SOCIALE PSYCHOLOGIE VAN DE AFFECTIEVE PROCESSEN
Hoofdstuk 1 – Introductie sociale psychologie
1. Wat is sociale psychologie?
Wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop
gedachten, gevoelens, en gedragingen worden beïnvloed
door anderen
Die fysiek aanwezig zijn
Die in gedachten aanwezig zijn ( = bewust aanwezig)
Die geïmpliceerd zijn (= minder bewust aanwezig)
o bv opvoeding : goede punten halen, diploma belangrijk etc som van impliciete
herinneringen, opinies etc. die je beïnvloeden
Voorbeelden van gedragingen waaraan de sociale omgeving geen bijdrage heeft:
- pijn
- niezen
- reflexen (knipperen,…)
Wordt snel duidelijk dat gedrag dat niet sociaal beïnvloed is, zeer beperkt is
Populair geworden na WOII (holocaust etc.) mensen waren gechoqueerd door wat de mens toe in
staat is men ging onderzoeken hoe dat menselijke gedragingen tot stand komen
- Ze werkten vooral met experimenten om causaliteit aan te tonen
- Laatste decennia meer onderzoek via vragenlijst/observaties/… experimenten hebben iets
heel artificieel en beperkt want je leeft je leven niet in een labo
2. Methoden in sociale psychologie
- Experimenten
Afhankelijke variabele (AV): uitkomstmaat
o Bij elke studie minstens 1 AV & 1 of meerdere OV
Onafhankelijke variabele (OV): verklarende variabele (bv bij manipulatie, condities)
o OV wordt geïnduceerd door de onderzoeker (brullen in oor daarna kijken als
conditiegroep even vriendelijk is)
Storende variabelen (‘confound’): variabele die mee verandert met de OV, zodat het unieke
effect van de OV niet meer te bepalen is
o zoveel mogelijk uitsluiten door de rest constant te houden (heel moeilijk)
o Belang replicatie = andere onderzoekers exact hetzelfde experiment doen met
zelfde variabelen die exact zelfde resultaten zouden moeten behalen
o Bv: geslacht Idealiter elk experiment een vrouwelijke en mannelijke MW
Toevallige toewijzing van participanten aan condities: In experimenten heb je een neutrale
conditie nodig groep die compliment/kritiek heeft gekregen VS. groep die geen
compliment/kritiek heeft gekregen
1
, Interne validiteit (zie voorbeeldexperiment ppt college 1)
o Bv: Is hulpvaardigheid meetbaar door het aantal papieren dat men raapt? Laten
complimenten/kritiek een persoon wel effectief beter/slechter voelen?
Externe validiteit : Mate waarin resultaten kunnen worden gegeneraliseerd en toegepast in
andere contexten
o Bv: vragenlijst leiderschap zal die person die bv. goed scoort ook effectief voor
een groep een goede leider zijn?
- Labo-experimenten
Hoge interne, lage externe validiteit
Gevaar op demand karakteristieken (= hoe je precies moet gaan gedragen in
bepaalde situaties), beperking van spontaan gedrag (“subject effects”)
Bv: Zimbardo prison experiment
- Veldexperimenten
Lagere interne, hoge externe validiteit
Minder controle op storende factoren
Bv. jeugdkamp Sherif / CILS volgorde vragenlijsten
- Survey onderzoek / vragenlijsten
Bijvoorbeeld: discriminatie ervaringen van moslims in # Europese steden
In welke mate ervaren zij discriminatie en in hoeverre is dat op grond van hun religie?
Discriminatie, gender en religie zijn niet zomaar te
manipuleren
Ervaring, voorlopers en gevolgen van reële situaties
onderzoeken
Correlationeel
- Archiefonderzoek
Onderzoek naar culturele producten of naar maatschappelijke ontwikkelingen.
Bijvoorbeeld:
Of culturele producten samenhangen met gedrag, bv.
vormen/weerspiegelen kinderboeken het emotionele repertoire?
(Boiger et al., 2013)
o Schaamte kwam maar in 1/10 kinderboeken voor in de VS,
hier in 1/3 kinderboeken
Of ontwikkelingen op grotere schaal samenhangen met gedrag, Bv.
Hangt inkomensherverdeling samen met geluk? (Oishi et al., 2011)
Laat toe de buitenste schil (reële sociale context) te
bestuderen & mogelijke invloed ervan op mensen
2
,- Interviews en focusgroepen
Bijvoorbeeld: Wat is het discours van alledaags racisme?
Hoe praten mensen uit een gemengde wijk in een grote stad over etnische minderheden? Hoe
construeren zij racisme in dagelijkse conversaties? (Verkuyten, 1997)
Belangrijk hier is dat men gaat kijken naar hoe men taal gaat maken om die inhoud te genereren
Diepgang
Reële situaties
Vaak kleine steekproef
Invloed ‘experimenter’?
- Case studies
Volgen van een individu of een groep om een bepaalde omstandigheid of gebeurtenis te beschrijven
Bijvoorbeeld: Wat beweegt mensen om zich aan te sluiten bij een fascistische beweging? Hoe denken
zij over de wereld?
Reële situaties
Diepgang
Niche (slecht enkele individuen worden gevolgd)
Ongebruikelijke onderzoeksmethode in de sociale psychologie
- Observatiestudies
Bijvoorbeeld: Koppelinteracties
Welke koppelinteracties voorspellen tevredenheid met de relatie? Hoe ziet een goede relatie eruit?
(zie les emoties)
Interacties tussen mensen, zowel verbaal als non-verbaal gedrag
Welke methode kiezen?
Elk sterktes en beperkingen
Keuze afhankelijk van onderzoeksvragen
Bewust zijn van wat wel en niet te concluderen valt
Combinatie van verschillende methoden om beperkingen op te vangen
Voorbeeld: Radicalisering en terrorisme (zomerkamp Noorwegen/Zaventem)
Hoe zou je dit bestuderen vanuit een sociaal psychologische blik? Interview & casestudie zullen
goede methoden zijn gezien de diepgang deze bieden
3
, 3. Ethische aspecten van onderzoek
- Dataverzameling
Misleiding – zo weinig mogelijk, soms nodig voor gewenst effect van een onderzoek.
o Misleiding volledig uitleggen en verantwoorden
Informed consent – soms opnieuw na misleiding
Debriefing
Effecten van manipulatie ongedaan maken
Aandacht welzijn: begeleiding of waar kan iemand terecht?
Vb: APA richtlijnen, ethische commissie
- Data rapporteren
Onderzoeksfraude: data uitvinden, veranderen
Fout weergeven van procedures, resultaten
4. Verklaringsniveaus
Al deze niveaus van verklaring zijn waar en relevant.
Reductionisme = als je probeert het hele fenomeen terug te brengen tot één enkel niveau van
verklaring
4