POLITICOLOGIE 22-23
HS 1 : POLITIEK EN POLITIEKE WETENSCHAP
1.1 WAT IS POLITIEK?
= Alles wat te maken heeft met het sturen van een samenleving.
1. Politika = alles wat met de polis (stad/samenleving) te maken heeft.
Brede definitie: geldt voor elke vorm van samen-leven/gemeenschap ongeacht hoe klein/groot.
Politiek is overal waar er regels bestaan.
2. Waarom nood aan sturing?
Mens als zoon politikón (Aristoteles) een sociaal wezen; de mens wilt zichzelf realiseren in
de gemeenschap en wil mee sturen en beslissen over collectieve zaken.
Maar mogelijkheid tot conflict want…
Veel diversiteit (in noden, voorkeuren, visies,…) soms botsing
Schaarste van middelen in gemeenschap herverdelen
1.2 VARIATIES IN POLITIEK
Sturing is alomtegenwoordig politiek en haar macht speelt altijd (ongeacht actief of passief)
1.2.1 Variatie op het niveau van territorium
Territoriaal
Omvattend en dwingend
Samenleving gedefinieerd o.b.v. territoriale grenzen
Territorialisering van de politiek = cruciale historische evolutie
Þ Verdeling in staten = hedendaagse structuur, waarin zich sturing van SL’en afspeelt
Bv. gemeenten, staten, EU, NAVO, VN,…
Niet-territoriaal
Functioneel en vrijblijvend (vrijwillige deelname)
Binnen de grenzen onderworpen aan regels
Bv. verenigingen, katholieke kerk, studentengroepen,…
Sterke variatie:
Verschillende impact op dagdagelijkse leven
Afhankelijk van de organisatie kan het al dan niet veel of weinig impact hebben
Met hoe meer je bent hoe formeler de regels en de werking
Vrijwilligheid van lidmaatschap: mogelijkheid tot opt-out (afscheiding)
Þ Bv. nationaliteit zelfgekozen
1.2.2 Variatie op het niveau van inhoud en reikwijdte (“wat wordt er geregeld?”)
1
, Verschuivende grenzen van de politiek
19e E: politiek was van beperkte aangelegenheid: justitie, binnenlandse en buitenlandse zaken,
defensie en financiën
Fundamentele veranderingen door de arbeidersbeweging: vraag naar beschermende
maatregelen (economisch verkeer en arbeidsverhoudingen)
Þ Uitbreiding naar verzorgingsstaat
Þ T.H. Marshall: hedendaags burgerschap heeft burgerlijke, politieke én sociaal-economische
dimensies
Het onderscheid tussen “burgerlijk” en “politiek”:
2
, Rechtswetenschap:
o Burgerlijk recht (civiel recht of privaatrecht):
m.b.t. het geheel van regels voor de onderlinge verhouding tussen burgers.
Personen- en familierecht, goederenrecht, verbintenissenrecht,…
o Politiek recht (staatsrecht):
m.b.t. beslissingsprocessen die het individu overstijgen; relaties tussen burgers en overheid,
functioneren van de overheid (als collectiviteit).
Stemrecht, vrijheid van meningsuiting, recht om niet onrechtmatig te worden gearresteerd
Þ Socio-economische rechten in GW Art 23: Ieder heeft het recht een menswaardig leven te
leiden; recht op ‘gezond leefmilieu’ Þ beschermt ons o.a. tegen klimaatsverandering
Toenemende reikwijdte van de politiek
o Regels rond ‘wat kan politiek worden en wat niet?’ veranderen obv behoeften in de
samenleving zelf constant nieuwe vragen voor een regulerend optreden door het politiek
systeem.
o In het westen onderscheid tussen privé en publiek = belangrijk
Feminisme partnergeweld en baas over eigen lichaam kritiek op politiek die zich niet moeit in
private sfeer waardoor private problematieken niet opgelost worden
Bv. verkrachting door eigen partner wetswijziging
Sociale media en het recht op ‘ontkoppelen’: na de werkuren niet meer beschikbaar worden
verwacht door werkgever
Terrorisme en privacy: na 9/11 veel minder recht op privacy
Kinderrechten en -bescherming
Politisering en de-politisering
Politisering = betrokken raken bij politieke discussie; een thema/onderwerp van politieke
sturing (dus collectieve besluitvorming) maken.
Þ Persoonlijke ervaringen ga je linken aan bredere maatschappelijke uitdagingen
Þ Impliceert vaak het herdefiniëren van de grens tussen “privaat” en “publiek”
o Privaat: de domeinen waarin het individu autonoom kan handelen en oordelen; waar
geen collectieve inmenging of sturing nodig of gewenst is.
o Publiek: de domeinen van sociaal leven waar mensen elkaar ontmoeten (scholen,
gemeente, werkvloer,…) en waar ter wille de organisatie van dat samenleven, collectieve
beslissingen moet worden gemaakt.
o Impliceert:
1. Dat persoonlijke ervaringen worden gelinkt aan bredere structurele uitdagingen of
obstakels die meerdere leden van de gemeenschap raken.
2. Het probleem overstijgt het individu; wat collectieve besluitvorming/sturing nodig maakt.
Vb. Eenzaamheid kan worden gelinkt aan collectieve processen waaronder: Individualisering van
de samenleving, toename van éénoudergezinnen, etc.
o De-politisering: het ‘politiek karakter’ van iets wegnemen.
Inperking van de reikwijdte
Vb. éénkindspolitiek in China of seksisme maatschappelijk debat strafrechtelijk gevolg seksisme.
1.2.3 vormen en regimes
De politieke regimes;
3
, Democratische en autoritaire regimes
o Democratische regime: de macht tijdelijk en verspreid over verschillende groepen.
Er staat niet één persoon aan de macht; deze wordt ook herverdeeld om de zoveel jaar.
o Autoritair regime: er is één persoon met alle macht die dusdanig ook de regels maakt.
Er wordt amper of nooit rekening gehouden met het welzijn van de bevolking.
Unitaire en federale staat
o Unitaire staat: alles wordt bestuurd uit één centraal punt, alle regels die gemaakt worden
gelden voor iedereen in het gehele land (bv. Nederland).
o Federale staat niet alles wordt bestuurd uit één centraal punt, per regio zijn er verschillende
regels waarneembaar (bv. België).
Meerderheids- of consensusdemocratieën (variatie in procedures)
o Meerderheidsdemocratie: de helft +1 is nodig om wetten te legaliseren.
o Consensusdemocratie: er wordt rekening gehouden met andere mechanismen, er wordt
gezocht naar een ruime meerderheid.
Unicameraal of bicameraal (variatie in instelling)
o Unicameralisme: er is een systeem waarbij de WM uit één kamer bestaat.
o Bicameralisme: er is een systeem waarbij de WM uit twee kamers bestaat
Politiek in het dagelijks leven verwerkt:
Vb. straatnamen veranderen = politiek Þ actie ondernomen meer vrouwelijke representatie in straatbeeld
Vb. koptekst the Washington post Þ democracy dies in darkness Þ impliceert dat democratie goed is en is
een grote overdrijving. Journalistiek heeft een grote rol in politiek.
Vb. Charlie Chaplin Þ industrialisering Þ lopende band werk Þ decline of the miraculous - modern times =
kritiek op ontmenselijking
1.3 POLITIEKE WETENSCHAP
Politieke wetenschap = politieke gebeurtenissen proberen te begrijpen, verklaren en analyseren.
Hiervoor zijn we gebonden aan wetenschappelijke regels:
1. Intellectuele distantie
Men mag niet deelnemen aan het politiek debat en men mag persoonlijke opinies niet uiten.
o Gevaar van bias (vooringenomenheid)
- Niet perfect neutraal; sociale wetenschappers zijn deel van de wereld die ze bestuderen
- Vraagstellingen en interpretatie van data Þ gedreven door normen, waarden, heersende
opvattingen,…
o Omgaan met bias
- Omarmen van twijfel, rapporteren over ambigue bevindingen
- Reflexiviteit: in vraag stellen van je relatie tot het studieobject
- Positionaliteit: idee dat iedereen een bepaalde positie bekleed in de SL
Þ Kan voor een groot deel bereikt worden door de wet. methode te respecteren
2. Data systematisch verzamelen en analyseren
Vele, bewust ingezamelde waarnemingen
Verschijnselen kunnen zo:
onderling vergeleken worden
in soorten en varianten geclassificeerd worden
Þ Patronen en vergelijkingen: oordelen over een specifiek geval van een alg. verschijnsel
4