I.
Muziek in de oudheid
Muziek in het Oude Griekenland
begrip 'mousiké'
= kunst in tonen
= kunst van de Muzen
breed begrip (cultuur)
geen Grieks apart begrip muziek (alle kunsten v muzen)
9 muzen
teksten Plato, Aristotels, Hesiodes 'De geboorte van de
goden'
dochters Zeus en Mnemosyne (=geheugen)
inspireren sterfelijke dichter (verleden)
1.
Griekse denken over muziek
Griekse literatuur: informatie op 3 manieren
1. sociale gebruiken
verschillende vormen: hymnen, liefdesliederen, drankliederen, ...
melos = gezongen poëzie
monodie (individuele zanger)
koorzang
epinikion (mengvorm)
meest gebruikte instumenten: aulos, lyra, kithara
2. filosofische beschouwingen
1
, Plato & Aristoteles: plaats, betekenis, functie in samenleving
geen onafhankelijke kunstvorm
vervlochten met wetenschap en moraal
3. technische traktaten
onderzoek v toonsystemen en stemmedthoden
invloed latere muziektheorie
tech begrippen: diatonische, chromatische, enharmonische
toonsoorten
tetrachord
4 categoriën van Griekse denken over muziek
Kosmologie
= muziek als hoorbare veruiterlijking v samenhang van de wereld
1. PYTHAGORAS (6de eeuw vc)
intervallen verklaard vlgns verhoudingen tss 4 getallen v tetraktys
(1-2-3-4)
muziek en kosmos // getallenverhoudingen
muziek als wetenschappelijk domein
2. PLATO (4de eeuw vc)
De Staat: vertelling v de krijgsman Er (geheimen v leven na dood)
fysieke lichaam van het universum beschrijven in mythische termen
Timaois: mathematische indeling v het universum
ondeelbare-deelbare-timaios
verhoudingen 3/2, 4/4; 9/8, 256/243
3. CICERO (1ste E vc): Droom van Scipio
'harmonie der sferen' (ontstaan uit mathematische
verhoudingen)
aardse muziek als imitatie van de muziek der sferen
Muziek en ethiek
2
, 'ethos' = zedelijk karakter
muziek: karakter indrukken en beïnvloeden
1. DAMON VAN ATHENE (5de eeuw vc)
Griekse toonladder: nationaal karakter uitdrukken
(dorische, lyrische, frygische modi)
2. PLATO: harmonia van de ziel
muziek: ethische uitwerking op mens
moreel schadelijke en moreel goede muziek
niet voor plezier
veroordelen van instrumenten
3. ARISTOTELES
Politeia: muziek in de opvoeding + beschaafde ontspanning
Poëtica: mimesis (nabootsing)
veroordelen v instrumenten
Muziek als techniek
1. ARISTOXENOS VAN TARENTE (4de eeuw vc): Over harmonieën
muziektheorie als autonome discipline
definitie van 3 'genera'
enharmonische, chromatische, diatonische genus
tonoi ipv harmonia
= transpositie van toonladders
Muziek als genot
1. EPICURISME
= genot nastreven als doel van het leven
muziek = bron v onschuldig plezier, natuurlijk fenomeen
2. SCEPTICISME
3
,= mens kan geen kennis verwerven
muziek = bron van plezier en ontspanning
maar: geen natuurlijk fenomeen (muziek geen object v kennis)
Empiricus (2de eeuw nc) : Tegen de geleerden (musici)
muziek ≠volwaardig studiedomein, louter afleiding
Muziek in de vroege christelijke kerken
bron: patristiek (4de eeuw)
= geschriften v christelijke kerkvaders (Ambrosius, Augustinus)
geen radicale breuk met oudheid
= aanpassing christelijke verhalen aan filosofie
3 belangrijke christelijke riten via psalmodie
= eenvoudige voordracht v oudtestamentische
psalmen
1. officie (getijdengebed)
= gezangen door monniken op geregelde tijdstippen van de dag
'getijden': hoe christenen dag indelen (drie-eenheid)
2. vigilie (middernachtgebed, nachtwake)
3. mis (eucharistie)
= herdenking v het laatste avondmaal v christus
centrale rite v het christendom
1.
Intellectuele erfenis van de oudheid
Zeven Vrije Kunsten
= Artes Liberales
= intellectuele traditie v de late oudeheid
opleiding:
1. trivium = 'kunst van het woord'
4
, vakgebieden grammatica, retorica, dialectica
2. quadrivium
mathematische vakgebieden arimetica, musica, geometrica,
astronomica
muziek als mathematisch studiedomein
Augustinus 'De Musica'
muziek v essentieel belang:
intepreteren bijbel
kennis v universele verhoudingen
Boëthius (6de eeuw)
+ Cassiodorus: encyclopedisch overzicht v Artes Liberaeles
bemiddelaar oudheid en middeleeuwen
rationalistische richting
harmonie der sferen
Plato's ethosleer
indeling van muziek in 3 soorten/studiedomeinen
1. musica mundana = harmonie v wereld en universum
2. musica humana = harmonie v menselijke lichaam en ziel
3. musica instrumentalis = muziek op instrumenten
later: St-Victor
1. in pulsa "door te slaan" = percussie
2. in flato "foor beweging v lucht" = fluit en orgel
3. in voce "door de stem" = menselijke zang
hiërarchie
ware musicus (geleerde): theoretisch, via contemplatie
instrumentalist (handwerker)
5
,II.
Muziek in de middeleeuwen
Cantus planus
terminologie: plainchaint, le plain-chaint
Latijnse term "vlakke zang"
onderscheid 'cantus mensurabilis' (gemeten zang)
gregoriaans: foutieve toeschrijving paus Gregorius de Grote
(Sanctissimus)
alternatieve ritussen: Oud-Romeins, Ambrosiaans, Gallicaans,
Mossarabisch
1ste schriftelijke vastgelegde repertoire
levende traditie
officiële zang Latijnse kerk
kenmerken muziek uit mondelinge traditie (vaste formules)
1.
Historische context
Karolingische renaissance
= culturele en religieuze hervormingsbewegingen in de 9de eeuw
olv Pippijn de Korte, Karel de Grote, Lodewijk de Vrome
doel: relgieuze eenheid
standaardisering van de ritus (eenheidsritus)
model: ritus Romeinse kerk
Hadrianum = kopie v sacramentarus v Paus Gregorius
6
, gevraagd door KDG aan paus Hadrianus
standaardmisboek Frankische kerk
muziek: synthese Romeinse en Frankische tradities
Admonitio generalis (789): kerkelijke en educatieve
hervormingen
° scholae cantum
= zangscholen in kerken en kathedralen
2.
christelijke cultus
2 belangrijke onderdelen
1. Eucharistie (mis)
centrale rite: laatste avondmaal herdenken
2 types gezangen:
ORDINARIUM: 5 gezangen, elke misviering
kyrie, gloria, credo, sanctus, agnus dei
PROPRIUM = gezangen voor bepaalde misviering, feestdagen
2. Offcie (getijdengebed)
systeem v tijdsindeling (3-eenheid)
cyclisch tijdsbegrip: dagelijkse, wekelijkse, jaarlijkse cyclie
(Kerkelijk jaar)
SINGULIER
of Romeins, canoniek
= gebedsdiensten in kathedralen, collegiale kerken, parochiekerken
MONASTIEK
= gebedsdiensten in kloosters
muziek volgens regel v Benedictus (norm Europese kloosters)
3.
7
, Muziek neerschrijven
teksten Romeinse ritus: verspreid via handgeschreven boeken
vb.: Anifonarius v Mons Blandinus (800, N-Frankrijk)
officiegezangen opgetekend in: antifonarii, psalters, hymnen
uitbreiding gregoriaanse repertoire: noodzaak neerschrijven
mondelinge traditie: vaste formules
nieuwe vormen: tropen en sequensen = geen vaste formules
graduale
= boek met gezangen v het proprium
medio 9de eeuw: muzieknotatie
Musica Disciplina v Aurelianus v Réôme
Neumenschrift
1ste vorm v muzieknotatie
neumen = eenvoudige tekens, bovenaan tekst
weergeven: melodie stijgen of dalen
oorspronkelijk: 'gebaar'
muziek: 'melodisch gebaar'
adiastematische notatie
= notatie zonder aanduiding v toonhoogten
Guido van Arezzo (1000)
monnik, zangmeester kathedraal v Arezzo
uitvinding: notatie op notenbalk
principe: notenschrift en solmisatie
solmisatie = geheugenmiddel via toonhoogten
basis moderne solfège
= toonhoogten aanduiden met lettergrepen
diastematische notatie
8