1. DE IDENTITEIT VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
Pedagogiek – orthopedagogiek – ortho-agogiek
Pedagogiek = de wetenschap die de opvoeding als object heeft. Het denken over de opvoeding staat centraal.
De praktijk, de dagelijkse opvoeding zelf, wordt pedagogie genoemd.
De pedagogiek richt zich op het ‘normale’ kind en op de problemen die zich voordoen in de dagdagelijkse
opvoeding.
Normale kind = een kind dat zich ontwikkelt volgens het onderzoek dat aantoont hoe een kind zich moet
ontwikkelen. Hoe men verwacht dat het kind zich moet ontwikkelen. Hierover is er wel veel discussie.
De pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding van normale kinderen, ‘Hoe pak ik dat allemaal aan?’.
Orthopedagogiek = de wetenschap die de bijzondere opvoeding als object heeft. Het is een specialisatie van de
pedagogiek.
Letterlijke definitie: het sturen van kinderen op de juiste weg
Gaat onderzoeken welke factoren er belemmerd zijn in het opvoedingsproces.
Welke invloed speelt er bij de persoon zelf mee en wat zijn de invloeden van de omgeving.
De orthopedagogiek kijkt niet meer alleen naar kinderen, maar wordt gebruikt in de ruimere zin van het woord. Het gaat
evenzeer om het ondersteunen van personen om zich optimaal te ontplooien.
ORTHO – PED – AGOGIEK
o ORTHO = recht, juist.
o PED = kind.
o AGOGIEK = leiden.
Ortho-agogiek = Een verbijzondering van de orthopedagogiek en houdt zich specifiek bezig met volwassenen en ouderen.
De orthoagogiek verlaat het domein van het kind en legt meer nadruk op de relatie tussen een begeleider en een
volwassene.
Uitgangspunt: het handelen, begeleiden, ondersteunen bij veranderingsprocessen vertrekt vanuit een meer
gelijkwaardige relatie tussen hulpverlener en cliënt die een andere vorm van verantwoordelijkheid kent.
Onderdelen van de ortho-agogiek:
Community care: de zorg door de gemeenschap, maar ook in de gemeenschap.
Intercultureel werk: wat is belangrijk als je mensen van anderen culturen gaat begeleiden.
Verschil tussen orthopedagogiek en orthopedagogie:
Orthopedagogie = de praktijk. Hierin ga je als opvoeder/ begeleider te werk en ga je de cliënten effectief
begeleiden.
Orthopedagogiek = de theorie. Dit is de theorie, de wetenschap die je moet kennen om de praktijk uit te voeren.
Het theoretische aspect van de hulpverlening.
Verschil tussen algemene en bijzondere orthopedagogiek:
Algemene orthopedagogiek = dit zijn overkoepelende ideeën/termen voor al die personen die vallen onder de
orthopedagogiek. Er wordt gestreefd naar inclusie, iedereen hoort erbij. Het gaat om onderwerpen en problemen
die gemeenschappelijk zijn aan alle beperkingen, handicaps die een algemeen karakter hebben.
Bijzondere orthopedagogiek = hier wordt concreet gekeken naar een specifieke doelgroep, specifieke
problematieken/ beperkingen. Er worden antwoorden geformuleerd eigen aan elk afzonderlijk werkterrein. Vb.:
het verschil tussen leerstoornissen en leerproblemen is een bijzondere variant, omdat er verschillende soorten
leerstoornissen en leerproblemen zijn. Alleen iets opzoeken over de geschiedenis van de doven.
De orthopedagogiek als wetenschap
Orthopedagogiek is een wetenschap omdat wij op de werkvloer, beredeneerd, voorzien van theoretische kennis en reeds
uitgeteste methodieken aan de slag gaan. Het biedt ons een kader waarbinnen wij ons denken en handelen kunnen
1
,aftoetsen. Als praktijkgerichte orthopedagoog word je geacht blijven opzoek te gaan naar deze wetenschappelijke
onderbouw.
De relatie theorie en praktijk:
De orthopedagogiek als wetenschap is onlosmakelijk verbonden met de praktijk en ontleent er zelfs haar
bestaansreden aan. Indien er geen opvoedings- of ondersteuningsaanbod zou zijn, zou er ook geen
orthopedagogiek nodig zijn.
Kenmerken van de orthopedagogiek als wetenschap:
Praktijkkennis: Ons handelen wordt gekleurd door onze eigen voorkennis, ervaringen en intuïtie. Het inzetten van
deze kennis gebeurt vaak onbewust en bestaat uit onuitgesproken en vaak veralgemeende meningen. We
moeten opletten met deze kennis, want dit is iets heel persoonlijk en subjectief. Door te werken in de praktijk ga
je kennis op doen over jouw theorie door met iemand daarover te praten en op die manier kan het zijn dat je een
verkeerd beeld vormt.
Praktijktheorie: praktijkkennis die getoetst is, waar met een kritische blik naar de theorie gekeken wordt. Deze
theorieën zijn gevormd vanuit wat er gezien wordt in de praktijk.
Theoretische kennis: de effectieve theorie. Deze is systematisch opgebouwd, rationeel gefundeerd en navolgbaar.
Een wetenschappelijk theorie geeft een beschrijving van de werkelijkheid, maar valt er niet mee samen.
Evidence-based = gebaseerd op feiten en bewijzen, argumenten waarom iets op een bepaalde manier wordt
toegepast.
Orthopedagogiek = een praktijkgerichte wetenschap
Orthopedagogiek is een praktijkwetenschap omdat het vanuit een nood uit de praktijk als wetenschap is ontstaan.
Volgens Baartman ontleent orthopedagogiek vanuit principieel en historisch standpunt zijn legitimiteit aan de praktijk.
Historisch: de orthopedagogiek is als wetenschap gegroeid uit een praxis van hulp aan ‘afwijkende’ kinderen.
Principieel: orthopedagogiek is een deel van de pedagogiek.
Orthopedagogiek = een dialooggestuurde wetenschap
Het is een dialooggestuurde wetenschap omdat hun verhouding wordt gekenmerkt door dialoog en samenspel. Het is
gesteund op gelijkwaardigheid tussen hulpverlener en cliënt.
Deskundigheidsmodel: wij, als begeleiders, weten wat u nodig heeft, dus u moet maar naar ons luisteren
Dialooggestuurd: degene die het meeste weet over zijn/haar problematiek is de persoon zelf. Vandaar dat er
gewerkt wordt met ervaringsdeskundigheid, omdat deze mensen zelf ervaring hebben of gehad hebben met deze
problematiek → het insiderperspectief. Ieder zijn inbreng is even belangrijk → gelijkwaardigheid.
Orthopedagogiek = een eclectische wetenschap
Het is een eclectische wetenschap omdat het inzichten bestudeert vanuit andere wetenschappen en disciplines vanuit een
eigen wetenschappelijk pedagogisch referentiekader. We gaan verschillende methoden combineren en daaruit de beste
kiezen.
Orthopedagogiek = een integratieve wetenschap
Het samenvoegen van de kaders uit de verschillende wetenschappen zodat ze een nieuw geheel vormen
(integratie).
Uit verschillende randwetenschappen wordt datgene gehaald waarmee men op dat moment de cliënt of het
systeem het best kan ondersteunen.
Gericht op het handelen en bedoeld om verandering teweeg te brengen.
Hermeneutische methoden: methoden die gericht zijn op het begrijpen en niet zozeer opzoek gaan naar
verklaringen. Er wordt niet terug gekeken naar de reden waarom die persoon in die situatie zit, maar we gaan het
eerder proberen te begrijpen.
Holistische benadering: methoden die zich richten op het geheel en niet op het ene of het andere.
Pluralistische benadering: richt zich op theorie en praktijk, op het unieke van elk individu en de context, op het
rationele en het intuïtieve.
Orthopedagogiek = een reflectieve wetenschap
Stilstaan bij wat je doet. Reflecteren over je eigen handelen en op basis hiervan wordt er bijgestuurd waar nodig
Geen vastgelegde manieren/ methoden die je klakkeloos kan volgen
In elke situatie rekening houden met diversiteit aan variabelen
2
,Orthopedagogiek vanuit een internationaal perspectief
De term wordt enkel in Nederland en Vlaanderen gebruikt en recentelijk ook in Zuid- Afrika ter vervanging van de term
geneespedagogiek.
In Frankrijk spreekt men van ‘Education spécialisée’. In de Angelsaksische gebieden heeft men het over ‘Special education’
en in Spanje over ‘Education especiale’. Al deze disciplines omvatten voornamelijk onderwijs gerelateerde thema’s of
kinderen met leerproblemen en beperkingen. Kortom, er is geen algemene term voor orthopedagogiek.
2. DE DEFINITIE(S) VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
Klassieke en moderne definities
In een klassieke definitie staat het ‘afwijkende’ en ‘opvallende’ kind steeds centraal. Volgens deze definities horen
orthopedagogen zich bezig te houden met het beschrijven van het afwijkende of het opvallende. De orthopedagogiek
volgt hierbij een medisch model: het beschrijven van symptomen, het stellen van een diagnose en een behandeling of
verzorging.
Bij moderne definities wordt naar de gehele context gekeken. Het afwijkende kind staat niet meer centraal als
studieobject, maar wel de problematische opvoedingssituatie. Moderne definities → preventie = het verhelpen, maar ook
zeker het voorkomen van bepaalde situaties. Het doel verschuift naar wat het kind nodig heeft. ( Wat kunnen we nu doen
om te vermijden dat deze situaties nogmaals voorkomen?)
Klassieke definitie Moderne definitie
Studieobject (waarover wordt er Het afwijkende Ecologisch perspectief
gesproken) kind De persoon en zijn omgeving
Doel Beschrijven Handelingsgericht, methodisch, hulpverlenen en ook
(waarom bestaat de definitie) preventief
Leerdoel: Het kunnen herkennen van een klassieke/moderne definitie en uitleggen waarom. (Oefening blz. 3-6)
Begrippen:
Deficit-denken = ook wel het beschrijven van problemen, het gebrek aan verder denken in bepaalde situaties. Er
wordt hier meestal gefocust op één aspect en niet verder gedacht aan andere mogelijkheden.
Problematische opvoedingssituatie = wanneer er zich in een gezin problemen voordoen waarbij meestal hulp
nodig is van een derde partij.
Verontrustende situatie = hedendaagse term van een problematische opvoedingssituatie.
Methodisch hulpverlenen = men werkt in verschillende stappen. Men gaat informatie verzamelen en behoeften
en problemen vaststellen. Op deze manier kan men gepaste zorg en ondersteuning toepassen.
Ecologisch perspectief = de persoon én zijn omgeving
Handelingsgericht = het gaat om het vinden van richtlijnen voor het juiste handelen.
Preventief hulpverlenen = hulpverlening met als bedoeling om te voorkomen dat bepaalde situaties zich
voordoen of bepaalde zaken gebeuren.
3. DE GESCHIEDENIS VAN DE ORTHOPEDAGOGIEK
Inleiding
Waarom geschiedenis?
Er zijn nog heel wat overblijfselen van de geschiedenis te zien in het werkveld vandaag. Het is dus belangrijk
dat we begrijpen waar die overblijfselen vandaan komen.
Kinderen die afwijken van het normale zijn van alle tijden.
1. De prehistorie (& - 3500 v.C.)
1.2 (Over)leven in barre omstandigheden
Barre levensomstandigheden.
Sterk geloof in natuurlijke selectie.
3
, Zwakkeren en zieken hadden beperkte overlevingskansen.
o Konden geen bijdrage leveren aan de maatschappij, werden vaak als overbodig beschouwd,
achtergelaten of gedood.
Natuurverschijnselen verklaren aan de hand van een magisch/mystiek kader.
o Oorzaak van ziekten en lijden werd gelegd bij demonische krachten ->geesten die men had beledigd.
Rotsschilderingen met bezweringsrituelen.
Archeologische vondsten toonden aan dat er in sommige gevallen wel zorgend gekeken werd naar
stamleden met gedrags- en bewustzijnsstoornissen.
Bescherming van de gemeenschap.
Schedels van kinderen met waterhoofdje -> werden in gemeenschapsverband verzorgt -> vondst getuigt van
respect voor de menselijke waardigheid.
Er werden ook veel schedels met schedelboringen gevonden à pogingen om mens te genezen -> geesten
laten ontsnappen uit lichaam
1.2 Van de prehistorie naar vandaag
Natuurlijke selectie is nog steeds aanwezig à er zijn nog steeds mensen die in barre omstandigheden leven.
Vb. armoede.
o Meer ernstige en chronische ziekten.
o Gemiddelde bereikte leeftijd is lager.
o Hoger sterfte risico.
o Preventie minder effectief.
o Grotere kans op ziekenhuis opname bij kinderen.
Mensen uit ontwikkelingslanden.
2. De oudheid (3500 v.C. - 3 500)
2.1 Streven naar perfectie -> selectie
Maatschappelijke selectie:
o Beperking van aantal geboortes omwille van economische en demografische redenen:
Landbouwopbrengsten.
Beklemmende bevolkingsdichtheid.
Niet voldoende voeding voor iedereen DUS maatschappelijke selectie.
Ongewenste pasgeborenen doden of te vondeling leggen, …
o Kinderen met een beperking (lichamelijk of verstandelijk) werden als een onheilspellend teken van
de toorn der goden gezien.
Offers brengen om zich te verzoenen met de goden.
o Eugenetische rol om ongewenste kinderen ‘weg te werken’.
Burgers werden wachters of de kalokagathia.
Dragers van Grieks stadsideaal:
o Perfecte schoonheid -> lichamelijke mooie, krachtige en moreel edele
mensen.
o Evenwaardige kinderen voortbrengen.
o Kinderen met een handicap tegenpool -> onvolwaardig en nutteloos.
o Misvorming was politieke fout en had ingrijpende gevolgen.
Baby’s met zichtbare lichamelijke defecten:
o Vondeling.
o Gedood.
o Ongewenst
Pater Familias kon beslissen of hij kinderen wou houden ja of nee.
Kinderen -> later pas gebrek gesignaleerd:
o Mochten blijven leven.
o Discriminatie.
o Spot.
o Minderwaardig.
Beeldvorming was niet enkel negatief.
4