Biologie, hersenen en het gedrag
Hoofdstuk 1: evolutie van het zenuwstelsel en gedrag
gedragsonderzoek in de 21e eeuw
• Wat is gedrag?
o Lloyd Morgan’s Canon: “In no case is an animal activity to be interpreted in terms of higher
psychological processes if it can be fairly interpreted in terms of processes which stand lower in the
scale of psychological evolution and development.”
o In lijn hiervan beweerde er een man dat hij zijn paard had leren rekenen. Iedere keer als hij een som
zei, liep het paard naar het vakje met het juiste antwoord. Men dacht dat paarden dus kon
redeneren zoals mensen. Later bleek echter dat dit gewoon kwam doordat zijn paard hem zodanig
goed kende dat die wist wat van hem verwacht werd (via subtiele gebaren kon het paard de
verwachting lezen)
o Moderne interpretatie= men moet eerst proberen specifiek gedrag te verklaren aan de hand van
specifieke leerprocessen in plaats van met redenering en begrip, habituatie en conditionering zijn
verspreid in het dierenrijk
• Gedragsonderzoek in de 21e eeuw
o Gedrag bestaat uit patronen in de tijd, zoals bewegingen, vocalisaties en gedachten
o Dieren vertonen gedrag dat zowel aangeboren als aangeleerd is, de meeste gedragingen zijn een mix
van beide
▪ Vb: voor kruisbekken is eten een gedragspatroon dat aangeboren
is en waarbij weinig ruimte is voor aanpassing via leren, deze
vaste gedragingen worden bepaald door overerving.
▪ Vb: ratten daarentegen kunnen alleen dennenappels eten als ze
dit hebben geleerd van de moeder rat, dit gedrag wordt dus
bepaald door te leren
o De complexiteit van het gedrag van dieren verschilt ster tussen de
verschillende diersoorten:
Eenvoudig zenuwstelsel -> beperkte variatie in gedrag
Complex zenuwstelsel -> ruime variatie in gedrag
• Vergelijkend cognitief onderzoek
o Vergelijkend cognitief onderzoek: er kunnen functionele gelijkenissen zijn in het gedrag tussen
diersoorten, mens spreekt over twee soorten gelijkenissen namelijk homoloog en analoog gedrag
o Bij homoloog gedrag= het gedrag van beide diersoorten geëvolueerd uit
een gemeenschappelijke voorouder
▪ Vb: als men het gebruik van werktuigen bestudeert tussen
mensen en mensapen merkt men dat beiden dit gebruiken, dit
komt door het homologe karakter van het gedrag
o Bij analoog gedrag= het gedrag niet ontstaan uit een
gemeenschappelijke voorouder, maar bijvoorbeeld wel door invloed van
specifieke omgevingsvariabelen en genetische selectie
▪ Vb: het gebruik van werktuigen tussen apen en vogels
daarentegen is het gevolg van analoog karakter
• Intelligentie
o Intelligentie verwijst naar de globale cognitieve capaciteiten, het wordt weerspiegeld in IQ cijfers
, o Men kan ook kijken naar ‘intelligentie dierlijk gedrag’ wat gebaseerd kan zijn op eenvoudige
principes, cognitie is namelijk modulair en onderhevig aan adaptieve specialisatie (= ruimtelijk
geheugen; vb: noten verstoppen op duizend plaatsen en ze nog kunnen vinden na de winterslaap)
o Trap tube test: in de volksmond wordt gezegd dat dieren intelligent
zijn wanneer ze weten hoe een werktuig werkt, door de test is men
erachter gekomen dat dit voornamelijk een soort ‘trail and error’ is
zonder dat de dieren echt beseffen wat ze doen
Visies op hersenen en gedrag
• Aristoteles en het mentalisme (300v.C.)
o Volgens Aristoteles waren ziel en lichaam twee van elkaar losstaande gegevens
o Gedrag werd veroorzaakt door de psyche (de ziel), die bij het overlijden van lichaam verandert
o Hersenen waren niet gelinkt aan gedrag, maar waren het ventilatiesysteem van het lichaam
o Zijn focus ligt bij het mentalisme, binnen de mens bestaan mentale toestanden, zoals gedachten en
overtuigingen, die een eigen oorzakelijke kracht hebben
o Taal en denken staat centraal
o Mechanische bewegingen van dieren zijn geïnitieerd door fantasie, sensatie en verlangen (de
dierlijke ziel)
• Descartes en het dualisme (1596-1650)
o Hij was de eerste die het gedrag aan het lichaam linkt
o Hij gaat uit van het dualisme
o = er zijn twee soorten gedragingen, het automatisch en het rationeel
gedrag
o Het automatisch gedrag= gaat uit van het lichaam en functioneert zoals
een machine
o Het rationeel gedrag= gebeurt door de geest, de geest bevindt zich in de
pijnappelklief of de epifyse (zie foto)
o in de werkelijkheid bepaald deze klier onder andere de dag-nachtcyclus,
Descartes dacht dat deze klier water stuurde die ervoor zorgde dat iets gebeurde
o dit rationele gedrag is afwezig bij dieren, want zonder verbaal aspect kan er geen gevoel zijn, bij
dieren is er enkele het autonome puur actie gedrag
• Darwin en het materialisme (1809-1882)
o Darwin zijn studies baseren zich op het materialisme, hierbij wordt vooral belang gehecht aan bezit
en consumptie
o Gelinkt aan de evolutietheorie van Alfred Wallace en Charles Darwin, beide waren onder de indruk
van de gelijkenissen tussen soorten
o We kunnen menselijk gedrag bestuderen en begrijpen door de genen, hersenen en gedragingen van
verschillende dieren te vergelijken
o Cognitieve capaciteiten tussen mensen en dieren zijn volkomen gelijk, geen enkel verschil in graag
o Hier wordt niet meer verwezen naar de ziel, het gedrag wordt verklaard door de werking van het
zenuwstelsel, dit leidde tot het antropomorfisme
o = Antropomorfisme is het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens: het
tonen of behandelen van andere dieren, goden en voorwerpen alsof ze menselijk zijn qua uiterlijk,
karakter of gedrag
Overige founding fathers
• Thorndike (1874-1949)
o Weerlegde het antropomorfisme door experimenten met katten en kippen, hij stak de dieren in een
doos waaruit ze konden ontsnappen door aan een touw te trekken
o De dieren konden ontsnappen door ‘trail and error’, maar ze hadden nooit echt inzicht in het
ontsnappingsproces
, • Skinner (1904-1990)
o Vertrok vanuit het behaviorisme
o = is een stroming binnen de wetenschapsfilosofie die zich uitspreekt over het onderzoeksdomein en
de onderzoeksmethoden van de psychologie. Het behaviorisme is dus een filosofie achter de
psychologie.
o ‘Behaviorism is not the science of human behavior; it is the philosophy of that science’
o Gedrag wordt hierbij uitgelegd op basis van conditionering en externe stimuli in de omgeving
o Cognitieve of andere interne factoren worden genegeerd
• Tinbergen (1907-1988)
o De basis van zijn studies is de ethologie, hierbij wordt het natuurlijk gedrag van dieren bestudeerd
aan de hand van 4 vragen
▪ Fysiologisch: verklaringen adhv levensverrichtingen van het organisme
▪ Ontogenetisch: verklaringen adhv de ontwikkelingsgeschiedenis van het organisme (zowel
aangeleerd als genetisch bepaald)
▪ Evolutionair: verklaringen adhv gemeenschappelijke voorouders
▪ Functioneel: verklaringen adhv de functies
o Ethologie= of gedragsbiologie is een onderdeel van de zoölogie waarin de studie van het gedrag van
dieren centraal staat
• Gedragsecologie
o Wiskundige modellen om Tinbergen’s vragen over de evolutie van gedrag op te lossen
‘how cognition and behavior are shaped by
natural selection’
Cognitieve revolutie
• Het gedrag is geen studieobject meer op zich, maar het is een venster dat een beeld geeft op cognitieve
processen zoals het geheugen, timing, oriëntatie,…
• Cognitieve ecologie= cognitieve mechanismes worden geïntegreerd in ecologische modellen:
• Antropomorfisme en volkspsychologie
o Men veronderstelt dat dieren denken zoals mensen
▪ Vb: bijendansen om locaties door te geven
o Onderscheid tussen perceptueel en reflexief bewustzijn
o Perceptueel bewustzijn= de stimuli worden geïnterpreteerd
o Reflexief bewustzijn= er wordt gepland, beslist en kennis over kennis opgedaan
o ! Tegenargument: er is geen reden om aan te nemen dat alles wat zich gedraagt als de mens ook
denkt als de mens
, Evolutie van hersenen en gedrag
Evolutie van dieren met zenuwstelsels
• Zenuwnet= een eenvoudig zenuwstelsel met sensorische en motorische neuronen
• Gesegmenteerd zenuwstelsel= zenuwstelsel dat bilateraal symmetrisch en gesegmenteerd is
• Ganglia= structuren die lijken op en functioneren als de hersenen, de ganglia in het hoofd verschillen van
deze in de rest van het lichaam
• Hersenen= enkel het phylum chordata (gewervelde dieren) vertonen de hoogste graag van encephalisatie, zij
vertonen namelijk hersenen (mensen hebben de grootste hersenen in verhouding met hun lichaamsgrootte
Zenuwstelsel van chordadieren
• Zeer verschillend, maar zijn allemaal:
o Bilateraal symmetrisch en gesegmenteerd
o De hersenen en het ruggenmerg zitten in (kraak)been
o Ze hebben een gekruiste organisatie, elke hemisfeer ontvangt info van en stuurt commando’s naar de
tegenovergestelde zijde van het lichaam
o Het verschijnen van complex gedrag bij gewervelden ging hand in hand met de evolutie van de grote
en kleine hersenen ( de grootte, niet de organisatie is veranderd)
Evolutie van humane hersenen en gedrag
• Mensen: leden van de primaten
• Gemeenschappelijke kenmerken
o Uitstekend kleurenzicht
o Ogen vooraan in het aanzicht (dieptezicht)
o Bij vrouwelijke dieren is er meestal één kind per zwangerschap en vereisen kinderen meer zorg
o Grootte hersenen voor complexe bewegingen en sociaal gedrag