbekende, onveilige wereld
o Geen vertrouwen in buitenwereld
Vertrouwen
o Ouders voldoen aan behoeften van baby (troost, melk, verversen, …)
Door sensitieve en responsieve zorg
Biedt voorspelbaarheid en een veilig gevoel
o Geleidelijk ontstaat dan vertrouwen in buitenwereld
o En vertrouwen in zichzelf
1.2.7 Ouderlijke zorg
Geeft ouder bescherming, veiligheid wanneer kind dit opzoekt ?
Peilers van ouderlijke zorg:
o Sensitieve responsiviteit
o Mentaliseren of reflectief functioneren
o Regulatie (window of tolerance)
‘Good enough parenting’
1.3 Peilers van ouderlijke zorg
1.3.1 Mentaliseren
Vermogen tot reflectie op eigen innerlijke wereld en op deze van anderen en hoe beide
werelden elkaar wederkerig beïnvloeden
Door afgestemde zorg (sensitieve responsiviteit) geeft ouder betekenis aan innerlijke wereld van
kind. Ouder ziet kind als wezen met eigen interne wereld. Ouder is zich bewust dat deze interne
wereld bestaat uit verlangens, gedachten, … die anders kunnen zijn dan zichtbare gedrag van
baby (kind) én ook anders zijn dan interne wereld van zichzelf.
Ouder probeert te begrijpen wat kind wenst, voelt en denkt. Doordat ouder deze innerlijke
wereld van kind verwoordt, leert kind zichzelf (eigen innerlijke wereld) kennen.
Vermogen tot mentaliseren daalt of verdwijnt onder invloed van stress
Voorbeelden:
o “Hij kreeg driftbui in supermarkt (gedrag), omdat hij zo moe was en honger had (fysieke
toestand) en ik hele dag met hem heb rondgelopen en hij was beu (mentale toestand van
kind).” ↔ “Hij doet zo lastig om mij te pesten.”
o “Soms raakt ze zo gefrustreerd en boos (mentale toestand van kind) op manier waardoor ik
niet helemaal zeker ben of ik haar wel goed begrijp (verband met mentale toestand van
moeder).”
1.3.2 Regulatie
‘Regulatie is vaardigheid om tot ‘normale’ of evenwichtige toestand te komen wanneer we uit
balans worden gebracht.’
Regulatie staat centraal in ieders leven, vaak zonder dat we het beseffen.