WIJSBEGEERTE EN ETHIEK
1. INTRODUCTIE
1.1 FILOSOFIE AAN KULEUVEN
Viervoudig nut van filosofie:
1. Verheldering van wetenschappelijke concepten
2. Kritische evaluatie van wetenschappelijke aannames en methoden
3. Formulering van nieuwe concepten en theorieën
4. Bevordering van dialoog tussen zowel verschillende wetenschappen onderling als wetenschap en
maatschappij
1.2 WIJSBEGEERTE EN ETHIEK
Inhoud: deze cursus biedt geen historische inleiding op de wijsbegeerte, maar bespreekt filosofische denkers en
stromingen uit de moderniteit die relevant blijven voor een kritische kijk op de hedendaagse beoefening van
wetenschap, ethiek, politiek, en ten slotte economie. Dit gebeurt met het oog op actuele maatschappelijke
kwesties, concrete ethische dilemma’s en existentiële levensvragen.
2 pijlers:
1. Filosofie voor economisten
2. Nadruk op ethiek
3. Lesschema en Examen
1.3 LESSCHEMA EN EXAMEN
Alle studenten Economische wetenschappen
Dinsdag, 18-20u Donderdag, 14-16u
1 28/09: Introductie /
2 05/10: Logica /
3 12/10: Verklaring /
4 19/10: Rationaliteit /
5 26/10: Causaliteit /
6 / 04/11: Waarheid
7 09/11: Ethiek /
8 16/11: Hedonisme 18/11: Desire Theory
9 23/11: Consequentialisme 25/11: Religie, Natuur en Egoïsme
10 30/11: Deontologie 02/12: Sociale Contract Theorieën
11 07/12: Deugdenethiek 09/12: Zorgethiek en Objective Lists
12 14/12: Moreel relativisme 16/12: Moreel nihilisme
13 21/12: Moreel objectivisme 23/12: Vragencollege
1
,Examen:
• Type: examen tijdens examenperiode
• Evaluatievorm: schriftelijk
• Vraagvormen: meerkeuzevragen, open vragen
Hoe te leren?
• Concepten kennen
• Argumenten begrijpen
• Leerstellingen kunnen uitleggen
1.4 WAT IS FILOSOFIE?
Verschillende betekenissen:
• Mening of denkwijze
• Levens- of wereldbeschouwing
• Studie van algemene beginselen
Griekse philosophia:
• Gr. Philein: houden van, verlangen naar
• Gr. Sophia: wijsheid, inzicht
→ Filosofie als (radicaal) kritische reflectie over…
3/4 klassieke subdisciplines:
• METAFYSICA/ ONTOLOGIE: zijnsleer
Wat betekent het dat iets bestaat?
• EPISTEMOLOGIE: kenleer
Wat is (wetenschappelijke) kennis?
• ETHIEK: zedenleer
Wat is goed of juist handelen?
• LOGICA: redeneerkunde
Wat zijn geldige redeneringen?
Plato: “Dit gevoel van verwondering toont aan dat je een filosoof bent, want verwondering is het enige begin
van filosofie.”
Aristoteles: “Mensen zijn voor het eerst begonnen met filosoferen – en doen dit ook nu nog – omdat ze zich
verwonderen. In het begin werd hun verwondering gewekt door bevreemdende dingen rondom hen, daarna
gingen ze geleidelijk verder en stelden ze vragen over grotere kwesties, zoals de gestalten van de maan, de
posities van zon en sterren en het ontstaan van het heelal.”
→ VERWONDERING als begin én beginsel van de filosofie
2
,4. Wat is Filosofie?
Kenmerken:
• Houding
– Afstand, twijfel, vragen, nuance
Spanning
• Oogmerk
– Streven naar inzicht, samenhang, theorieën
• Instrumentarium
– Intuïties, gedachte-experimenten
– Rationele argumentatie, logische analyse
Historische evolutie:
• Oudheid: filosofie vs. mythologie
• Middeleeuwen: filosofie vs. religie
• Moderniteit: filosofie vs. wetenschap
1.5 VERHOUDING FILOSOFIE-ECONOMIE
Uiteenlopende disciplines, maar ook overlap:
• Gelukseconomie (‘hapiness economics’)
• Formele ethiek (‘formal ethics’)
Veel bekende economen ook filosoof: David Hume, Adam Smith, John Stuart Mill, Karl Marx, Amartya Sen
Dichotomieën:
• Feiten vs. waarden
• Descriptief vs. normatief
• Observatie vs. speculatie
→ Economische wetenschap vs. filosofische theorieën
Nuance:
• Economie kan niet helemaal zonder waardeoordelen
• Economie onderzoekt ook zaken die niet observeerbaar zijn
1.6 THEMA’S VAN DE CURSUS
• Logica
1. WETENSCHAPPELIJKE THEORIEVORMING
• Verklaring
• Rationaliteit
• Causaliteit
2. MOREEL HANDELEN
• Waardenleer
• Normatieve ethiek
• Meta-ethiek
3
, 2. LOGICA
2.1 REDENEREN
Redeneren vs. argumenteren:
• Redenering: een aaneenschakeling van beweringen waarbij één bewering (de CONCLUSIE) afgeleid
wordt uit één of meerdere andere beweringen (de PREMISSEN).
o Activiteit: monologisch → op zich
o Doel: intrinsiek → iets afleiden
o Valt binnen LOGICA
• Argumentatie: is een aaneenschakeling van beweringen waarbij één bewering (het STANDPUNT)
ondersteund wordt door één of meerdere andere beweringen (de ARGUMENTEN).
o Activiteit: dialogisch → voor of tegen iets
1. Redeneren o Doel: extrinsiek → overtuigen
o Valt binnen de ARGUMENTATIELEER
Redeneren vs. argumenteren:
Goede (deugdelijke) argumentatie veronderstelt:
• Goede (deugdelijke)
• Structuur:
argumentatie veronderstelt
goede (geldige) redenering
– Structuur: goede (geldige)
Kwestieredenering
van VORM
• Kwestie van vorm
• Context: revelante standpunten/ argumenten
– Context: revelante Kwestie
standpunten/argumenten
van INHOUD
• Kwestie van inhoud
Argumentatieleer
Logica
Ontstaan:
• ARISTOTELES (384-322 v.C.)
o Analytiek: onderzoek naar opbouw en geldigheid van redeneringen
o Dialectiek: methode om uitgaande van het aanvaardbare discussies te voeren en
drogredenen te ontmaskeren
• Late oudheid: Aristoteles’ logische werken = WERKTUIG
Hoe herken je een redenering?
• Redeneringsindicatoren:
o PREMISSEN: immers…, omdat…, aangezien…, vermits…, enz.
o CONCLUSIE: dus…, daarom…, daaruit volgt…, enz.
• Inferentieel verband: conclusie wordt afgeleid uit premisse(n)
Voorbeelden:
o ‘Er is sprake van inflatie, want de prijzen stijgen. Als dat laatste gebeurt daalt de waarde van
ons geld.’
o ‘De vraag naar het product is gestegen. De prijs zal daarom ook stijgen, daar het aanbod gelijk
blijft.’
4