Communicatie
Communicatie = proces waarbij een zender, door middel van een kanaal, tekens en
signalen, gegevens tracht ter beschikking te stellen van een ontvanger met de intentie
deze door hem te laten verwerken tot informatie met een ( door de zender ) bedoelde
betekenis. ( def van Guido Fauconnier )
Zender moet boodschap gaan coderen zodat ontvanger kan decoderen en gaan kijken
hoe deze moet geïnterpreteerd worden.
Wie, met welke boodschap, met welk effect, met wie?, met welk medium? ( lasswell
formule )
Coderen= omzetten van gedachten & gevoelens in woorden, lichaamstaal of beelden.
Het omzetten in waarneembare tekens.
Decoderen= omgekeerd proces van coderen. Men krijgt aantal tekens en of symbolen
binnen & moet daar een betekenis aan geven.
Coderen en decoderen zijn ingewikkelde processen. Codes die we in communicatie
gebruiken, zijn minder 1 duidig dan we vaak aannemen. Bv dialect of hoe bepaalde
beelden in mensen hun hoofd zitten -> auto in klei maken, ik zet dingetjes erop en
mama haalt deze eraf omdat zij een ander beeld van een auto heeft.
4 leermomenten:
1) hoe zet ik via tekens iets van binnen om in iets van buiten? Een boodschap.
2) hoe maak ik ‘iets’ tot effectieve boodschap? Hoe breng ik dat over naar de ander?
3) hoe kan ik tekens halen uit de communicatie van anderen?
4) hoe vertaal ik die tekens in de boodschap?
Proces: idee ,emotie, gedachten,… -> vertaling ( coderen) -> overdracht -> vertaling
( decoderen ) -> idee, emotie, gedachten
4 vormen van ruis.
1) Psychologische ruis (leefwereld ) = lawaai inde omgeving maakt spreken en
luisteren moeilijk.
2) Fysiologische (eigen lichaam ) ruis = betrekking op lichamelijke barrières bij zender
of ontvanger. Bv gehoorproblemen.
3) Fysieke ruis (omgeving ) = vooroordelen en stereotypen die de communicatie
belemmeren. Te maken met subjectieve ingesteldheid van de ontvanger als uniek
persoon met zijn eigen ervaringen, herinneringen, gevoelens,… deze vorm van ruis
is niet te onderschatten.
4) Semantische ruis (taal). = ontstaat primair met taal zoals dialect,…
, Ruis = iedere storing van de boodschap.
Binnenkant zoveel mogelijk overeenstemmen met buitenkant.
Circulair model van Osgood & Schramm kennen ( process van communicatie)
Bij intermenselijke communicatie moeten we gegevens van binnen onszelf naar
buiten brengen.
Deze moeten we omzetten in tekens die aan de buitenkant voor iedereen zichtbaar
en te begrijpen zijn.
De ontvanger gaat de informatie dan gaan interpreteren met zijn binnenkant.
Hierdoor is het belangrijk dat je navraagt bij de zender of je de boodschap goed
begrepen hebt.
Dus 2 problemen:
1) Zender moet binnenkant naar buiten brengen
2) Ontvanger moet buitenkant van zender gaan interpreteren.
3 hoofdcategorieën basisvaardigheden:
1) Luistervaardigheden = laat in eerste plaats merken aan de ander dat er naar hem
geluisterd wordt. In tweede plaats dat het verhaal of probleem verhelderd
wordt.
2) Regulerende vaardigheden = vooral van belang om ervoor te zorgen dat een
gesprek in goede banen geleid wordt.
3) Zendervaardigheden = essentieel om ervoor te zorgen dat de boodschap zoals
bedoeld ook bij de ander overkomt, ook in moeilijke omstandigheden.
De 3-sporencommunicatie
Gebruik van meerdere communicatiekanalen kan leiden tot 2 soorten ‘dubbele
boodschap’: congruente en discongruente boodschappen.
2
, 55% lichaamstaal
38% verbale communicatie
7% paraverbale communicatie
Desmond Morris -> binnen onze cultuur hebben we codesysteem ontwikkeld
van non-verbale communicatieve uitingen. Deze verschillen echter van
cultuur tot cultuur
1) Verbale communicatie (welk woord gebruik ik? )
2) Paraverbale communicatie (hoe gebruik ik dat woord?)
3) Non-verbale communicatie (hoe gebruik ik mijn lichaam?)
Doel = vormen of onderdelen benoemen en suggesties geven voor efficiëntere
communicatie.
Verbale communicatie -> belang van ‘gepaste’ taal -> kleutertaal, elderspeak,
genderinclusief taalgebruik, dekolonisatie,…
Kan men opsplitsen in mondelinge en schriftelijke communicatie
Objectief/waarneembaar taalgebruik.
Mensen baseren zich op onze taal om ons te begrijpen.
Belangrijk is om zo objectief mogelijk te communiceren ( in termen van gedrag)
Min-taal -> verwijst vaak naar het verleden, naar niet-gewenst gedrag, vaak
veralgemeningen & zegt ook niet expliciet de verwachtingen.
Plus-taal -> verwijst naar de toekomst, beschrijft gewenst gedrag, bevordert onderlinge
interacties & te verkiezen boven min-taal.
Paraverbale communicatie -> spreken = gebruik maken van objectieve taal door
individuele taalgebruiker. Woord kan niet losgezien worden van degene die spreekt. De
persoon doordrenkt de taal met intonatie, mimiek & gevoelens. Taal dus op subjectieve
manier gaan gebruiken.
Doel -> trachten verbale taal te ondersteunen of versterken.
Expressieve factoren -> stemvolume, toonhoogte, articulatie, nadruk, stemkwaliteit,
melodieusheid, spreektempo, ritme & dialect.
Spreken
Manier waarop iemand spreekt in hoge mate het contact met anderen bepalen.
Meestal gebruiken we spraak onbewust. Het kan echter ook problemen en
frustraties oproepen en daarmee de effectiviteit van de communicatie
verstoren.
Spraak is als communicatiemiddel, een uiterst belangrijk middel voor het
overbrengen van informatie. Het geeft ook de mogelijkheid een situatie te
3