Psychodiagnostiek 2
H1: Uitgangspunten psychodiagnostisch procesmodel
Inleiding
Wat? Klinische psychodiagnostiek is een besluitvormingsproces, het is gericht op het
verzamelen en analyseren van info, het is een wetenschappelijk onderbouwde methodiek
Doelen: begrijpen waarom deze client zich op dit moment bij ons presenteert met
deze klachten (onderkenning), inzicht krijgen in de onderliggende mechanismen
(verklaring), bepalen hoe we deze client het beste verder kunnen helpen (indicatie)
Waarom? Foutenbronnen: geen systematische en consistente werkwijze hanteren,
informatie zoeken die idee bevestigt, gebrekkige kwaliteit van de onderzoeksmiddelen en
ongeschikte normen, onvoldoende samenwerking met client en zijn omgeving, diagnostisch
proces onvoldoende afgestemd op de hulpvragen van de client, voor de hand liggende
diagnoses en interventies over het hoofd zien, besluitvorming onvoldoende gebaseerd op
beschikbare gegevens, besluitvorming onvoldoende expliciteren en daardoor onvoldoende
duidelijk voor collega’s en cliënten, te vlug adviezen formuleren
Hoe? Psychodiagnostische modellen: empirische cyclus van De Groot
Centraal: genereren en toetsen van hypothesen = basis van alle ontwikkeling in de
wetenschappelijke psychodiagnostiek d.w.z meeste modellen hebben
HYPOTHESETOETSEND karakter
Werkveldoverschrijdend, los van specifiek psychologisch denkkader, expliciteren van
denkproces achterliggend aan het handelen
Kwaliteitsverhogend: door systematisch, transparant, beredeneerd werken – fouten
voorkomen – tevredenheid vergroten
Uitgangspunten
Uitgangspunt 1: de psychodiagnosticus handelt en denkt als een sciëntist – practitioner
psd hanteert als professional in het werkveld een wetenschappelijke basishouding:
Hypothese formuleren obv wetenschappelijke kennis, instrumenten kiezen met
goede psychometrische eigenschappen, op betrouwbare manier resultaten van het
onderzoek bepalen, evidence based interventies
Uitgangspunt 2: de psychodiagnosticus stelt de client steeds centraal
Uitgangspunt 3: de psychodiagnosticus handelt en denkt interventiegericht
Psychodiagnosticus onderzoekt ifv advies op maat, Diagnose en/of integratief beeld
≠ doel = middel
,Uitgangspunt 4: de psychodiagnosticus handelt en denkt systematisch
Model = expliciteert stappen in denken en handelen, ideale of wenselijke werkwijze,
Systematische reflectie en evaluatie na elke stap
Uitgangspunt 5: de psychodiagnosticus hanteert een transactioneel referentiekader
Afstemmen individu met de omgeving en de klachten/ problemen
Uitgangspunt 6: de psychodiagnosticus werkt constructief met de client en andere
betrokkenen
De psychodiagnosticus werkt samen met: de client, de omgeving (ouders,
leerkrachten, werkgever,…), andere disciplines (artsen, verpleegkundigen,
logopedist, kinesisten,…)
Uitgangspunt 7: de psychodiagnosticus handelt en denkt fair en cultuurbewust
Faire en cultuurbewuste diagnostiek = kwaliteitsvolle diagnostiek bij: kansarmen,
allochtonen, personen met een beperking
Uitgangspunt 8: de psychodiagnosticus benut en versterkt de positieve aspecten van de
client en zijn omgeving
De neiging om te focussen op het negatieve, Expliciete aandacht voor positieve
krachten van client en protectieve factoren client en/of omgeving
Uitgangspunt 9: het handelen is steeds in lijn met de deontologische code, wettelijke
richtlijnen en ethische normen en waarden
Wettelijke en deontologische richtlijnen (bv: rechten en plichten client uitleggen,
dossier correct bijhouden, respecteren gedeeld beroepsgeheim)
Ethische waarden en normen (bv: respect, verantwoordelijkheid, integriteit,
competentie,…)
H2: Psychodiagnostiek in de praktijk
Clusteren en classificeren
= overzichtelijke samenvatting van info in fase van aanmelding en intake
Kop model
K=OxP
Klachten zijn het gevolg van een wisselwerking tussen omstandigheden (O) en de
persoonlijke stijl (P) waarmee een individu op die omstandigheden reageert
2
,Situering KOP
Kortdurende interventies in eerste lijn GGZorg: stapsgewijs protocol aan patiënten met
lichte tot matige psychische problematiek, gebaseerd op KOP-model
Eenvoudig en gemakkelijk overdraagbaar werk model, gebaseerd op empirische cyclus,
transdiagnostisch en gelaagd concept van persoonlijkheid (focus op copingsstijl)
Componenten KOP
K = Klachten O = omstandigheden P = persoonlijke stijlkenmerken
Gedachten (cognitief) Heden- verleden Temperament
Gewaarwording (fysiek) Werk, opleiding, Copingstijl
lichamelijke gezondheid,
sociale contacten, relaties,…
Gevoelens (emoties) Zelfbeeld- beeld van anderen
Gedragingen Intelligentie
(+interpersoonlijk)
Hechtingsstijl
Klacht = probleem/ pathologie
Omstandigheden = stresserend/ tegenslagen
Persoonlijkheid = copingsijl/ gewoonten/ reactiepatronen
Stressoren/tegenslagen = gebeurtenissen of prikkels die als belastend worden ervaren
Copingstijl/gewoonten = stereotiep waarop iem met gebeurtenissen/tegenslagen omgaat
ICF- model
Algemene info ICF
ICD11: classificatiesysteem voor ziekten, aandoeningen en gezondheidstoestand
3
, ICF: classificatiesysteem om functioneren en de beïnvloedende factoren te clusteren en te
beschrijven vanuit 3 verschillende perspectieven (BIO- PSYCHO-SOCIAAL), het beschrijft hoe
mensen omgaan met hun gezondheidstoestand
ICD10 en ICF = complementair: toegepast o.a. in CLB – CAR (centrum voor ambulante
revalidatie)
Doelen ICF
1 wetenschappelijke basis voor begrijpen en bestuderen van menselijk functioneren,
uitkomsten en determinanten
2 gemeenschappelijke eenvoudige taal (verbetert communicatie tussen verschillende
partijen en sectoren)
3 vergelijkbaarheid van gegevens
4 systematisch codestelsel voor informatiesystemen
Componenten ICF
4