Kato Planckaert
FILOSOFIE
H1: DE OORSPRONG VAN FILOSOFIE
CITATEN
- Ken uzelf (Thales de Milete)
- De wereld is een getal (Pythagoras)
- Zijn en kennen zijn hetzelfde (Parmenides)
- Alles vloeit (Herakleitos)
INLEIDING
Filosofie begint met verwondering (Plato)
o De verwondering is de bron van onze zoektocht om te begrijpen wat er zich voordoet in
onszelf en de wereld.
OMSCHRIJVING EN INDELING VAN DE FILOSOFIE
Etymologie: Filein en Sophia
- Griekse Filein: ‘houden van’
- Sophia: (godin van de wijsheid)
Oorsprong: 2 visies:
1. Filosofie is zo oud als de mensheid
2. Filosofie is ontstaan in een bepaalde periode in een bepaalde regio
MYTHOS
Voorvaderen Shiva – Shakti
VAN MYTHOS NAAR LOGOS
In dit OLOD richten we ons voornamelijk op westerse filosofie, die ontstond in de stadstaten rond de
Egeïsche zee in de 6de eeuw v.C.
Dit ontstaan van die westerse filosofie wordt beschreven als de overgang van mythos naar logos.
Van een wereldbeeld gebaseerd op mythen naar een wereldbeeld dat haar fundering zoekt in
een meer rationele verklaring.
Nieuwe manier van denken en verklaren dan traditionele eerder mythische verklaringsmodellen
1
,Kato Planckaert
- Natuur wordt uit de natuur verklaard
- Groter belang van zintuigelijke observatie
Hoe is deze sprong in het ‘denken’ te begrijpen?
- Overgang ging samen met verstedelijking en daardoor botsing van modellen?
Dichter Xenophanes reflecteert over de vraag hoe we zo verschillen in visie over de goden:
“als dieren handen bezaten zoals de mensen, zouden de paarden de goden als paarden afbeelden, de
ossen als ossen. De Ethiopiërs maken hun goden zwart met stompe neuzen; de Thraciërs zeggen dat de
hunne blauwe ogen en rood haar bezitten. In werkelijkheid hebben de mensen nooit iets over de goden
geweten en zullen dat ook nooit weten”
LOGOS IN HET OOSTEN
In het Oosten ontstonden ook nieuwe filosofische zienswijzen:
India
Upansihaden, Boeddha, Mahavira
China
Confucius en Lao Tzu (Taöisme)
FILOSOFIE TUSSEN RELIGIE EN WETTENSCHAP
De filosofie bevindt zich volgens de Crescenzo tussen religie en wetenschap.
Francis Bacon gaf de aanzet tot de ontwikkeling van de zogenaamde wetenschappelijke methode en
lanceerde de begrippen inductie en experiment.
(beide vormen de basis v/d wetenschappelijke methode, die zou uitmonden in de natuurwetten
van Newton)
1. Wetenschap bestudeert op systematische wijze de ‘objectieve’ verschijnselen of fenomenen
a. Domein: de materiële (waarneembare) werkelijkheid
b. Natuurfilosofie werd fysica (1543: Copernicus en Vesalius), later ook andere
natuurwetenschappen en sociologie/psychologie
c. Ratio (rede, verstand) en empirie (zintuiglijke waarneming)
2. Religie zoekt naar iets absoluuts en biedt troost en zingeving
a. Domein: zingeving, waarden, bewustzijn
b. ‘voorbij’ zintuigen en verstand
2
,Kato Planckaert
DRIE GROTE VRAGEN EN DOMEINEN
De vragen van Immanuel Kant
Wat kan ik weten (ons denken)
Wat moet ik doen (ons handelen (ethiek en sociale filosofie))
Wat moet ik hopen (onze verwachtingen)
Deze 3 vragen kunnen volgens Kant teruggebracht worden tot één vraag: Wat is mens?
Indeling van Luc Ferry
Kennis: werkelijkheid / objectieve feiten
Ethiek: rechtvaardigheid
Wijsheid: heil of geluk / de manier waarop we in het leven staan
HET HUIS VAN DE FILOSOFIE
HET HUIS VAN DE FILOSOFIE: ZIJN, BEWUSTZIJN, MENS
Je kan de filosofie het beste indelen a.d.h.v. het soort vragen dat men stelt.
1. Ontologie: vragen over het zijnde (dat wat is / feiten)
- Feiten kunnen opgedeeld worden in wereld, bovenwereld en mens.
1.1. Kosmologie: werking van de kosmos / Physis (de natuur / krachten binnen die natuur
Vanaf Newton ontstaan de natuurwetenschappen (fysica of natuurfilosofie, scheikunde, biologie,
…)
1.2. Metafysica: aard van en orde achter de fenomenen
Wanneer dit principe God genoemd wordt, spreekt men van theologie.
1.3. Wijsgerige antropologie stelt zich vragen over de aard, de status en de plaats van de mens
De in de 18de eeuw ontstane sociologie bestudeert de mens in zijn sociale context, de psychologie
bestudeert de mens als geestelijk wezen, de culturele antropologie de mens als cultuurwezen, de
agogie de mens als (be)handelend wezen.
HET HUIS VAN DE FILOSOFIE: DE DRIE GROTE WAARDEN
HET WARE / WAARHEID
1. De epistemologie of kennisleer houdt zich bezig met de vragen over waarheid en kennis.
Voorbeelden van zulke vragen zijn: ‘wat is kennis?’, ‘wat is waarheid?’, ‘wat is het verschil tussen
3
, Kato Planckaert
waarheid en mening?’
2. De logica houdt zich bezig met de vraag: ‘wat is geldig redeneren’. In de 20ste eeuw ontstonden de
wetenschapsfilosofie, de taalfilosofie en de bewustzijnsfilosofie als aparte takken van de
kennisleer.
3. De wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met de grondslagen van de kennis van de afzonderlijke
wetenschappen. Methoden, grondstellingen, begrippen en doel worden hier verhelderd en aan
kritisch onderzoekt onderworpen.
4. De taalfilosofie behandelt het ontstaan, de ontwikkeling, de betekenis en de functie van de taal.
HET GOEDE EN HET RECHTVAARDIGE
1. De ethiek onderzoekt het goede. Ze vraagt wat goedheid en rechtvaardigheid is, of en hoe het
goede kan gefundeerd worden, of normen en waarden een universele grond hebben, dan wel
relatief zijn aan de mens en cultuur.
2. Toegepast op de maatschappij vertaalt de vraag naar het goede zich in de vraag: ‘hoe dient een
rechtvaardige maatschappij te worden georganiseerd?’ Dit soort vragen behoort tot het domein
van de politieke en/of sociale filosofie.
3. Ook de rechtsfilosofie is een apart vakgebied: daarin wordt o.a. de vraag gesteld naar de aard en
de oorsprong van recht en haar verhouding tot ethiek.
HET SCHONE
1. De esthetica houdt zich bezig met de vraag naar wat schoonheid en wat kunst is
2. Afgeleide deelgebieden zijn de kunst- en cultuurfilosofie.
DE PRÉOCRATISCHE NATUURFILOSOFIE
De filosofie van voor Socrates
Het meeste wat we over die mensen weten, werd overgeleverd door geschiedschrijvers of door latere
filosofen zoals Aristoteles.
Deze pre-socratische filosofen hebben de eerste stappen gezet naar een nieuw soort denken.
- Vragen waren kosmologisch geïnspireerd
- Gingen op zoek naar de oorsprong van de kosmos en naar de principes van verandering.
1. 6de – 5de eeuw v.C.
2. Rond Egeïsche Zee (o.a. Milete)
3. Vraag naar de aard van de kosmos (kosmologie)
a. Wat is het eerste beginsel (archè)?
4