We bouwen deze week voort op wat we vorige week hebben gezien, namelijk
die Duitse traditie. Duitsland neemt een ongewone plaats in in het verhaal dat
doorgaans de Westerse historiografie wordt genoemd. We zien in de eerste helft
van de 19de eeuw in de Duitstalige wereld een historisch model naar voren
geschoven worden onder de noemer ‘Historicisme’. Dit zal een reusachtige
impact hebben, eerst binnen Duitsland en later zelfs binnen ieder Westers land.
Er zijn drie kernelementen die het voor elke specialist het startpunt van de
HISTORIOGRAFIE moderne historiografie maken.
De eerste is een niet zo innovatieve, namelijk de enorme nadruk op kritisch
LES 7 – DE VORMING VAN DE empiricisme. Er wordt over het verleden gewerkt aan de hand van een zeer
HISTORISCHE “SOCIAL SCIENCES” TOT CA. rigoureus methodologisch takenpakket (paleografie, diplomatiek, vergelijkende
1980 (1): DE DUITSE TRADITIE tekstfilologie, tijdrekenkunde,…). Een enorm repertoire aan technieken dat
geleidelijk is opgebouwd vanaf de Renaissance en de Verlichting. In de 19 de
eeuw wordt dit door de Historicisten door een coherent pakket vervat, ze
voegen er ook een aantal nieuwe technieken aan toe. Wat er nieuw aan is, is dat
Prof. dr. Frederik Buylaert (VUB)
dit totaalpakket van vaardigheden nu onderwerp wordt van een academische
opleiding. We zien nu ook voltijds betaalde historici, professoren
(professionalisering). De taak van de professoren is tweeledig. Ze moeten niet
alleen vertellen over het verleden, maar vooral ook leren aan hun studenten
hoe ze dat verleden actief moeten aanleren. Het centrale ideaal is dat de
universiteit u niet noodzakelijk veel dingen leert over het verleden, maar wel
dat u aan het einde van de opleiding in staat bent om actief een historisch
probleem te onderzoeken. Dat ideaal van de professionele historicus en het
professioneel historisch onderwijs, dat is een eerste zeer revolutionaire stap die
het Duits Historicisme tot een breukpunt in de Westerse traditie gaat gaan
maken. Het is aan de universiteit van Berlijn dat er in 1810 voor het eerst
geschiedenisprofessoren worden aangesteld. Uiteindelijk zien we in elke
Westerse universiteit die deze naam waardig is uiteindelijk een vakgroep
geschiedenis ontstaan die lesgeven aan hun studenten, doorgaans uit de
middenklasse.
Een tweede belangrijke breuk is ten dele geworteld in de Verlichting.
Het is de claim dat hetgene wat op de universiteiten wordt aangeleerd
,niet zomaar een literaire activiteit is, maar dat geschiedenis zich kan wel een goed idee hebben, namelijk een waardenvrije wetenschap
meten met de wetenschappen (fysica, chemie, wiskunde,…). Sinds de maken van de studie van het verleden, maar dat zij in praktijk hier
Wetenschappelijke Revolutie van de late 17 de eeuw zijn eigenlijk niets van in huis hadden gebracht. Dat zij met de mond een
wetenschappen zich aan het vormen. De stelling van de Historicisten is ideaal belijden dat ze in de praktijk niet kunnen waarmaken. Het
dat ook geschiedenis in dit rijtje thuishoort. De historicus moet net centrale idee erachter van objectiviteit en wetenschappelijkheid weet
zoals de geoloog of fysicus,… objectief zijn. Elk waardeoordeel dat men men te appreciëren als nieuwe leidraad van de academische groep,
koestert moet men buiten uw werk houden, u mag zich er niet door maar de Duitsers maken het zelf niet waar. Voor een deel is dat
laten leiden. De combinatie van objectiviteit met het geavanceerde onbegrip, maar voor een deel is dit ook empirische kritiek op de
kritisch empirisch takenpakket, kan tot kennis over het verleden ideologische of filosofische basis van dat Duitse Historicisme. De
komen die onomstotelijk juist is. Dat pakket slaat overal in als een bom Duitse Historicisten zijn er van overtuigd dat er op basis van Herder
en wordt overal gekopieerd. Overal gaan studenten, of ambitieuze en Hegel één patroon is in de geschiedenis, namelijk de ontplooiing
intellectuele mensen met interesse voor geschiedenis naar Duitstalige van de natie. Overal zijn taalgemeenschappen. Mensen die taal
universiteiten om er te studeren. De grote historici van de 19 de eeuw gemeenschappelijk hebben, hebben ook een bepaalde manier van
gaan allemaal in Duitsland studeren. Het universitair systeem met de denken gemeenschappelijk. Hegel leert ons dan ook nog dat mensen in
welbepaalde ideaal van objectieve wetenschap wordt dan ook overal een bepaalde streek niet alleen op dezelfde manier denken, maar ook
geïntegreerd. op een bepaalde manier het landschap ondergaan en een gedeelde
geschiedenis ontwikkelen. De gedeelde taalervaring en de gedeelde
Tegelijk ontstaat er ook heel veel kritiek, ongenoegen en frustratie historische ervaring maken van een taalgemeenschap automatisch een
over dat Historicisme dat overal wordt overgenomen van de nationale gemeenschap. Dit is een rode draad in de geschiedenis, iets
Duitstalige intellectuelen. In de 19de eeuw leeft het gevoel dat het wat zich zal herhalen tot de hele wereld een lappendeken is van tot
Historicisme veel sterke kanten heeft, maar ook het gevoel dat het niet wasdom gekomen naties. Het eindpunt van dat proces is wanneer elk
compleet is en er aan gewerkt moet worden. Twee grote problemen van die naties zichzelf zodanig scherp hebben gearticuleerd dat ze
van de Historicisme worden aangekaart en zullen de drijfveer worden zichzelf een staat hebben gegeven. Een natiestaat, met instellingen die
van de ontwikkeling van de Westerse historiografie gedurende de 19 de de belangen van die natie behartigd.
eeuw en het grootste deel van de 20 ste eeuw. Tot ongeveer de jaren
1980’ leeft men met de ambitie om het objectief wetenschappelijk
karakter van geschiedenis naar een hoger niveau te tillen dan de Probleem bij veel historici die in de ban zijn van het Historicisme is dat
Duitsers hadden gedaan in de vroege 19 de eeuw. Men wilde die filosofisch-ideologische claim van het Herderiaanse en Hegeliaanse
historiografie ook gaan moderniseren. denken van de Duitsers in praktijk voor hun eigen nationale
geschiedenis totaal niet klopt. België is hier een prachtig voorbeeld.
Wat zijn nu de twee problemen? België is niet bepaald een natiestaat, maar zij aspireert dit wel. België
is een natiestaat die poneert dat het twee taalgemeenschappen
Een eerste probleem is het objectiviteitsideaal. Wanneer dat (NL/FR) gaat fuseren. Dit staat natuurlijk haaks op de filosofie van
historicisme in andere landen dan de Duitstalige wereld zich Herder en Hegel. Dit creëert bij mensen als Pirenne het besef dat het
verspreid, leeft bij heel veel historici de indruk dat de Duitsers op zich gebruik van Herder en Hegel als onomstotelijk wetenschappelijk
, axioma voor historisch onderzoek, dat u daar serieuze vraagtekens bij Historicisme wordt dus overal overgenomen, tegelijk beseft men dat
kan gaan plaatsen. Bij de Britten (Schotten, Ieren, Engelsen) zien we er werk aan de winkel is. Het ideaal is goed, maar in praktijk heeft men
exact hetzelfde. Hun eigen nationale geschiedenis leert hen een nieuw soort geschiedenis nodig. Men beseft dat er moet nagedacht
onmiddellijk dat Herder en Hegel geen gelijk hebben. Hoe ziet de worden over nieuw onderzoek naar het verleden, nieuwe manieren
lange-termijngeschiedenis van die eilanden eruit? In het Zuiden van denken, om dat ideaal te gaan realiseren.
hebben we de Germaanse taal, het Engels. In het Noorden hebben zien
Keltische taal, het Schotse Gaelic. In Ierland zien we eveneens een Een tweede fundamentele probleem dat meteen heel dat Historicisme
Keltische taal, het Ierse Gaelic. Er worden drie talen gesproken. In de in crisis brengt zodra het zich heeft verspreid over de Westerse wereld
loop van de Middeleeuwen zien we dat het Schotse en Ierse Gaelic is dat het vooral heel erg onvolledig is.
uitsterft en men in de plaats Engels gaat spreken. Vanuit de filosofie
van Herder en Hegel is het heel simpel, het wordt één Het Historicistisch ideaal, de Historicistische manier van werken die
taalgemeenschap en bijgevolg moet het dus één natie worden. We het van de Duitsers heeft overgenomen is niet in staat om een aantal
weten van de Britse geschiedenis dat het omgekeerde is gebeurd. Met fundamentele vragen over het verleden aan te pakken. Één
het verstrijken van de eeuwen zien we een steeds scherpere Engelse, fundamentele vraag die in de 19 de eeuw naar boven komt, waar het
Schotse en Ierse identiteit. Het gevoel anders te zijn t.o.v. de buren Historicisme niets over kan zeggen, heeft te maken met de Industriële
neemt juist toe in de Britse geschiedenis. De vorming van het Britse Revolutie. Die Industriële Revolutie is een probleem voor het
imperium, een staat die de drie gemeenschappen samenbrengt, is een Historicisten. In de 18de eeuw werd over alles gewerkt, economische,
zeer conflict geladen gegeven. De Engelsen, Ieren en Schotten beseffen sociale, culturele, politieke geschiedenis. In de 19 de eeuw hebben die
m.a.w. dat staatsvorming veel meer is dan een soort reflectie van Duitse Historicisten gesteld dat geschiedenis in essentie maar over één
nationaliteitsontwikkeling. Zij beseffen dat staatsvorming een ding moet gaan, namelijk de vorming van staten. Duitse Historicisten
onafhankelijke variabele is t.o.v. nationale identiteiten. Nationale zijn empirisch zeer goed, maar tegelijk veel enger dan iedereen die en
identiteiten kunnen zich in de ene richting ontwikkelen, bv. 3 ooit is voorgegaan. Het gaan enkel over politieke geschiedenis, en dan
nationale identiteiten op de Britse eilanden. Staatsvorming kan zich in nog enkel over geschiedenis van staten. Waar iedereen in de 19 de eeuw
de andere richting ontwikkelen als één krachtige staat die al die naties aan de lijve ondervindt is natuurlijk de enorme economische
onder haar hoede gaat nemen, verenigen, ongeacht of de Ieren, transformatie van de Industriële Revolutie, waardoor Europa er aan
Schotten of Engels dat eigenlijk wel willen. De ervaring van de eigen het begin van de 19 de eeuw totaal anders uitziet dan eind 19 de eeuws
geschiedenis is heel anders is dan deze van de Duitstalige wereld. Het Europa. Over dat economisch aspect heeft Historicisme niets te
idee van objectieve wetenschap van de Duitsers vindt men goed. De zeggen. Het heeft er niet eens een methodologie voor omdat het enige
stelling dat u gewoon moet gaan voortbouwen op Herder en Hegel en waar Ranke en zo mee bezig waren politieke geschiedenis is. Dat is
dat dit een wetenschappelijk axioma is, iets dat altijd klopt en overal ook heel logisch. Aan de universiteit van Berlijn, waar voor het eerst
zal kloppen, dat is iets waar men in de rest van de wereld geen historici als professor worden aangesteld in 1810, begint Ranke in
boodschap aan heeft. De logische consequentie is dat in de loop van de 1825. Hij maakt carrière tot ongeveer 1850. Op dat moment is de
late 19de eeuw en de 20ste eeuw overal het idee leeft dat men dat goede Duitstalige wereld nog een zeer rurale wereld. De Industriële
ideaal van de Duitsers waar moet maken, maar we moeten dat wel Revolutie is dan al op volle gang in Groot-Brittannië. In Het grootste
eerst bevrijden van die Herderiaanse en Hegeliaanse ballast. Het deel van het Europese continent zien we de Industriële Revolutie pas