SOCIOLOGIE
Hoofdstuk 1 : wat is sociologie?
1.1 sociologisch denken
‘What you see, is what you get’ we zien vaak de context over het hoofd, deze is nochtans cruciaal
- Inzicht krijgen in mensen en hun gedrag
Alles is contigent, maar niet arbitrair
- Contigent : vanzelfsprekende handelingen, instellingen, gewoontes voor ons (vaak elders
anders dus had anders kunnen ontwikkelen
bv : lockdown = besef contingentie want alles vanzelfsprekendheden vielen weg
- Niet Arbitrair : geen toeval! er is voor alles een verklaring voor de sociale context
Bv : verklaring waarom Zweden andere maatregels dan België = meer vertrouwen in regering
- Sociologie :
het vanzelfsprekende loslaten : wat als…
zoekt naar patronen en hun sociale determinanten met de samenhang ervan
Bv: verband inkomen en gezondheid
Rousseau : samenleving, wetten etc door mensen gemaakt, niet meer door God/lot…
waarom worden deze ‘conventies’ dan nageleefd?? het Orde vraagstuk
- vanzelfsprekende in vraag stellen om dan sociale orde in vraag stellen :
Hoe is alles mogelijk in de maatschappij waarin men beseft dat alles relatief is?
(gewoontes, handelingen, criminaliteit(normovertreding) = afhankelijk tijd & plaats)
De Sociologische Verbeelding
- C. Wright Mills :
“the vivid awareness of the relationship between experience and the wider society”.
“The sociological imagination necessitates above all, being able to think ourselves
away from the familiar routines of our daily lives in order to look at them anew.”
- Levendig bewustzijn vd band tsn ervaringen en ruimere samenleving = dagelijkse wereld
moet in context geplaats worden d.m.v. afstand te nemen vanzelfsprekendheden en
besef contingentie (examen: citaten linken aan les)
- Vb : keuze partner =
beïnvloedt door samenleving :
idee om te huwen met iemand zelfde sociale klasse, religie, huidskleur
beïnvloedt door omgeving :
makkelijker om zo’n persoon te ontmoeten in eigen kring, vrije tijds omdat
ons netwerk weinig divers is
makkelijker gesprek aanknopen, vlugger gemeenschappelijke activiteiten en
minder kans conflict
minder kans afkeur familie/vrienden
- gebeurtenissen van een persoon kunnen we pas begrijpen als we naast het individu en zijn
kenmerken, ook kijken naar de sociale kenmerken waarin de gebeurtenis zich afspeelt
, - Niet onderschatten !
o tiener met overgewicht groepsdruk, normen schoonheidsideaal, social media
- Individualistische verklaringen van het menselijk gedrag nemen de bovenhand in onze
maatschappij des te belangrijker om te kijken naar sociale context
o zelfredzaamheid = belangrijke waarde creëert
‘verlegenheid’ in hulp vragen
- individuele gebeurtenissen plaatsen + verklaren vanuit sociale
relaties die specifieke historische oorsprong heeft
De Sociale Context
- 3 niveuas :
1. Macro niveau : samenleving, sociale categorieën
2. Meso niveau : sociale instituties, groeperingen
3. Micro niveau : gezin, vriendengroep + rolrelaties daarin
- Contextuele factoren :
o Kenmerken van de sociale context, waarin de interactie plaats vindt, die de interactie
beïnvloeden
o 5 soorten :
Sociologische factoren
Factoren die zelf resultaat zijn interactie tsn personen en die op hun
beurt nieuwe interacties beinvloeden
Bv : tweet Trump onrust
Demografische factoren
Structurele kenmerken van een bevolkingsgroep
Bv : leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid, sterfte, huwelijkscijfer,
migratie, vergrijzing
Materiële factoren
Grondstoffen, technologieën infrastructuur …. Waarover
maatschappij beschikt
Economische factoren
BNP, conjunctuur (hoog/laag : periode van lage economische
conjunctuur leiden tot hogere werkeloosheidspercentages)
Bv : werkeloosheid
contextuele factoren beïnvloeden elkaar + beïnvloeden samen interactie en
Gedrag OP GELIJK WELK NIVEAU
Gedrag
- Elke actie en reactie van een individu :
1. Zichtbaar sociaal gedrag
2. Ideeën, opinies, attitudes, gevoelens
3. Cognitieve prestaties
, Sociaal handelen
- Handelen waarbij je rekening houdt met de ander (ook al is die niet aanwezig) zijn doen in
zowel het heden ,verleden als toekomst
- Geen imitatiegedrag subjectieve betekenis i.v.m. ander
Interactie
- Wanneer men elkaars handelen beïnvloedt
- wisselwerking tussen de actoren, anticiperen op gedrag ander en gemeenschappelijke
interpretaties elkaars handelen
- 5 basisvormen :
1. Sociale ruil/uitwisseling
‘in het krijt staan’ : handelen met verwachting tegenprestatie conflicten!!
≠ economische ruil : aard en termijn staan vast
2. Samenwerking
Eerst akkoord tsn interactiepartners over gemeenschappelijke doelstelling
Conformiteit in nakomen afspraken
Leidt tot functionele differentiatie
3. Conformiteit
Interactie verloopt volgens betekenis die beide actoren toekennen aan
interactie rolverwachtingen t.o.v. elkaar invullen (zo niet=deviant gedrag)
4. Conflict
Objectieve/subjectieve tegenstelling door ongelijke verdeling van schaarse
en gewaardeerde middelen
o Bv : werkstaking tegen stresserende productieritme en oneerlijke
concurrentie Poolse arbeiders (schaarse elementen : gezondheid en
jobs)
Achter waardenconflict schuilt vaak belangenconflict!
5. Machtsuitoefening
Ene partij beïnvloedt ander in eigenbelang, zelfs tegen wil ander
Macht = relatief : afhankelijk situatie en degene waarmee je je vergelijkt
o Bv : Anton = baas Bas, Bas = coach Anton wie is machtiger?
1.2 ontstaan sociologie als wetenschap
Lees cursus p16-17