INLEIDING
Geen ceisuur, geen giscorrectie → meerkeuze 20 vragen
KLASSIEKE THEORIEËN
De meeste grote klassieke theorieën vertrekken vanuit een universele benadering: fundamentele psychologische processen en
psychologische processen en kenmerken die gelden voor alle mensen, of hoe mensen in het algemeen kunnen beschreven
worden.
Persoonlijkheidspsychologie gebaseerd op verschillende analyseniveaus, bevat klassieke theorieën die meer gericht zijn op het
universele, MAAR waar liggen de verschillen bij groepen/ individuen?
HEDENDAAGS ONDERZOEK NAAR DE PERSOONLIJKHEID
Legt meestal (in tegenstelling tot de klassieke theorieën) de nadruk op individuele en groepsverschillenindividuele en
groepsverschillen (=> niet universeel)
Elke onderzoeker vertrekt vanuit zijn eigen perspectief. Elk van de bestaande perspectieven omvat delen van de waarheid. Elke
onderzoeker is waardevol vanuit eigen perspectief, maar geheel heeft verschillende perspectieven nodig die geïntegreerd zijn.
Uit verschillende kennisdomeinen samen komen om onderzoeksvragen te beantwoorden.
KENNIS DOMEINEN (6)
In een gespecialiseerd gebied binnen de wetenschap van de psychologie van waaruit psychologen zich richten op het leren over
specifieke en beperkte aspecten vd menselijke natuur.
Integratie nodig om “volledig beeld” vd persoonlijkheid te krijgen.
EXVR: voorbeeld onderzoek geven en de vraag is bij welk kennisdomein het best aansluit.
DISPOSITIONELE DOMEIN
De aandacht wordt vooral gericht op manieren waarop individuen verschillend zijn van elkaar. Dit domein doorkruist daardoor alle
andere domeinen.
Centrale doel is om fundamentele disposities te identificeren (meest belangrijke manieren waarop individuen verschillend zijn).
Hoe zijn individuen verschillend van elkaar in termen van disposities? Oorsprong van individuele verschillen? Ontwikkeling id tijd?
Trekken worden bekeken, kan je ook in andere kennisdomeinen toepassen (hangt het samen met bijvoorbeeld emoties)
BIOLOGISCHE DOMEIN
Mensen zijn id eerste plaats verzamelingen van biologische systemen.
Die systemen zijn de bouwstenen voor gedrag, denken en emoties = centrale onderwerp genetische basis persoonlijkheid,
fysiologische benadering van persoonlijkheid, evolutionaire benaderingen van persoonlijkheid (adaptatie aan omgeving over
verschillende generaties heen)
INTRAPSYCHISCHE DOMEIN
Mentale mechanismen vd persoonlijkheid, vaak niet op ‘bewust niveau’.
Persoonlijkheidspsychologie: Freud’s klassieke theorie en meer moderne benaderingen vd psychoanalyse (onderdrukking,
ontkenning, projectie etc.); motieven voor behoeften (power, achievement, intimacy)
,COGNITIEVE EN ERVARINGDOMEIN
Aandacht voor cognitie en subjectieve ervaringen zoals bewuste (<-> intrapsycisch, niet bewust) gedachten, gevoelens,
overtuigingen, verlangens. Bevat volgende zaken:
- Zelf en zelfconcept
- Streefdoelen
- Emotionele ervaringen
- Intelligentie
SOCIALE EN CULTURELE DOMEIN
Persoonlijkheid beïnvloedt en wordt beïnvloed dr cultuur en sociale contexten.
Onderzoek naar culturele verschillen tussen groepen (bv nr agressie, in Amerika mag je geweer gebruiken en hier niet)
Individuele verschillen in culturen – Hoe komt persoonlijkheid tot uiting ie sociale context?
DOMEIN VAN AANPASSING
Persoonlijkheid heeft een sleutelrol bij onze manier van ‘copen’ en aanpassen aan gebeurtenissen ih dagelijks leven.
Persoonlijkheid staat in verband met gezondheid en staat in verband met problemen bij coping en aanpassing (als dit niet goed is,
kan je persoonlijkheidsproblemen ontwikkelen = persoonlijkheidsstoornissen)
,TIJD (DISPOSITIONELE DOMEIN)
Persoonlijkheidstrekken over de tijd: stabiliteit versus verandering
Coherentie = trek is stabiel gebleven, maar uiting is verschillend
Bij ouderen worden persoonlijkheidsstoornissen vaak genegeerd bijvoorbeeld een theatrale persoonlijkheid: ouderen
krijgen medische klachten die niet onderbouwd kunnen worden, ipv te zoeken naar een medische oorzaak, moeten we
ook denken aan een persoonlijkheidsstoornis = coherentie
Persoonlijkheidsterm (zoals extraversie) wordt enkel vanaf adolescentie gebruikt
<-> bij een baby spreken we over temperament (zoals energiek)
BELANGRIJKE VRAGEN
Hoe evolueert persoonlijkheid doorheen iemands leven?
Hoe stabiel zijn verschillen tussen mensen doorheen de tijd?
Wat verandert er, wat blijft stabiel?
Kan je van kleins af al in verschillen tussen kinderen, latere verschillen zien in volwassenheid?
Denk terug aan de tijd dat je 12/16 jaar was (tiener, middelbare school)
Wie is helemaal dezelfde persoon als toen?
Wie is totaal een ander persoon als toen?
Sommige aspecten blijven dezelfde, “kern” blijft dezelfde, andere aspecten gaan (soms grote) veranderingen door.
Besluit wat betreft persoonlijkheid: sommige dingen veranderen, anderen blijven.
CONCEPTUELE BEGRIPPEN
WAT IS PERSOONLIJKHEIDSONTWIKKELING?
= de samenhang, consistentie en stabiliteit van eigenschappen van mensen doorheen de tijd EN de wijzen waarop mensen
veranderen over de tijd.
Er zijn veel verschillende vormen van zowel stabiliteit als verandering.
VORMEN VAN STABILITEIT (2)
Rangorde stabiliteit
Je relatieve positie (individu) tov anderen blijft dezelfde doorheen de tijd
lengte (BV ook al heb je na een tijd een groeispurt, als je ooit de kleinste bent zal je dit ook blijven op oudere leeftijd)
agressie
als niet zo: rangorde wijziging, rangorde verandering
Gemiddelde niveau stabiliteit
Bevolking blijft doorheen de tijd op hetzelfde niveau, ook al wordt de bestudeerde populatie wel ouder
BV stabiliteit: gemiddelde niveau van agressie verandert niet (als kind ruzie maken, maar als bejaarde met rolstoel over
tenen rijden)
BV verandering: als mensen ouder worden, worden ze meer conservatief
, Voorbeeld stabiliteit -- Mohandas (Karamchan) Gandhi
- Officieuze leider van geweldloze opstand van Indiase volk tegen Britse koloniale heerschappij
- Eenvoudig, bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als kind en jongvolwassene
- Was een van de grote wereldfiguren en een van de grondleggers vd moderne Indiase staat
- Vaak bij ingrijpende gebeurtenissen, veranderen persoonlijkheidskenmerken – bij hem was dit niet het geval
- Bleef bescheiden, zelfontzeggend, verzoenend als volwassene, ondanks tumultueuze gebeurtenissen rondom hem
- Werd met 3 kogels vermoord in 1948 door fanatieke Hindoe (sloot niet aan bij zijn persoonlijkheid, hij wou verzoening bij
iedereen en niet iemand voornemen)
VERANDERING, 2 DEFINIËRENDE KWALITEITEN
Intern: de veranderingen zijn intern in de persoon, niet uitsluitend id omgeving (ie andere kamer gaan is geen verandering) BV
niet andere omgeving, andere groep mensen, verschillend gedrag, maar intern geen verandering
autoritaire persoonlijkheidsstijl: dominant en agressief tov minderen, onderdanig en meelopend tov meerderen
(als altijd onderdanig, dan is er verandering intern)
Aanhoudend: de veranderingen houden aan doorheen de tijd, zijn niet tijdelijk
BV wel tijdelijk
als dronken, meer extravert en agressief -> drank weg dan is dit voorbij
als gelukkig, uitgelaten
bij slecht nieuws, somber en terneergeslagen
Voorbeeld verandering – Stanley “Tookie” Williams
- Oprichter van de straatbende “Crips” in Los Angeles
- Verantwoordelijk geacht voor verschillende moorden en geweldplegingen
- Gevat en ter dood veroordeeld
- Ook in gevangenis mededader van geweld: gewelddadig, koel, impulsief
- Maar werd vanaf 1992 vreedzaam en werd een grote activist tegen straatbendes en geweld: vredelievend, gewetensvol,
minzaam (oorzaak van verandering onbekend)
- Geëxecuteerd in december 2005
NIVEAUS VAN ANALYSE (3)
Stabiliteit en verandering in persoonlijkheid kunnen bekeken worden op 3 verschillende niveaus
POPULATIE NIVEAU
Veranderingen of constanties (stabiliteit) over de tijd die voor iedereen min of meer gelden
- Seksuele motivatie: neiging tot stijgen tijdens de puberteit bij zo goed als iedereen
- Er is een algemene afname in impulsiviteit en risicogedrag naarmate men ouder wordt
Soms zet trend niet door bij iedereen, kijken nr groepsniveau EN individuele verschillen
Dus: algemene trends -> implicaties id maatschappij zoals autoverzekering op jonge leeftijd die duurder is dan als volwassene
NIVEAU VAN GROEPSVERSCHILLEN (GROEPEN ID POPULATIE)
Veranderingen (of stabiliteit) die anders of specifiek zijn voor bepaalde groepen mensen
- Puberteit: mannen (risicogedrag) en vrouwen (empathie)
- Cultuurverschillen/ etnische verschillen: in Amerika Europese vrouwen risico eetstoornissen, minder risico voor
Afrikaanse vrouwen