Alle tentamenstof beginselen staatsrecht (R_BegSta)
Samenvatting Beginselen van het Nederlandse staatsrecht
Samenvatting Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Alles voor dit studieboek (23)
Geschreven voor
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Criminologie
Inleiding Staats- en Bestuursrecht (RC114)
Alle documenten voor dit vak (30)
Verkoper
Volgen
manon8
Voorbeeld van de inhoud
Bestuursrecht in het AWB-tijdperk
Hoofdstuk 2 – De algemene wet bestuursrecht en de relatie tot
bijzonder bestuursrecht
2.1 Totstandkoming Awb
2.2 Systeem en inhoud
2.3 Relatie met andere wetgeving
De Awb is van groot belang voor de uniformering van het bestuursrecht. Dit is een belangrijke
doelstelling voor de wetgever.
Er zijn verschillende categorieën Awb-regels te onderscheiden:
a. Dwingend recht
Dit zijn regels die zonder uitzondering voor het hele bestuursrecht behoren te gelden. De meeste
regels in de Awb zijn dwingend van aard, de regel noemt dan geen mogelijkheid om er van af te
wijken.
b. Regelend recht
Dit zijn regels die gelden voor normale gevallen, in Awb de hoofdregel. Er zijn ook bijzondere
gevallen, waarbij er van deze regels afgeweken moet worden, ook door lagere regelgevers. Een
afwijkingsmogelijkheid staat in de Awb als ‘tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald’. Hiermee
wordt een wet in materiële zin bedoeld (algemeen verbindend voorschrift).
c. Aanvullend recht
Ook zijn er gevallen waarvoor het niet goed mogelijk is een algemeen geldende regel te formuleren.
d. Facultatief recht
Dit recht geldt niet, tenzij een regelgever of bestuursorgaan bepaalt dat het wél moet worden
gevolgd. Het is dus optioneel recht.
2.4 Terugblik
Hoofdstuk 3 – Bestuur en bestuurden
3.1 Inleiding
De spelers in het Awb-veld zijn aan de kant van de overheid bestuursorganen. Aan de andere kant
staan de belanghebbenden. Voor het instellen van beroep bij de bestuursrechter en het maken van
bezwaar tegen besluiten van bestuursorganen moet je belanghebbende zijn.
Dé overheid bestaat niet. In de juridische wereld is het een verzameling van organen,
(rechts)personen, instellingen, instanties, organisaties en diensten
Ook dé burger bestaat niet. In Nederland wonen meer dan 17,5 miljoen natuurlijke personen, en
daarnaast zijn er talloze rechtspersonen. Al deze personen hebben te maken met de overheid. Er kan
bij het maken van beslissingen geen rekening worden gehouden met de belangen van ál die
personen.
,3.2 Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat: centraal geregeerde staat met onderdelen (zoals
provincies en gemeenten) die een eigen bestuursorganisatie en een zekere mate van zelfstandigheid
bezitten.
Territoriale decentralisatie: naast regering en parlement zijn er organen die voor een bepaald
territorium een algemene bevoegdheid hebben gekregen tot het vaststellen van algemeen
verbindende voorschriften of tot het nemen van andere beslissingen. De omvang van deze
bevoegdheden is begrens: ze mogen alleen beslissingen nemen die in het belang (kunnen) zijn van de
personen op hun territorium.
Organen van de gemeente en provincie (zoals gemeenteraad, burgemeester en college van B&W)
decentralisatie: bestuursorganen die slechts bevoegd zijn beslissingen te nemen voor enkele in de
wet omschreven terreinen of functies
Bij waterschappen is er sprake van een mengvorm van functionele en territoriale decentralisatie. Een
waterschap is specifiek belast met de waterstaatkundige verzorging en/of zorg van
waterstaataangelegenheden binnen een bepaald territoriaal gebied
Het bestaan van verschillende soorten bestuursorganen zorgt voor een grote bestuurlijke diversiteit
en er wordt een optimale efficiëntie nagestreefd bij de uitvoering van bestuurstaken. Er is een
kleinere afstand tussen burger en bestuursorgaan, er kan makkelijk informatie worden uitgewisseld,
snel beslissingen worden genomen en de bestuursorganen zijn in staat te letten op de naleving van
een beslissing en zo nodig maatregelen te nemen.
Nadelen van bestuurlijke decentralisatie is dat democratische controle problematisch kan worden
3.3 Openbare lichamen
Een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt, heet een openbaar lichaam.
De belangrijkste zijn de territoriale openbare lichamen: Staat, provincie en gemeente. Binnen deze
openbare lichamen onderscheiden we verschillende bestuursorganen, die elk een aparte taak
uitoefenen.
Openbare lichamen kennen een algemeen (gekozen) bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter
Provincie: provinciale staten (algemeen bestuur), college van gedeputeerde staten (dagelijks
bestuur), commissaris van de koning (voorzitter)
Ook zijn er functionele openbare lichamen (art. 134 Gw). Het gaat hier om een orde of instituut van
een bepaalde beroepsgroep, dat met regelgevende bevoegdheid is belast. De organen van deze
openbare lichamen kunnen eenzijdig regels vaststellen
Alle openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid: zij kunnen deelnemen aan het
privaatrechtelijke rechtsverkeer, ze kunnen dus contracten sluiten en vermogen hebben (art. 2:1 BW)
3.4 Bestuursorganen
3.4.1 Algemeen
Een publiekrechtelijke rechtspersoon (zoals een gemeente) handelt doorgaans via haar
bestuursorganen die besluiten nemen op grond van publiekrechtelijke bevoegdheden. Maar ze
kunnen ook vermogensrechten (dus privaatrechtelijk handelen) gebruiken om publieke doelstellingen
te bereiken.
In de Awb is bepaald dat voor de toepasselijkheid van de Awb er sprake moet zijn van een orgaan dat
bestuurt. Besturen kan bestaan uit het vaststellen van regelgeving, het nemen van beschikkingen, het
,besluiten tot verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Kortom, er moet sprake zijn van
een bestuursorgaan.
Art. 1:1 Awb bevat de definitie van bestuursorgaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed
Er zijn 2 categorieën organen: a- en b- organen. Wanneer een instantie onderdeel uitmaakt van een
publiekrechtelijke rechtspersoon (rechtspersoon krachtens een bijzondere wet), dan is er sprake van
een a-orgaan. In het artikel staat “van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld”, dit
houdt in dat een privaatrechtelijke rechtspersoon (bv. Stichting of vennootschap) nooit een a-orgaan
kan zijn.
a-bestuursorganen worden herkend als ‘de overheid’: minister (orgaan van de publiekrechtelijke
rechtspersoon staat) of het college van B&W (orgaan van de publiekrechtelijke rechtspersoon de
gemeente)
B-organen zijn andere personen of colleges die met openbaar gezag zijn bekleed. Bepalend is dus wat
deze personen of colleges doen en welke bevoegdheden ze daarbij uitoefenen. Alleen als deze
handelingen en bevoegdheden een publiekrechtelijk karakter hebben (dus als er openbaar gezag
wordt uitgeoefend) spreken we van een b-orgaan. Het gaat om privaatrechtelijke rechtspersonen of
natuurlijke personen waaraan een deel van een overheidstaak is opgedragen
Een belangrijk verschil tussen a- en b-organen is dat a-organen voor al het handelen (ook feitelijke en
privaatrechtelijke) zijn gebonden aan de Awb, terwijl b-organen alleen aan de Awb zijn gebonden
voor zover zij publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen (voor zover zij besluiten nemen)
In art. 1:1 lid 2 Awb staan de organen, personen en colleges die uitdrukkelijk niet als bestuursorgaan
worden aangemerkt. Zij vallen eigenlijk onder de definitie van het a-bestuursorgaan, maar de Awb is
niet op hen van toepassing, mede vanwege de staatsrechtelijke positie van die organen (zoals de
wetgevende en rechtsprekende macht)
Bestuursorganen vallen met al hun handelen onder de regels van de Awb, maar ook hier zijn
uitzonderingen op. In art. 1:6 Awb staan uitgesloten handelingen, die raken aan de strafrechtelijke
rechtshandhaving. Awb is niet van toepassing op de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Dus
als de minister van Justitie en Veiligheid daarover een beslissing neemt, is hij daarbij niet gebonden
aan de regels van de Awb
3.4.2 A-bestuursorganen
Art. 1:1 lid 1 sub a Awb: bestuursorganen zijn in de eerste plaats organen van rechtspersonen (in de
zin van art. 2:1 BW) die hun grondslag vinden in het publiekrecht. Deze publiekrechtelijke
rechtspersonen zijn ingesteld krachtens wettelijk voorschrift. Als in een wet iets staat van: ‘er is een
organisatie x en deze x bevat rechtspersoonlijkheid’, dan kun je afleiden dat deze organisatie bij wet
rechtspersoonlijkheid toegekend heeft gekregen en dus als publiekrechtelijke rechtspersoon
kwalificeert.
De publiekrechtelijke rechtspersoon zelf is GEEN bestuursorgaan. In art. 1:1 lid 1 onder a staat dat
haar ‘orgaan’ als bestuursorgaan moet worden gezien. Deze is slechts de huls, de organisatie die
privaatrechtelijke bevoegdheden heeft. De onderdelen (organen) van die publiekrechtelijke
organisatie voeren de wettelijke taken uit en besturen, deze organen zijn dus de a-bestuursorganen
Voorbeelden organen:
, - Van de staat: de regering (art. 42 Gw) en de ministers (art. 43 Gw)
- Van de provincie: provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de koning
(art. 125 Gw en art. 6 Pw)
- Van de gemeente: de gemeenteraad, burgemeester en het college van burgemeesters en
wethouders (art. 125 Gw en art. 6 Gemw)
De Awb geeft geen definitie voor ‘orgaan’. Het komt erop neer dat organen over eigen taken
beschikken, die blijken uit de wet.
3.4.3 B-bestuursorganen
Op grond van art. 1:1 lid 1 sub b Awb zijn ook bestuursorgaan: andere personen of colleges die met
enig openbaar gezag bekleed zijn. Het gaat hierbij om particulieren of privaatrechtelijke instellingen,
waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen. Of men met een privaatrechtelijke
rechtspersoon te maken heeft, kan men vaak aan de naam van de instelling zien. Art. 2:3 BW somt de
verschillende privaatrechtelijke rechtspersonen op: verenigingen, coöperaties, onderlinge
waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen (nv’s), besloten vennootschappen (bv’s) en
stichtingen. Deze instellingen nemen deel aan het privaatrechtelijke rechtsverkeer. Zij kunnen een
bestuursorgaan zijn, omdat zij door de wetgever met ‘openbaar gezag’ zijn belast.
Het openbaargezagscriterium betekent dat deze instellingen publiekrechtelijke rechtshandelingen
kunnen verrichten. Een wet geeft deze instelling de bevoegdheid om eenzijdig de rechtspositie
(rechten en/of verplichtingen) van andere rechtssubjecten te bepalen. Ze kunnen dus besluiten
nemen.
Bijvoorbeeld een garagebedrijf dat APK-keuringen verricht. Het garagebedrijf zal vaak een bv zijn
(en dus een privaatrechtelijke rechtspersoon), die van de Dienst-Wegverkeer de bevoegdheid van Apk
heeft gekregen. Het afgeven van een apk-rapport brengt een verandering teweeg in de rechtspositie
van anderen. Met goedkeuring heeft de eigenaar van de auto namelijk het recht gekregen om met de
auto de openbare weg op te gaan.
Daardoor is het garagebedrijf die de erkenning heeft gekregen een b-bestuursorgaan: hij is een
persoon met openbaar gezag bekleed.
Andere voorbeelden van b-bestuursorganen zijn de Nederlandsche Bank (op grond van de Bankwet)
en de bijzondere universiteiten zoals de VU voor zover zij bestuursbevoegdheden uitoefenen, zoals
het verlenen van een getuigschrift
Buitenwettelijke b-bestuursorganen: rechtspersoon kwalificeert als een b-bestuursorgaan, zelfs
zonder dat de rechtspersoon in een wettelijk voorschrift met die bestuursbevoegdheid is belast. Twee
vereisten:
1. er moet zijn voldaan aan het inhoudelijke vereiste. Dit houdt in dat de criteria voor de
geldverstrekking door het orgaan in kwestie in beslissende mate door één of meer a-organen
moeten worden bepaald
2. er moet zijn voldaan aan het financiële vereiste. Dit houdt in dat de financiering van de
verstrekking door het orgaan van de privaatrechtelijke rechtspersoon in overwegende mate
afkomstig moet zijn van één of meer a-organen
3.4.4 Gevolg verschil a- en b-bestuursorganen
Voor de rechtsbescherming maakt het geen verschil of een a- of een b-orgaan een besluit neemt. Er is
wel een verschil wanneer a- en b-organen privaatrechtelijke rechtshandelingen of feitelijke
handelingen verrichten. Hoofdstuk 2 en 3 van de Awb zijn ook van toepassing op deze handelingen,
als een a-orgaan ze verricht. Hoofdstuk 2 geldt voor al het verkeer tussen bestuursorganen. Daarnaast
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper manon8. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.