HOOFDSTUK 1
Sociale deprivatie = te kort hebben aan sociale en menselijke prikkels (= neurologisch te zien) vb: weeskinderen
Sociale paradox = we spreken mensen die we niet kennen niet snel aan.
We willen sociale contacten, maar doen er vaak zelf weinig voor.
Een gesprek aangaan met mensen die je niet kent = positieve ervaring
Angst om afgewezen te worden maakt paradox
Invloed
Als we behoefte hebbe aan andere mensen beïnvloeden deze ons ook.
(Vb: op café met vrienden, je wil naar huis maar ze vragen je om te blijven, je blijft.)
Laat ons soms domme dingen doen, we denken zelf niet na en laten anderen voor ons beslissen
(vb: auto’s op brug, brug stort in)
Nood maakt tot invloed
Onbewust/ bewust
Wanneer je tot iemands persoonlijke ruimte komt, voelt diegene zich ongemakkelijk
Intieme persoonlijke sociale publieke ruimte
1.1. STUDIEOBJECT VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.1.1. GEBIEDSOMSCHRIJVING
Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten, gevoelens en handelingen van mensen
beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere mensen
1) Een wetenschappelijke studie
a. Intuïtieve of alledaagse kennis gezond verstand, subjectief (verschilt bij iedereen) = NIET WETENSCHAPPELIJK
vb: dochter verliefd, intuïtieve kennis is soort zoekt soort of tegengestelden trekken elkaar aan
b. Empirische cyclus: wetenschappelijke ervaring, hypothesen opstellen, verschillende tests uitvoeren (zie boek)
Experimentje Mia en Yuna
Mia was proefpersoon: de snelheid waarmee ze op een slide de kleur kan aflezen van de woorden. Slide 1 staan de woorden in
dezelfde kleur, in slide twee staan de woorden in een andere kleur = 2 condities onafhankelijke variabele (heeft effect op
afhankelijke)
Onafhankelijke variabele: (diegene die gemanipuleerd wordt): diegene waarvan verwacht wordt dat hij invloed heeft op de
afhankelijke variabele
Afhankelijke variabele: die variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele: het gedrag dat gemeten wordt (snelheid
Mia)
Examenvragen voorbeelden
Een studie vergeleek het angstniveau van twee groepen van vrouwen. De vrouwen werden random toegewezen aan twee groepen.
De ene groep zag een film over de gevaren van slangenbeten, de andere groep een film die niets te maken had met slangen. De
onafhankelijke variabelen in dit experiment zijn: --> twee condities erbij zetten bij examen
A) het angstniveau in beide groepen
B) zowel of ze de film zagen als hun angstniveau
C) het soort van film dat de vrouwen te zien kregen
D) de vrouwen
,2) De gedachten, gevoelens en handelingen van mensen
a. In hoe we voelen A affectie
vb: trui met pomponnetjes (meisjes keken en lachten, je denkt dat het over uw trui gaat niet meer dragen)
b. In hoe we (over onszelf) denken C cognitie
Invloed van iemand op het gedrag van anderen vb: meisje wilde staartjes, beïnvloedde haar broertje om dat ook te
doen, hij deed dit maar nadat hij uitgelachen werd op school niet meer
c. In hoe we ons gedragen B (behaviour) gedrag
vb: vrouwen voelden zich onzeker door foto’s van andere extreem knappe vrouwen (beïnvloed)
De drie kunnen een invloed uitoefenen op elkaar
3) Beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van anderen
a. Fysiek/feitelijk: beïnvloedt doordat er op dat moment duidelijk iemand aanwezig is (bij Nicolas hangen )
b. Voorgesteld
vb: kledij fuif (kijken naar wat vrienden aandeden), infodag (ouders net aanwezig maar jij voelt hun invloed
c. Impliciet/ onrechtstreeks : reclame, verkeer, supermarkt, eten aan kassa
vb: ikea: bepalen richting je moet hele winkel rond voor uitgang
Enkele aanvullingen:
1. Beïnvloed worden en ook: beïnvloeden (geeuwen, slappe lach)
2. Niet altijd bewuste of intentionele invloed (oversteken aan rood licht, mensen volgen u)
3. Heel breed terrein, alles is sociale psychologie, specifieke invalshoek: sociale psycho beperkt zich niet enkel tot het sociale
1.1.2. DE EIGEN INVALSHOEK VAN DE SOCIALE PSYCHOLOGIE
Snijpunt tussen sociologie en psychologie
Eigen plekje
1.1.3. ONDERSCHEID MET SOCIOLOGIE
Sociale psychologie : aandaht individu , sociologie: maatschappelijke kenmerken (kans armoede, financiële onafhankelijkheid
vrouw…)
1.1.4. EIGEN PLAATS BINNEN PSYCHOLOGIE
o Persoonlijkheidpsychologie / dispositionisten
gedrag verklaren adhv karaktertrekken, persoonlijkheid
vb: iemand valt en bloedt, niemand helpt we zoeken naar de oorzaak in karakter
o Sociale psychologie / situationisten
kijken naar invloed van anderen, situatie, context. “externe factoren maken dat iemand niet helpt”
o Interactionisme = de twee samen zijn verklaringen voor het gedrag van de mens
1.2. ENKELE BELANGRIJKE EVOLUTIES
zelfstudie in grote lijnen kennen
,HOOFDSTUK 2
2.1. PERSONAL SPACE EXPERIMENT
Breek een norm (eis de plaats van iemand anders op tram) we hebben het er moeilijk mee
In de persoonlijke zone van een ander komen : vb: filmpje van student die dicht bij de mensen komt
Normen zijn verwachtingen waaraan we ons best dienen te houden wanneer we op een zo goed mogelijke manier willen
samenleven :
expliciete normen : wordt duidelijk zichtbaar gemaakt (niet eten of drinken)
impliciete normen: normen waar we ons houden, maar nooit duidelijk een afspraak rond is gemaakt (niet voorsteken in de
winkel)
vb: taart niemand nam als eerste een stuk, tenzij opleidingshoofd
2.2. HOE NORMEN ONTSTAAN
2.2.1. VAN BOVENAF OPGELEGDE NORMEN
- verticale, hiërarchische structuur
iemand heeft een gezag functie op u
o hogeschool (docenten)
o gezin (autoritair)
o verkeer (politieagent)
o religieuze organisatie (paus, pastoor ,priesters…)
- externe omstandigheden
o geen hiërarchische structuur
o bv: brand: degene die verpleegster is bv gaat leiding nemen en groep leiden
2.2.2. NORMEN DIE SPONTAAN ONTSTAAN BINNEN GROEP
- overleg en rationele besluitvorming
- spontaan en vaak onbewust (democratisch gezin waarbij kinderen via onderling overleg mee bepalen wat normen zijn)
2.2.3. NORMEN ALS PRODUCT VAN SOCIALE VERGELIJKING
- sociale normering
- sheriff mousafer (sociaal psycholoog) onderzoek gedaan rond sociale normering = in groep tot een gemeenschappelijke kijk
proberen komen
- ambigue situatie : een situatie die je niet zeker weet
Veel proefpersonen, individueel in proef laboratorium; lichtpuntje die niet beweegt, vroeg ze wat de afstand is dat ze beweegt
(maar hij beweegt niet = illusie) : sterke interindividuele verschillen: de ene schat afstand groot andere klein, er is geen juist
antwoord te geven, want beweegt niet (ambigue)
Personen die in alleen conditie zaten, nu in groep zetten er zijn 3 groep sessies nodig om tot een gemeenschappelijk antwoord te
komen. Wanneer we zelf niet zeker weten wat juiste antwoord is, kijken we naar de nader, we denken altijd dat de ander het beter
weet. Elk individu past zich aan om tot gemeenschappelijk antwoord te komen = groep sessie
Onafhankelijke variabele: alleen conditie of groep conditie
Afhankelijke variabele : de afstand waarover zij inschatten dat het lichtpuntje beweegt, afhankelijk van alleen conditie of groep
conditie Voor elk experiment onafhankelijk en afhankelijke kunnen zoeken !!
2.2.4. ENKELE TOEPASSINGEN LINK HFST 7
Sociale normering in alledaagse leven socialen media, wat mag wel en wat mag niet?
- Vb: Wij vergelijken ons sociaal met anderen (facebookvrienden)
- Wanneer je in ruimte komt met mensen die je niet kent : je mag er iet zomaar tegen babbelen
Sensibiliseringscampagne: mensen gevoelig maken zich in te spannen voor iets
Casus 1: hoe zorgen we ervoor dat mensen in hotel handdoeken hergebruiken (help save the environment)
, - conditie 1: please reuse towell)
- conditie 2: “a.u.b. herbruik handdoek, anderen voor u deden dit ook” sociale normmethode
casus 2: drinkgedrag studenten : nu studenten foute norm over drinken bij oudere studenten , we denken dat ze veel meer drinken,
Amerikaanse school onderzocht en de percentage gepubliceerd , geeft aan studenten aan wat de hogere groep is kans groter dat
je hierbij wil horen (working and drinking)
2.3. IMPACT GROEPSNORM OP INDIVIDU
welke invloed hebben ze op jou?
Automatische scoiale invloed
Conformeren aan groepsnorm
Inwilligen van een verzoek
Gehoorzamen aan bevel
2.3.1. AUTOMATISCHE SOCIALE INVLOED
- Subtiel en onbewust : bepaalde groepsnorm (met allen oversteken door rood)
- kijken naar bepaalde punt, er is niks maar iedereen kijkt mee / paniek / op café: waar veel mensen zijn , ga jij ook heen
omdat je denkt dat het daar beter is
- kameleoneffect : onbewust gedragingen, handeling, posities van het lichaam van anderen overnemen
2.3.2. CONFORMEREN AAN GROEPSNORM
= aanpassing, de neiging om de eigen opinies, attitudes of gedragingen aan te passen aan wat men als norm ervaart binnen de groep
(ergens heel graag bij willen horen, bij de meerderheid)
Vb: jonestown (sekte beïnvloeden van mensen, zelfmoord laten plegen)
Pejoratieve bijklank in het westen
kan positief zijn (tijdens colleges)
in Azië erg belangrijk (aanschuiven voor in metro, in België proppen)
VERSCHIL MET SHERIFF (LICHPUNTJESEX)
conformeren tegen beter weten in
Asch (lijnstukkenex) : wat als je geen ambiguïteit creëert, maar juist een duidelijke situatie
met een eenduidig juist antwoord , dan zouden we niet meegaan met de groep, maar
vasthouden aan eigen mening (als je weet wat juiste antwoord is)
Je had twee kartonnen; op het ene stond 1 lijnstuk, op het andere 3. “welk van die 3
lijnstukken is in lengte even lang als die van dat andere karton?” (zie dia 24) eenduidige
situatie
- Pseudoproefpersonen (rolspelers) : zij moesten verkeerde antwoord geven
- 1/3 ging mee in het foutief kiezen, omdat ze onzeker werden over eigen antwoord
door antwoorden van anderen
TWEE SOORTEN CONFORMISME :
o Reasons to agree
o Informatiegerichte beïnvloeding : bij een tekort aan informatie, antwoorden zoeken in groep
Specifiek hierbij; als situatie onduidelijk is, als er sprake is van een crisis, als anderen mensen deskundigen zijn
o Pressure to comply
o Normatieve beïnvloeding : geen tekort aan informatie, je weet wat juiste lijnstuk is, maar laat je toch Beïnvloeden
om erbij te horen en te voldoen aan de norm van de groep
Specifiek hierbij; rages/hypes – hot or not…, lichaamsbeeld vrouwen
basisexperiment/ varianten experiment