VITALE FUNCTIES EN VITALE PARAMETERS
1. Vitale functies
= belangrijkste functies in ons lichaam die zorgen ervoor dat we in leven blijven
Het monitoren van de vitale functies gebeurd door het meten van de vitale parameters
2. Vitale parameters
2.1. Soorten
De belangrijkste parameters
→ Lichaamstemperatuur
→ Pols
→ Bloeddruk
→ Ademhaling
→ Zuurstofsaturatie
→ Bewustzijn
→ Pijn
Overige vitale parameters: glycemie – urineproductie – kracht – mate van bloeding – …
Vitale parameters worden uitgedrukt in eenheden
bv. Lichaamstemperatuur (grootheid) = 37°C (eenheid)
2.2. B1 – handeling
Het observeren en beoordelen van de virale parameters valt onder “verpleegkundige
activiteiten die verband houden met het stellen van de diagnose en de behandeling”
Þ B1 – handeling: geen voorschrift van arts nodig
2.3. Belang
Het nauwkerig en regelmatig meten EN interpreteren van vitale parameters is cruciaal om
vroegtijdig een mogelijke achteruitgang van de toestand van de zorgvrager te herkennen
en vroegtijdig te behandelen
In 1997: waarschuwingssysteem om circulatiestilstand te voorkomen (EWS)
, LICHAAMSTEMPERATUUR
1. Kern en schil
Lichaamstemperatuur is een afspiegeling van de warmte – inhoud van het lichaam (°C)
Warmte – productie door inwendige organen + skeletspieren 56% organen in romp
16% hersenen
18% spieractiviteit
Het lichaam wordt in 2 gebieden onderverdeeld:
De interne kern De buik – borst en schedelholte (organen, hersenen en ruggenmerg)
® heeft relatieve constante temperatuur (= kerntemperatuur)
® deze temperatuur wordt bedoeld tijdens spreken over lichaamstemp.
De externe schil De huid
® temperatuur veranderd constant (= schiltemperatuur)
Het verschil tussen de kerntemperatuur en de schiltemperatuur is de deltatemperatuur: 5 – 6°C
Þ hoge deltatemperatuur: lage huiddoorbloeding – bleke en koude huid
Þ lage deltatemperatuur: hoge huiddoorbloeding – rode en warme huid
Het menselijk lichaam is homiotherm = temperatuur wordt gereguleerd binnen nauwe grenzen
Þ lichaamstemperatuur is een homeostatische functie: THERMOREGULATIE
De actieve organen (vooral de lever: 39°C) verwarmen het bloed
Straling/ radiatie – verdamping – geleiding koelen het bloed af
2. Thermoregulatiesysteem
Lichaamstemperatuur wordt constant gehouden door een continu feedbacksysteem
Þ thermoregulatiesysteem in hypothalamus: set point voor kerntemperatuur (37°C)
Thermosensoren centrale: voorste deel hypothalamus
perifere: in de huid
Þ registreren de temperatuur van het bloed thv kern en schil, vergelijken deze met setpoint en
geven via ruggenmerg signalen door aan hypothalamus
Þ geeft impuls af aan hypofyse en hersenstam (onvrijwillige reacties) en hersenschors (bewust gedrag)
,2.1. Situatie 1: daling van de temperatuur
Geregistreerde temp daalt onder de referentiewaarde
Þ antwoord van de hypothalamus:
Warmteproductie - Via efferente somamotorische banen: spiertonus activeren
= thermogenese Þ rillen, huiveren, klappertanden
- Activatie metabolisme oiv van hormonen
Þ meer warmteproductie
¯ Warmteverlies - Stimulatie van sympaticus
Þ vasoconstrictie, pilo – erectie, kippenvel
- Activatie hersenschors
Þ bewustzijn dat de omgeving te koud is ontstaat
Þ verstandelijke reactie op temp: kleren aandoen, …
Pilo – erectie = donshaartjes die rechtop gaan staan
2.2. Situatie 2: stijging van de temperatuur
Geregistreerde temp stijgt boven de referentiewaarde
Þ antwoord van de hypothalamus:
¯ Warmteproductie - Activatie hersenschors
= thermogenese Þ bewustzijn dat de omgeving te warm is ontstaat
Þ verstandelijke reactie op temp: inspanning vermijden, …
Warmteverlies - Stimulatie van sympaticus
Þ stimulate zweetklieren tot afgifte vocht
- Activatie hersenschors
Þ bewustzijn dat de omgeving te warm is ontstaat
Þ verstandelijke reactie op temp: kleding uittrekken, …
- Terugvallen invloed sympaticus
Þ vasodilatatie
, 3. Meten van de lichaamstemperatuur
3.1. Rectaal
= in het rectum
Voordelen Rectale temperatuur wordt als reflectie van de kerntemperatuur gezien
Nadelen Meting duurt lang, is weinig hygiënisch, oncomfortabel en onnodig intiem
Bij kinderen onder 3j wordt de temperatuur altijd rectaal gemeten
3.2. Oraal
= sublingaal (onder de tong)
Voordelen Makkelijke wijze
Nadelen Meting duurt lang, kan makkelijk worden beïnvloed door roken, inname
koude of warme dranken, kauwgum, mondademhaling, infecties, …
Geeft meetwaarden die ongeveer 0,3 – 0,6 graden lager dan de kerntemperatuur liggen
3.3. Axillair
= onder de oksel
Voordelen Weinig belastend
Nadelen Uitslag is gevoelig voor lokale huiddoorbloeding, zweetsecretie en
omgevingstemperatuur
Geeft meetwaarden die ongeveer 0,5 graden lager dan de kerntemperatuur liggen
3.4. Tympaan of auraal
= in het oor, thv de trommelvlies
Voordelen Duurt maar enkele seconden
Nadelen Het oor moet in de juiste positie gebracht worden alvorens te kunnen meten,
resultaat wordt beïnvloed door afsluiting van gehoorgang door hoorapparaat
Geeft meetwaarden die ongeveer 0,5 – 0,7 graden lager dan de kerntemperatuur liggen
3.5. Ter hoogte van de slapen
= op 1 – 2cm afstand van de slapen, thv de a. superfacialis
Voordelen Accuraat, snel, hygiënisch, ideaal bij kinderen of bewusteloze PT
Nadelen Heel duur
3.6. Overige
Er zijn ook sondes voor continue registratie van de temperatuur (wordt gebruikt op IZ),
huidthermometers, wegwerpthermometers en fopspeenthermometers voor kleine kinderen.